Kano-vraagbaak
mogelijke antwoorden op allerlei vragen over kanovaren
1. Waar kan ik het beste proberen of kanovaren wat voor mij is?
Een natuurgebied zoals de Weerribben in Overijssel is ideaal om dat eens rustig uit te proberen. Je kunt daar namelijk veel beschutting tegen de wind vinden en de afstanden kunnen naar vermogen korter of langer gemaakt worden. In het tweede weekend van september is daar ook een speciaal Open Kano Treffen waar je kennis kunt maken met diverse aspecten van het kanovaren met open kano’s.
Hou er wel rekening mee dat kanovaren niet vanzelf goed gaat, maar de nodige kennis en kunde en dus training vraagt! Met name solovaren met een enkelbladige peddel is een kunst apart — zie ook het antwoord op vraag 12. Een goed gekozen peddellengte is daarbij van belang — zie het antwoord op vraag 2.
Hoe groot is de afstand die je per dag met een toerkano kan afleggen?
Dat is naast je eigen peddelvaardigheden heel afhankelijk van omstandigheden zoals wind, golven en stroming.
Bij een trektocht op vlakwater met een all-round toerkano is het verstandig uit te gaan van een gemiddelde snelheid van zo’n 5 kilometer per uur bij circa 5 uur peddelen per dag.
2. Hoe lang moet mijn peddel zijn?
Uitgangspunt is dat wanneer je in je eigen kano zit met het peddelblad onder water en de peddelsteel verticaal, de peddelgreep ter hoogte van de schouder van je duwarm uitkomt, dus net onder je kin (figuur 1).
Van daaruit kun je voor jezelf uitvinden welke lengte bij jouw manier van peddelen het beste compromis vormt tussen voldoende effectiviteit en efficientie. Te simpel gezegd: korter wordt ineffectief en langer is vermoeiender en maakt het lastiger om de draai- en J-slag goed uit te voeren (zie het antwoord op vraag 12 en 14).
Hoe kun je dan op het droge de juiste peddellengte bepalen?
Op het droge kun je dus eigenlijk niet de juiste peddellengte bepalen. Er zijn wel vuistregels waarmee je een voorselectie kunt maken van geschikte peddellengtes om zelf uit te proberen. Sommige van die vuistregels zijn echter bedoeld voor langbladige steekpeddels. Als je zo’n vuistregel hanteert bij kortbladige peddels, krijg je langere steellengtes en dus te lange peddels. Het is namelijk de steellengte van een peddel die bepaalt hoe hoog je duwarm uitkomt tijdens de voorwaartse slag en niet de totale peddellengte, zoals figuur 2 laat zien.
Figuur 2. Peddelgreep op schouderhoogte met kort- en langbladig peddel
Als je dus een vuistregel op het droge gebruikt om de peddellengte te bepalen, hanteer dan in ieder geval een vuistregel waarbij de lengte van het peddelblad geen rol speelt, zoals bijvoorbeeld de methode in figuur 3.
Figuur 3.
Zijn er nog meer dingen om op te letten bij de peddelkeuze?
Peddelblad moet niet te groot voor je zijn — zie ook het antwoord op vraag 14.
Hoe minder een peddel weegt hoe gemakkelijker je peddelt.
Hoe scherper de randen van het peddelblad hoe gemakkelijker het peddelt.
Probeer als toervaarder of een knikpeddel wat voor je is — zie het antwoord op vraag 15.
3. Wat voor kano is het meest geschikt voor het maken van tochten?
Een toerkano...
Toerkano's zijn er in verschillende maten en vaareigenschappen. Wat voor toerkano het meest geschikt voor jou is, hangt onder andere af van:
of je enkel dagtochten met weinig bagage gaat maken,
of (ook) trektochten met volledige kampeeruitrusting en proviand aan boord;of je solo of tandem gaat varen, of allebei — zie het antwoord op vraag 4;
of je passagiers wilt meenemen;
of je alleen op vlakwater gaat varen of ook in golven en stroomversnellingen.
Weet wat je gaat doen, dan kun je als eerste bepalen hoe groot je kano moet zijn aan de hand van het totale gewicht van bagage + bemanning waarmee je gaat varen. Een kano moet namelijk niet te klein maar ook niet veel groter dan nodig zijn, aangezien dat vooral met wind minder gemakkelijk peddelt. Hou er wel rekening mee dat de capaciteit die kanobouwers bij hun kano’s opgeven veelal een volume-capaciteit is. Bij een diepe kano kan die capaciteit wel twee keer zo veel zijn als de hoeveelheid gewicht waarmee die kano het beste vaart bij het beoogde gebruiksdoel.
Als je weet hoe groot je kano moet zijn, kun je de vaareigenschappen en materiaal-eigenschappen bepalen die voor jou van belang zijn. Zo moet bijvoorbeeld de ‘ideale’ all-round toerkano:
zo snel mogelijk varen met jouw gemiddelde inspanning;
zo min mogelijk snelheid verliezen door tegenwind en golven;
voldoende stabiliteit hebben waardoor je je in alle voorkomende omstandigheden zeker genoeg kunt zijn;
voldoende droog varen zonder te groot te zijn;
voldoende capaciteit hebben voor trektochten maar ook licht beladen nog redelijk varen;
makkelijk op koers te houden zijn bij alle wind- en golfrichtingen;
voldoende manoeuvreerbaar zijn in golven en lichte stroomversnellingen;
een dusdanig peddelcomfort hebben dat langdurig peddelen zo aangenaam mogelijk is, onder andere doordat de kano niet te breed is op de plek waar je peddelt;
zo licht en sterk zijn als mogelijk en nodig — zie ook het antwoord op vraag 6 en 16.
All-round toerkano’s Kipawa en Prospector 16'
De grootste all-round tandem toerkano’s kunnen naast hun geschiktheid voor expeditie-achtige tochten ook uitstekende gezinskano’s zijn. Kleine tandem toerkano’s kunnen goed bruikbaar zijn als all-round toerkano met zware belading voor solovaarders — zie ook het antwoord op vraag 4.
Sommige all-round toerkano’s zijn droog en wendbaar genoeg om in beperkte mate op wildwater gebruikt te worden en worden dan ook wel rivier-toerkano’s of wildwater-toerkano’s genoemd. Door die vaareigenschappen zijn ze echter weer minder geschikt om lange afstanden af te leggen, zeker met harde wind en golven op groter water.
Kun je met een open toerkano ook op groot water varen zoals de zee?
Heel dicht bij de kust van groot water varen, is met een daarvoor geschikte open toerkano en geschikte bemanning bij geschikte omstandigheden te doen. “Geschikt” betekent in dit verband dat je goed vooruit moet kunnen komen zonder teveel water van golven binnenboord te krijgen en geen problemen met stabiliteit ondervindt. Wil je echter vooral tochten over groot water maken, dan levert een zeewaardige toerkajak, eventueel een gesloten toerkano zoals de Clipper Sea-1, een uitlegger-kano of een echte zeekano wat dat betreft minder beperkingen op dan een open toerkano.
4. Kun je een tandem kano ook alleen varen?
Een tandem kano kun je ook solo varen, maar de stroomlijn, breedte en windvang van een tandem kano zijn daar niet handig voor. In principe kun je er vanuit gaan dat hoe groter de tandem kano, hoe zwaarder het is daarmee solo te varen. Aangezien tandem kano’s in de regel niet ontworpen zijn voor solovaren, kun je alleen zelf bepalen in hoeverre het solo varen met een tandem kano je bevalt.
Solo varen in een tandem kano
Hoe zit het dan met een drie- of vierpersoonskano?
Soms zitten er drie of vier zitjes in een tandem toerkano. Vooral de kanoverhuur heeft dan de gewoonte om zo’n kano respectievelijk een drie- of vierpersoonskano te noemen terwijl het nog steeds om een tandem kano gaat, dat wil zeggen een kano bedoelt om door een boeg- en hekvaarder te worden gevaren. Met hoeveel personen je dan in totaal in een tandem toerkano kunt varen, hangt met name af van het gewicht van de betreffende personen, niet van het aantal zitjes in de kano. Alleen als je meer dan twee vaarders nodig hebt om nog goed vooruit te komen, kun je spreken van bijvoorbeeld een vierpersoonskano zoals je die bij de Vlakwater-wedstrijdsport tegenkomt.
5. Hoe lang moet mijn kano zijn?
Toerkano’s komen voor in lengtes vanaf zo’n 3,5 tot 6 meter. Welke lengte het beste is, hangt met name af van:
Met hoeveel gewicht aan boord je vaart:
met zwaardere belading gaat een langere boot gemakkelijker vooruit dan een kortere boot.Hoe hard je vaart:
langere boten gaan sneller als je hard genoeg peddelt en over de peddeltechniek beschikt om daarbij zo min mogelijk energie te verspillen. Peddel je echter rustig aan, dan kun je zelfs langzamer gaan in een langere boot…
Let wel dat de voor snelheid effectieve lengte van een kano minder kan zijn dan de lengte op de waterlijn.
Een uitgebreide technische uitleg over de betekenis van lengte voor de vaareigenschappen van een kano kun je vinden in de artikelen van kano-ontwerper John Winters. Maar simpel gezegd komt het er voor tandem toerkanovaarders op neer dat wanneer je steevast heel hard vooruit peddelt of meestal meer dan zo'n 230 kg belading aan boord hebt, je een kano langer dan 5,2 meter kunt gebruiken. Peddel je echter rustiger aan met een belading varierend van 180 tot 250 kg, dan zal respectievelijk een lengte van 4,8 tot 5,2 meter het beste zijn — en zo verder naar beneden gerekend.
Als tandem toerkanovaarder met in totaal zo’n 200 kg aan boord ben je dus in het algemeen goed af met een toerkano van zo’n 4,9 meter lang. Als solo toerkanovaarder met in totaal zo’n 100 kg aan boord zul je in het algemeen goed af zijn met een toerkano van zo’n 4,3 meter lang.
Is een langere kano koersvaster?
De koersvastheid van een kano wordt bepaald door de lengte, breedte en de rompvorm en als consequentie daarvan de diepgang. De hoeveelheid gewicht aan boord maakt daarbij veel uit. Maar hoe wendbaar een lange boot dus kan zijn, een langere boot heeft altijd meer fysieke ruimte nodig bij het manoeuvreren dan een kortere boot. Vooral op smal stromend water kan dat onhandig zijn maar ook bij harde wind en in korte golfslag. Ook daarom is het zaak een kano niet langer (danwel groter) dan nodig te kiezen.
6. Hoe belangrijk is het gewicht van een kano?
Vervoerbaarheid over land is een essentiele eigenschap van de kano als buitensportvaartuig. Hoe minder een kano weegt, hoe gemakkelijker je die kunt hanteren en verplaatsen. Minder gewicht komt ook de vaarprestaties van een kano ten goede.
Het gewicht van een kano kun je weliswaar meten, maar licht of zwaar is subjectief; als jij moeite hebt om je kano te tillen, is die kano zwaar. Iets wat er toe kan leiden dat je je kano amper of niet kunt gebruiken!
Of een kano ten opzichte van andere kano’s licht of zwaar is, kun je bij toerkano’s met dezelfde diepte redelijk bepalen op basis van hun 15 cm vrijboord-capaciteit: wanneer de ene kano minder weegt dan de andere met dezelfde capaciteit, kun je die kano lichter noemen.
Is een lichtere kano minder stabiel en windgevoeliger?
Stabiliteit en windgevoeligheid zijn zaken die vooral worden bepaald door de vorm van de kano en de hoeveelheid gewicht aan boord. Als je minder gewicht aan boord hebt dan waar een kano voor ontworpen is, is een kano windgevoeliger en minder stabiel. Ook daarom is het van belang een kano niet groter (en langer) dan nodig te kiezen.
Is een lichtere kano minder sterk?
Dat hangt af van de bouwwijze, zie het antwoord op vraag 16.
7. Is een spatzeil noodzakelijk bij een open kano?
In principe niet, anders zou er wel een vast dek op gebouwd worden zoals dat bij gesloten toerkano's als de Northstar Rob Roy en de Clipper Sea-1 het geval is. Zelfs echte zeekano’s doen het zonder spatzeil.
Het is natuurlijk wel zaak dat je kano droog genoeg vaart in de omstandigheden waar jij gaat (en kunt!) varen. De juiste hoeveelheid belading aan boord en een gelijklastige trim zijn daarbij ook van belang, waarbij zowel het gewicht van de belading als de bemanning zich zo veel mogelijk in het midden van de kano moet concentreren. Verder moet je vaartechnieken zoals ‘opkruisen’ in golven en achteruitvaren op stromend water gebruiken indien nodig. Is je kano dan toch niet droog genoeg te houden om het met een simpel hoosvaatje af te kunnen, dan kan een spatzeil van pas komen. Een spatzeil kan echter bezwijken bij zwaar overkomende golven en het afvaren van steile stuwen en dergelijke. Dus ook al gebruik je een spatzeil, in zware omstandigheden is het beter luchtzakken in je kano te hebben. Dan blijft je kano ook als je volgeslagen bent goed drijven. Zelfs in gesloten wildwaterkano’s worden daarom luchtzakken gebruikt.
Scheelt een spatzeil bij regen?
Zolang je in je kano blijft, alles goed afgesloten houdt en je spatzeil echt waterdicht is, blijft je kano inderdaad droog van binnen en heb je niet eens een regenbroek nodig. Zodra je er echter uit moet, bijvoorbeeld bij overdragingen of zo, hou je zelfs met het beste werkende spatzeil je kano niet droog als het regent en moet je toch een regenbroek aantrekken. Zaken die niet nat mogen worden, moet je dus evengoed waterdicht verpakken. Ook ontkom je er niet aan toch een hoosvaatje, dweil/spons en een regenbroek mee te nemen!
Scheelt een spatzeil bij (zij)wind?
Zeker, net zoals:
een kano die niet te groot dan wel te lang is;
zitjes zo laag mogelijk als nog praktisch en comfortabel is;
een kano die goed op koers te houden is;
de juiste trim;
aan die kant van de kano peddelen waar je vanwege het oploeven (of afvallen) amper of geen stuurslagen nodig hebt om rechtuit te gaan;
zijwind-traverseren bij zijwind;
peddel niet te lang en peddelblad niet te groot om met een vlot slagtempo te (kunnen) peddelen;
goede zeeglijn van je kano, dat wil zeggen geen onnodig hoge stevenvormen;
strakke kleding aan en geen grote hoed op 😉.
Wat zijn dan de nadelen van een spatzeil?
Voor de meeste open kano’s is standaard geen spatzeil te koop.
Een goed werkend spatzeil kan je veel geld kosten; zeker als je bedenkt dat je op de levensduur van een kano meerdere spatzeilen kunt verslijten…
Aan de bevestigingsrand van bepaalde spatzeilsystemen kun je je handen lelijk bezeren of je peddelblad ernstig beschadigen tijdens het peddelen!
Een spatzeil maakt het in- en uitladen van bagage, in en uit het water halen en overdragen van je kano lastiger.
Alles bij elkaar genomen, voegt een spatzeil behoorlijk wat gewicht aan je kano toe, soms wel meer dan 3 kilo…
Op- en afmonteren van een spatzeil kan veel tijd en moeite kosten.
Kampeerbagage past vaak niet goed onder een spatzeil.
Bagage is lastiger bereikbaar met een spatzeil.
Met sommige spatzeilen kun je amper of niet zittend varen.
Je kunt je vaarpositie ten behoeve van de trim niet meer veranderen door het spatzeil/schort, wat het varen in golven en met name het manoeuvreren op stromend water met toerkano’s bijzonder moeilijk kan maken.
Met een spatzeil kun je overmoedig worden: als het water van golven je kano binnenkomt, is dat juist een goede waarschuwing dat de omstandigheden niet zo gunstig (meer) voor je zijn om verantwoord door te varen?!
Als je omslaat met een spatzeil kan je kano evengoed vollopen met water. Bij wildwatervaren en dergelijke zul je dus evengoed grote luchtzakken in je kano moeten gebruiken.
Ben je omgeslagen, dan kan een spatzeil problemen opleveren, bijvoorbeeld bij het uitvoeren van een boot-over-boot berging, maar ook als het spatzeil loskomt terwijl jij er nog in (vast)zit…
8. Moet je bagage vastbinden in een kano?
In ieder geval van belang is dat al je bagage drijft. Dingen die zinken moet je bij bagage stoppen die wel drijft of, zoals bijvoorbeeld in het geval van een kanokar, moet je die zelf drijvend maken door er bijvoorbeeld een blok schuim in te bevestigen!
Wanneer er beduidend risico van en bij omslaan is, kan het verstandig zijn alle bagage aan elkaar te verbinden door middel van een lijn van drijvend materiaal die wat langer is dan de lengte van de kano en minimaal 6 mm dik (dat hanteert gemakkelijker). Laat die lijn geheel en al over de dwarsstangen lopen, en maak die lijn vast aan een dwarsstang van de kano met een slipsteek (geen carabiner of musketon, want dan kun je problemen krijgen met losmaken als er veel spanning op je lijn staat). Op die manier blijft de bagage in ieder geval bij elkaar en in de buurt van de kano, mocht je onverhoopt omslaan.
Op stromend water kan bovenstaande methode echter problemen veroorzaken wanneer je bent omgeslagen. Ook daarom wordt wel aangeraden je bagage dan volledig in en aan de kano vast te binden. Het voordeel daarvan is dat die bagage dan als extra drijfvermogen kan functioneren. Daardoor blijft je kano nog enigszins bevaarbaar wanneer er water in komt. Punt is alleen dat deze methode nogal wat haken en ogen (nodig) heeft:
Volledig vastbinden van bagage vraagt de nodige technische aanpassingen en voorzieningen aan je kano, met een dusdanige flexibiliteit zodat het ook bij verschillende soorten en hoeveelheden belading (veel/weinig proviand mee, et cetera) echt goed werkt.
Je bagage moet van een behoorlijk compacte omvang zijn in de vorm van overdraag-rugzakken of tonnen wil een dergelijk bevestigingsysteem goed werken en redelijk vlot te doen zijn.
Wanneer je bent omgeslagen, kan volledig vastgebonden bagage belemmerend werken bij een ‘boot over boot’ berging.
Wanneer je in een stroomversnelling of wals omslaat en je helemaal niet meer bij je kano kunt komen, ben je ook alle vastgebonden bagage kwijt.
Wanneer bagage volledig is vastgebonden, kun je de trim van je kano tijdens het varen amper of niet veranderen door het verplaatsen van de bagage. Dit kan als consequentie hebben dat je moeilijke vaarsituaties juist minder goed aan kunt door die vastgebonden bagage.
Volledig vastgebonden of niet, bagage wordt er in ieder geval niet lichter door. Vaak is een stroomversnelling veel beter bevaarbaar met een geheel lege, dus lichte en daardoor beter bestuurbare boot, waarbij je bagage geen gevaar loopt wanneer je die overdraagt.
Volledig vastbinden van bagage in je kano is tijdrovend. In de praktijk van alledag kan dat er toe leiden dat je het daarom af en toe achterwege laat of halfslachtig toepast zonder je vaargedrag aan te passen, zie ook het volgende punt.
Elk systeem dat bijdraagt aan de veiligheid (bijvoorbeeld autogordel, ABS, airbag, radar, et cetera) kan leiden tot gevaarlijk gedrag als de risico’s op basis van die voorziening te laag of verkeerd worden ingeschat. Zo kan het gebeuren dat omdat alles ‘toch’ helemaal vastzit, je ertoe besluit ergens te varen waar je anders zonder mankeren was gaan overdragen of aan/bij de kant was gebleven?
Het komt er dus op neer dat je bij elke situatie opnieuw moet afwegen wat de risico’s zijn in het geval dat je omslaat, en op basis daarvan besluit wat het beste is om te doen, namelijk:
bagage aan elkaar en aan de kano verbinden;
bagage volledig vastbinden in de kano;
bagage overdragen bij een stroomversnelling.
Voorkomen is beter dan genezen!
Bij al deze afwegingen kun je je afvragen of volledig vastbinden van bagage wel zo handig is. Zelf moet ik er bijvoorbeeld niet (meer…) aan denken met al mijn kampeerspullen aan boord zwaardere wildwaterpassages te varen. Tijdens een trektocht draag ik alles wel over als ik het even niet vertrouw, ook omdat het serieus verkennen van een stroomversnelling vaak veel meer tijd kost dan simpelweg meteen overdragen! Mijn streven bij trektochten – zeker in verlaten gebieden – is de kans op omslaan en dergelijke tot een absoluut minimum te verkleinen. Ik voorkom liever problemen dan dat ik ze moet oplossen, als dat nog mogelijk is tenminste: vaak betekent omslaan in dat soort omstandigheden niet anders dan redden wat er nog te redden valt. Niet mijn idee van een geslaagde trektocht — tenzij survival je hobby is natuurlijk?!
N.B. Op het moment dat je met touwen in of aan je kano werkt, is het voor de veiligheid belangrijk een mes bij de hand te hebben! Een zwemvest heb je natuurlijk ook aan wanneer je de risico’s zo groot acht dat je bagage moet vastbinden.
9. Moet je voor en achter een lijn aan je kano bevestigen?
Nee, aangezien het nut van een vaste lijn aan je kano – zeker bij toervaren – heel beperkt is. Daarbij is het gebruik van vaste lijnen aan de kano ook omstreden. Probleem is namelijk dat het goed en consequent opbergen ervan lastig is en in de praktijk los rondslingerend touwwerk kan opleveren dat gewoon vraagt om ongelukken, met name bij het op het land verplaatsen van je kano.
Het bij de hand hebben van een lange lijn – drijvend, felgekleurd, minimaal 6 mm dik, goed opgeborgen in bijvoorbeeld een werpzak – is dan ook veel handiger.
N.B. Op het moment dat je met touwen in of aan je kano werkt, is het verstandig voor de veiligheid een mes bij de hand te hebben!
10. Is geknield varen beter dan zittend varen?
Geknield varen geeft meer controle over de kano bij het manoeuvreren en stabiliseren en leidt meer automatisch tot een goede peddelhouding. Zittend kun je echter harder vooruit varen als je goed rechtop zit en jezelf met je benen goed schrap zet. Ook omdat geknield varen belastend kan zijn voor je knieën, is het daarom het beste om zowel zittend als geknield te kunnen varen.
11. Wie stuurt er bij het tandem varen: de boegvaarder of de hekvaarder?
De boegvaarder beweegt het voorgedeelte en de hekvaarder het achtergedeelte van de kano. De hekvaarder heeft namelijk geen directe controle over het voorgedeelte van de kano en de boegvaarder heeft geen directe controle over het achtergedeelte van de kano. Hoe verder de vaarders uit elkaar zitten en hoe koersvaster de kano is, hoe lastiger dat wordt. De meeste manoeuvres kunnen dan ook het beste door het stuurwerk van zowel de boeg- als de hekvaarder uitgevoerd worden. Vaar je vooruit, dan zet de boegvaarder de beweging van de manoeuvre in en bepaalt het slagtempo. Bij manoeuvres waar je achteruit vaart, zijn de rollen enigszins omgedraaid.
Alleen voor het maken van heel flauwe bochten en recht vooruitvaren volstaat in principe het stuurwerk van de hekvaarder. De boegvaarder is namelijk niet in de positie is om werkelijk iets te doen tegen de koersafwijking die wordt veroorzaakt door de voorwaartse slag van de hekvaarder. Om recht vooruit te varen zal de hekvaarder die koersafwijking dus echt zelf moeten corrigeren door het maken van koerscorrecties bij de voorwaartse slag — zie ook het antwoord op vraag 12.
In figuur 4 en 5 is het verschil te zien tussen bepaalde manoeuvres wanneer die alleen door de hekvaarder of door zowel de hekvaarder als boegvaarder gedaan worden.
Figuur 4. Bocht naar links op stilstaand water
In kano A in figuur 4 stuurt alleen de hekvaarder, waardoor de bocht naar links niet scherp genoeg gemaakt kan worden en kano A tegen het obstakel botst…
In kano B in figuur 4 stuurt zowel de hek- als boegvaarder, met als resultaat dat kano B zonder aanvaring de bocht maakt.
Figuur 5. Manoeuvre op stromend water
In kano A in figuur 5 stuurt alleen de hekvaarder, waardoor de kans groot is dat kano A dwars op het eerste obstakel eindigt, met alle gevolgen vandien…
In kano B in figuur 5 stuurt zowel de hek- als boegvaarder, met als resultaat dat kano B vlak langs het eerste obstakel gaat, waarna de kano vervolgens netjes naar rechts gemanoeuvreerd kan worden om het volgende obstakel te ontwijken.
Hoewel het mogelijk is dat de hekvaarder in kano A (figuur5) het eerste obstakel nog net weet te omzeilen als kano A een heel wendbare kano is – zeker als de vaarders daarin dicht bij elkaar zitten – dan is een aanvaring met het volgende obstakel echter onvermijdelijk als alleen de hekvaarder stuurt.
Ook op stilstaand water kan een dergelijk probleem zich voordoen als alleen de hekvaarder stuurt. Maar de gevolgen als het daar misgaat zullen niet zo’n probleem zijn zoals op stromend water — althans voor de kano, voor de ego’s mogelijk wel 😉 !
12. Wat is de beste stuurslag om rechtuit te varen?
Met een goede voorwaartse slag, peddellengte en trim zou een draaislag af en toe overgaande in een J-slag in principe voldoende moeten zijn voor de hek- of solovaarder om rechtuit te varen.
De C-slag is alleen van toepassing bij het op gang komen van solo vaarders met vrij wendbare kano’s en bestaat uit een draai- en J-slag voorafgegaan door een soort diagonaal trekslagje. Zodra je voldoende vaart hebt, is dat trekslagje niet meer nodig om rechtuit te gaan.
Figuur 6. Stuurslagen van de hek- en solovaarder om rechtuit te gaan
Geven deze slagen onvoldoende koerscorrectie omdat je kano oploeft (of afvalt) door zijwind, dan is het handiger aan de andere kant van je kano te gaan peddelen, waar je dan amper of geen koerscorrectie nodig hebt. Anders blijft alleen de roerslag over, de eenvoudigste stuurslag die snel voldoende koerscorrectie geeft. Voor het varen van lange afstanden is de roerslag echter niet efficient, met name doordat het slagtempo daarmee overmatig vertraagd wordt, wat zeker bij tegenwind een groot nadeel is.
Het verloop van koerscorrecties bij de voorwaartse slag kan er dus als volgt uitzien:
1. de draaislag
als die onvoldoende correctie geeft:
2. de J-slag
als die onvoldoende correctie geeft:
3. de snijdende J-slag
als die onvoldoende correctie geeft:
1. de roerslag of wisselen van peddelzijde.
Kun je een J-slag doen zonder draaislag?
De draaislag dient er voor om de koersafwijking veroorzaakt door de voorwaartse slag zo veel mogelijk tegen te gaan vrijwel op het moment dat die veroorzaakt wordt, zodat het slagtempo zo min mogelijk vertraagd wordt — zie ook het antwoord op vraag 14. Voor sterke koerscorrecties, bijvoorbeeld wanneer je nog goed op gang moet komen, kan een J-slag zonder draaislag handiger zijn, hoewel een roerslag dan vaak beter werkt.
Wat is dan de Canadese slag?
Canadese slag is de benaming die kanovaarders in de Verenigde Staten aan de ‘snijdende J-slag’ gegeven hebben toen ze die peddeltechniek van kanovaarders uit Canada overnamen.
13. Waarom is wisselen van peddelzijde van belang?
Regelmatig van peddelzijde wisselen geeft een evenwichtigere belasting en ontwikkeling van je lichaam en voorkomt dat je alleen maar aan één kant goed kunt peddelen.
Aan beide kanten kunnen varen levert belangrijke peddeltechnische voordelen op, zoals bij een kano die sterk oploeft of bij het traverseren op stromend water. Als je dan niet aan de andere kant kunt peddelen, kun je gedwongen worden de roerslag als koerscorrectie te gebruiken, wat niet bevorderlijk is voor je slagtempo en daarmee je snelheid — zie ook het antwoord op vraag 14.
Wisselen van peddelzijde kun je gebruiken bij het manoeuvreren en dus ook om rechtuit te varen aangezien dat in feite ook een manoeuvre is:
Om rechtuit te varen kun je snel van peddelzijde wisselen zodra je (te veel) de verkeerde kant op gaat. Deze techniek wordt met name bij marathon kanovaren in Noord-Amerika gebruikt om koerscorrectieslagen te vermijden, anders wordt het slagtempo te laag om efficient lange afstanden met hoge snelheden af te leggen.
Hoewel schijnbaar eenvoudig, werkt wisselen om rechtuit te gaan pas echt goed wanneer:je voorwaartse slag goed is;
je wisseltechniek goed is;
je aan beide kanten goed kunt peddelen;
je in een smalle en redelijk koersvaste kano vaart;
je slagtempo hoog genoeg is;
het slagtempo bij het tandemvaren gelijk is;
de sterkste vaarder bij het tandemvaren voorin zit.
N.B. Wisselen moet geen vervanging zijn voor het niet vanaf één kant kunnen besturen van je kano. Wisselen is juist een aanvullende peddeltechniek die heel gestructureerd gebruikt dient te worden.
14. Is een lange of korte voorwaartse slag beter?
Maak je voorwaartse slag zo lang mogelijk als zinvol, wat betekent zo ver mogelijk naar voren insteken als nodig en stoppen met kracht zetten als de elleboog van de arm waarmee je aan je peddel trekt ter hoogte van je romp gekomen is. Gebruik daarbij een zo hoog mogelijk slagtempo als nodig om goed vooruit te komen, vergelijkbaar met de versnellingen op een fiets. Een hoog slagtempo vraagt echter wel behoorlijk wat oefening om je voorwaartse slag daarbij goed te houden. De juiste peddellengte en grootte en gewicht van het peddelblad speelt daarbij ook een belangrijke rol. Ook belangrijk is een voorwaartse slag waar zo min mogelijk koerscorrectie bij nodig is met daarna een snelle terughaal, aangezien daar veel tijdwinst mee te behalen is.
15. Is een knikpeddel beter dan een rechte peddel?
Met een knikpeddel ga je beter vooruit doordat je daarmee jezelf – en dus je kano – tijdens de voorwaartse slag minder naar beneden trekt dan met een rechte peddel, zie figuur 7. Daardoor wordt de effectiviteit van de voorwaartse slag vergroot zonder het slagtempo te verlagen.
Figuur 7. Voorwaartse slag met rechte peddel (A) en knikpeddel (B)
Moet je van slagkant wisselen om rechtuit te gaan als je een knikpeddel gebruikt?
Nee, ook met een knikpeddel kun je als solo- of hekvaarder de draai- en J-slag gebruiken om rechtuit te gaan. Alleen een stationair uitgevoerde J-slag zonder draaislag is niet handig met een knikpeddel, maar dat is toch al geen efficiente manier om afstanden mee af te leggen aangezien dat je slagtempo te veel verlaagt.
Moet je zittend peddelen als je een knikpeddel gebruikt?
Nee, ook als je knielend peddelt kun je een knikpeddel gebruiken, hoewel het voordeel van een knikpeddel dan wel navenant minder is — zie het antwoord op vraag 10.
16. Wat is het beste materiaal voor kano’s?
Dat hangt van je gebruik en mogelijkheden af, aangezien elk materiaal zijn eigen voor- en nadelen heeft.
Polyethyleen (PE) is een sterk en goedkoop materiaal maar ook relatief zwaar om voldoende vormvastheid te realiseren.
T-Formex [voorheen Royalex] is een laminaat dat in sterkte vergelijkbaar is met Polyethyleen (PE) maar beduidend lichter en wat vormvaster. Het is wel duurder en iets minder slijtvast dan Polyethyleen.
Glasvezelversterkt Polypropyleen is een sterk, slijtvast, redelijk vormvast en middelzwaar composiet materiaal bekend onder de merknamen ‘Twin-Tex’ en ‘Armerlite’. Het is vergelijkbaar met T-Formex behalve dat de repareerbaarheid problematischer is.
Vezelversterkte kunststof (VVK) is de verzamelnaam voor composiet materialen van bijvoorbeeld glasvezel, polyestervezel (Diolen), aramide-vezel (Kevlar/Twaron) en/of koolstofvezels met polyester-, vinylester- of epoxy-hars. Met deze bouwwijzen kan een kano heel licht in gewicht gemaakt worden en is daarbij goed repareerbaar. Een optimale verhouding tussen gewicht, sterkte en vormvastheid vraagt echter veel deskundigheid en deze bouwwijze is heel arbeidsintensief. Ook daardoor is de prijs van goede VVK-boten relatief hoog.
Hout is een materiaal waarmee vormvaste en redelijk lichtgewicht kano’s gebouwd kunnen worden. Belangrijkste nadeel van hout is dat het onderhoudsgevoelig is. Wie echter zelf een houten kano maakt, zal met onderhoud waarschijnlijk niet zo’n moeite hebben.
Aluminium is vrij sterk, duurzaam en redelijk tot zwaar in gewicht, afhankelijk van de bouwwijze. Modellenkeuze is echter heel beperkt en het materiaal zelf is lawaaiig, onaangenaam koud bij het varen op koud water, geeft zwart af en glijdt niet gemakkelijk over stenen heen wat in stroomversnellingen problemen kan opleveren.
Hoe zit het dan met vouwkano’s?
Vaareigenschappen als snelheid en wendbaarheid van vouwkano’s zijn wat minder ten opzichte van ‘vaste’ boten. Stabiliteit en droog varen zijn door de flexibiliteit daarentegen relatief groter. In verhouding tot hun gewicht zijn ze behoorlijk sterk, maar niet zo robuust als bijvoorbeeld kano’s gemaakt van T-Formex of Polyethyleen.
Hoe zit het dan met opblaaskano’s?
De prestaties van veel opblaaskano’s zijn ook minder dan die van ‘vaste’ boten, vooral wanneer het gaat om het varen van lange afstanden op open water met veel wind. Sterkte, stabiliteit en droog varen zijn door de flexibiliteit daarentegen relatief groter. Het eigen grote drijfvermogen van opblaaskano’s is een groot voordeel bij het varen op wildwater, zeker als ze zelflozend zijn. Het gewicht, mindere peddelcomfort en de beperktere bagageruimte zijn de noemenswaardige nadelen van opblaasboten voor het maken van trektochten. Door de opkomst van opblaasbare planken bij het staande plankpeddelen (SUP) zijn er echter nieuwe ontwikkelingen bij de fabricage van opblaasbare kano’s (zgn. drop-stitch technologie), waarbij bovengenoemde nadelen niet meer zo aanwezig zijn.
17. Is een houten dolboord het beste voor een kano?
Een aluminium dolboord is lichter en goedkoper dan een houten dolboord. Een houten dolboord heeft ook zorgvuldig onderhoud nodig als je kano altijd buiten ligt: zie ook mijn artikel over onderhoud. Aan de andere kant zijn houten boordlijsten gemakkelijker te repareren dan wel te vervangen dan aluminium dolboorden.
Plastic dolboorden zonder aluminium versterking erin zijn relatief zwaar of niet vormvast genoeg en kunnen snel stuk gaan door veroudering.
Een recent alternatief voor VVK-kano’s zijn dolboorden van vezelversterkte kunststof — licht, vormvast en onderhoudsvrij.
18. Waar kan ik informatie vinden om zelf een houten kano te bouwen?
19. Wat is het nadeel van een teruggebogen steven?
Een teruggebogen steven (groene steven figuur 8) vaart minder droog in golven — hoe meer teruggebogen (rode steven figuur 8) hoe natter. Naarmate een steven hoger is (gele steven figuur 8) krijg je meer windvang.
Figuur 8. Stevenvormen
20. Hoe kom je weer bij je auto terug na een kanotocht?
In een merengebied kun je vaak een route kiezen zodat je peddelend weer terug bij je auto komt. Op een rivier moet je een eindpunt hebben waar je je kano (veilig) kunt achterlaten, zoals bijvoorbeeld een camping of kanovereniging. Vandaaruit kun je dan met trein, bus, taxi of mogelijk een lift je auto weer ophalen van het beginpunt. Ben je met meerdere auto’s, dan kun je desgewenst alvast een auto naar het eindpunt brengen zodat je eenmaal aldaar aangekomen, de andere auto(’s) daarmee weer van het beginpunt kunt ophalen. Trek hier bij een lange trektocht gewoon een dag voor uit, en doe van te voren wat onderzoek naar de mogelijkheden! Dan kan het een hele leuke dagtocht zijn door de omgeving die je daarvoor per kano hebt leren kennen.
21. Wat is het verschil tussen kano- en kajakvaren?
Doordat het verschil tussen een kajak en kano vaak arbitrair, commercieel of emotioneel wordt bepaald — zie mijn artikel over “Kano en kajak” — is het verschil tussen kano- en kajakvaren nogal complex:
Het vaartuig
Een kajak heeft een van boven min of meer waterdichte constructie die voorkomt dat die zinkt doordat er buiswater in komt. Om zo veel mogelijk te voorkomen dat er buiswater in een open kano komt, heb je onder andere voldoende vrijboord nodig en vaartechnieken als ‘opkruisen’ in golven en achteruitvaren op stromend water. Ook een gelijklastige trim en de juiste belading aan boord zijn daarbij van belang. De juiste belading wil zeggen dat de (totale) belading niet te zwaar is en zo veel mogelijk in het midden van je kano is gestouwd. Een hoosvaatje aan boord is ook van belang als je met een open kano in golven gaat varen. Maar uiteindelijk ben je bij het varen in golven met een open kano beperkter dan aan kajak omdat je zeker brekende golven niet uit een open kano houden.
Als een open kano meer vrijboord heeft en de vaarder daardoor in de regel ook hoger komt te zitten dan in een kajak, heb je met een open kano meer last van de wind dan met een kajak dan wel gesloten kano.
In een toerkano kun je behalve zittend vaak ook geknield varen waardoor je veel meer controle over je stabiliteit krijgt — zie ook het antwoord op vraag 10.
Comfort in een toerkano is groter dan in een toerkajak door de hogere zit met variabelere beenruimte. Vooral bij langdurige tochten is comfort een niet te onderschatten voordeel.
Een open kano is relatief gemakkelijker te water te laten en uit het water te halen.
In- en uitstappen gaat veel gemakkelijker met een open kano.
Bagage is veel gemakkelijker in en uit een open kano te laden.
Bagage is in een open kano tijdens het varen nog goed bereikbaar, wat ook handig is om de trim van de kano te bepalen door de (ver)plaatsing van het gewicht van die bagage.
Een open kano is relatief gemakkelijker te verplaatsen en met een auto te vervoeren dan een kajak.
Kajaks hebben vaak een roer of variabele scheg om oploeven of afvallen tegen te gaan zodat je niet voortdurend aan één kant vooruit moet peddelen. Voor een kanovaarder met een steekpeddel is het echter niet zo’n probleem om vooral aan één kant te peddelen. Oploeven kun je bovendien bij een open kano tegengaan door deze op een bepaalde manier te trimmen door de (ver)plaatsing van het gewicht van de bagage en de bemanning. Voor dat laatste is een verschuifbaar zitje in een kano bijzonder handig.
De peddel
Een kano wordt in de regel met een enkelbladige peddel gevaren en een kajak met een dubbelbladige peddel.
In kajaks dan wel smalle kano’s waarin je heel laag zit, heeft de voortbeweging met een dubbelbladige peddel door het hogere slagtempo een beter rendement dan een enkelbladige peddel. Naarmate een kano echter breder is dan wel je hoger zit waardoor je dubbelbladige peddel ook langer moet zijn, wordt het slagtempo van een dubbelbladige peddel steeds lager en het rendement daarvan dan ook uiteindelijk minder dan dat van een enkelbladige peddel.
De uitvoering van de voorwaartse slag met een dubbelbladige peddel is op cruciale punten heel anders dan met een enkelbladige peddel.
Rechtuitvaren is met een dubbelbladige peddel gemakkelijker omdat een solo- of hekvaarder met een enkelbladige peddel bepaalde stuurslagen moet maken bij de voorwaartse slag (zie het antwoord op vraag 12) die met een dubbelbladige peddel niet nodig zijn. Met een dubbelbladige peddel wissel je namelijk continu van slagkant waardoor je de koersafwijking (gieren) veroorzaakt door de vorige voorwaartse slag automatisch tegen kan gaan.
Manoeuvreren is met een dubbelbladige peddel gemakkelijker dan met een enkelbladige peddel:
bij het varen met een enkelbladige peddel zijn de duwslag, oversteken met kruisslagen en de techniek van het wisselen (zie het antwoord op vraag 13) van belang om goede vaarresultaten te krijgen.
Omslaan naar je ‘afzijde’ kun je met een enkelbladige peddel niet met een lage peddelsteun tegengaan.
Omslaan naar je ‘aanzijde’ kun je met een enkelbladige peddel in een open kano maar veel beperkter tegengaan met een hoge peddelsteun.
De lage steun is met een enkelbladige peddel gemakkelijker danwel beter uit te voeren.
Het bepalen van de juiste peddellengte voor een dubbelbladige peddel is ingewikkelder dan voor een enkelbladige peddel. Gelukkig zijn veel dubbelbladige peddels tegenwoordig verstelbaar in lengte, dus dat scheelt.