Als je observeert, dan ga je niet lukraak te werk. Er is dan namelijk een grote kans dat je onbewust in allerlei valkuilen van de waarneming terechtkomt. Of dat je veel losse informatie verzamelt, maar niet weet hoe je dit moet interpreteren.
Een belangrijk kenmerk van observeren is dat je het bewust, doelgericht en systematisch aanpakt. Dit doe je door een observatieplan op te stellen. In het plan staat beschreven wát je wilt doen en hóe je dit wilt doen.
Met behulp van een observatieplan kun je ook anderen informeren over de ophanden zijnde observatie. Hoe beter mensen vooraf geïnformeerd worden, hoe meer medewerking je krijgt tijdens de observatie.
Het observatieplan bestaat uit de volgende stappen:
Aanleiding: Wat is de aanleiding van de observatie? Wat is het probleem?
Achtergrondgegevens: Wat weet je allemaal van de geobserveerde persoon?
Observatiedoel en -vragen: Waar wil je uiteindelijk een antwoord op geven? Waar ga je allemaal op letten?
Observatiemethode: Welke methode ga je toepassen? Welke hulpmiddelen zet je in?
Observatiemoment: Wanneer ga je observeren? Op welke datum? Hoe laat? Waar ga je observeren?
Manier van rapporteren: Mondeling of schriftelijk? Voor wie ga je rapporteren?
Je beschrijving van de stappen moet zo concreet zijn, dat iemand anders de observatie moet kunnen uitvoeren.
Hieronder behandelen we elke stap.
Bij deze stap omschrijf je de reden van de observatie. Welke situatie of welk probleem is de aanleiding voor je observatie? Dit omschrijf je kort en helder.
Bijvoorbeeld:
Je bent ongerust over de motorische ontwikkeling van het kind
Je bent nieuwsgierig naar de manier waarop het nieuwe lid van je groep nieuwe contacten aangaat
Een kind vraagt de laatste tijd veel aandacht
Je hebt de opdracht gekregen om van de psycholoog om de sociale ontwikkeling van een kind te onderzoeken
enzovoort ...
Je verzamelt alle gegevens die nodig kunnen zijn. Denk aan:
persoonsgegevens als naam, leeftijd en geslacht
gegevens over de gezinssituatie of de woon/leefsituatie: samenstelling van het gezin of de woon/leefgroep, de omgang met anderen, de cultuur
gegevens over de gezondheidstoestand voor zover van belang voor de observatie
gegevens over de school/werksituatie
typering van de persoon: jouw persoonlijke indruk (en/of de indruk van collega's/ouders)
Bijvoorbeeld:
"R, jongen, 6 jaar, enig kind, 3 dagen per week op de bso, normale intelligentie, weinig aansluiting bij andere kinderen"
Met iedere observatie die je uitvoert, heb je een doel. Je zoekt informatie over een bepaald aspect van het gedrag van de cliënt/het kind. Het is heel belangrijk dat je van tevoren precies weet wat je met je observatie wilt bereiken. Dit geeft namelijk richting aan je observatie.
Het doel dat je formuleert moet duidelijk zijn en niet voor meerdere uitleg vatbaar.
Als je een protocollaire observatie uitvoert, zijn de observatiedoelen en -vragen al van te voren bepaald. Als je zelf een doel moet bedenken, is het belangrijk om je doel niet te groot te maken. Bedenk dat je na de observatie je doel bereikt wilt hebben. Als je een groot en breed doel formuleert, dan zal je langdurig en meerdere keren moeten observeren. Als je bijvoorbeeld zicht wil krijgen op de sociale ontwikkeling van Noor, dan zal je dit specifieker moeten maken: welke onderdelen van de sociale ontwikkeling en in welke situaties en met wie?
Bijvoorbeeld:
‘Ik wil weten of Anne de raad van de logopediste opvolgt’ is geen helder doel. Helderder is het doel: ‘Ik wil weten of Anne van 19.00- 19.30 uur voor de handspiegel het uitspreken van de klinkers oefent.’
'Ik wil weten hoe Dion zich in de groep gedraagt' is geen helder doel. Helderder is het doel: 'Ik wil weten op welke manieren Dion tijdens de vrije spelmomenten aandacht vraagt van de andere kinderen in de groep'
'Ik wil weten of Karel goed communiceert' is geen helder doel. Helderder is het doel: 'Ik wil weten hoe vaak Karel oogcontact met de begeleider heeft tijdens het kringgesprek'
Aan de hand van je observatiedoel formuleer je vervolgens concrete observatievragen. De observatievragen komen voort uit je observatiedoel. Hoe concreter je het observatiedoel hebt geformuleerd, des te makkelijk zal het zijn om concrete observatievragen te formuleren.
Als je nog niet zo ervaren bent in het observeren, is het beter om je te richten op één observatievraag. Meerdere observatievragen tegelijk zullen het observeren ingewikkeld kunnen maken.
Bijvoorbeeld:
Kim is 19 jaar. De laatste vier weken gedraagt zij zich ten opzichte van andere bewoners behoorlijk agressief. Je wilt weten waar dit gedrag door veroorzaakt wordt. Een aantal vragen die je kunt formuleren:
Op welke momenten vertoont Kim dit gedrag?
Wie of wat beïnvloedt Kims gedrag?
Welk gedrag vertoont Kim precies?
Hoe gedraagt Kim zich vlak vóór en ná haar agressieve bui?
Het formuleren van het observatiedoel- en de observatievragen is een belangrijk onderdeel van je observatieplan. Het is tegelijkertijd ook voor velen het moeilijkste onderdeel.
Het is belangrijk om een goed beeld te krijgen van het gedrag waarop je wilt letten. Dit doe je door het gedrag concreet te maken.
Zo bestaat het gedrag 'aandacht vragen' uit meerdere concrete gedragingen. Als je gaat observeren, is het noodzakelijk om het gedrag in kwestie zo goed mogelijk uiteen te rafelen. Stel jezelf daarbij de vraag: 'Waaraan kan ik zien of merken dat kind D aandacht vraagt?' Bij observeren moet je het gedrag namelijk kunnen waarnemen.
Op deze manier kun je komen tot een lijst van alle gedragingen waarop je kunt letten. Schrijf in eerste instantie alles op wat je te binnen schiet. De bruikbaarheid kun je later beoordelen. Let erop dat je termen gebruikt die door iedereen op dezelfde manier geïnterpreteerd kunnen worden. Termen als 'zelfstandig', 'agressief', 'ongeïnteresseerd', 'probleemgedrag' lijken concreet, maar zijn eigenlijk te vaag, omdat iedereen ze op een andere manier interpreteert.
Voorbeeld van een lijst van concrete gedragingen bij 'aandacht vragen':
aan de haren trekken bij anderen
huilen
lachen
op schoot kruipen
roepen
schreeuwen
duwen
slaan
vragen om en stuk speelgoed
kusje geven
aaien
praten
vragen stellen
Vervolgens is het de bedoeling dat je de concrete gedragingen ordent en selecteert. Sommige gedragingen overlappen elkaar (bv. roepen en schreeuwen) en kunnen onder één noemer geplaatst worden. Andere gedragingen liggen te ver af van je doel en zal je kunnen schrappen. Probeer op deze manier een lijst van vijf tot acht gedragingen over te houden die het beste passen bij de problematiek.
Je kunt observeren door middel van verschillende methoden. Je kiest een methode die bij je doel en vragen past, de situatie en jezelf. Zorg ervoor dat je een methode kiest die ervoor zorgt dat je zo objectief mogelijk kan observeren. Je kunt ook bestaande observatieschema's of bestaande lijsten gebruiken. Tegenwoordig zijn de observatieschema's heel belangrijk in organisaties in de zorg omdat er tegenwoordig meer kwaliteit geleverd moet worden in een kortere tijd. Het nadeel ervan is wel dat het niet altijd even goed aansluit bij je vraagstelling.
Wees concreet en benoem in ieder geval:
de ruimte waarin de observaties plaatsvinden
de situatie(s) waarin geobserveerd wordt
data waarop geobserveerd wordt
tijdstippen waarop geobserveerd wordt
LET OP:
Als je observeert is het handig om vaker te observeren. Dan heb je minder last van momentopnames. Als je vaker in bijvoorbeeld dezelfde situatie observeert kom je tot meer inzichten.
Als het mogelijk is om meerdere personen te betrekken bij de observatie(s) is dat natuurlijk beter. Zo voorkom je te veel subjectiviteit.
Bedenk van te voren wat je met de observatieresultaten wilt gaan doen. Maak je er een schriftelijk verslag van? Wil je het mondeling bespreken met een collega of met de ouders van een cliënt?
Afhankelijk van het doel van je rapportage zal je observatieplan beknopt of uitgebreid zijn.
Hieronder een voorbeeld van een beknopt observatieplan.
Aanleiding
Jasmijn gedraagt zich anders dan voorheen. Ze is stiller en heeft minder contact met andere kinderen.
Achtergrondgegevens
Meisje, 6 jaar, 3 dagen per week bso, normale intelligentie
Observatiedoel en -vragen
Doel: Er achter komen of er mogelijke redenen zijn voor Jasmijns veranderde gedrag.
Vraag: Wat is de reden van Jasmijns veranderde gedrag?:
Hoe is het contact tussen Jasmijn en de andere kinderen?
Hoe verloopt het contact tussen Jasmijn en de leiding?
Welke initiatieven onderneemt Jasmijn in het contact?
Zijn er bijzondere gedragingen bij Jasmijn?
Observatiemethode
Vrije observatie.
Gebruik van pen en papier.
Observatiemoment
Plaats: BSO
Situaties: buitenspelen, tijdens het eten in de groep, bij binnenkomst
Data en tijdstip: 28-1 om 8.00 uur, 30-1 om 12.30 uur, 2-2 om 11.00 uur
Manier van rapporteren
Schriftelijk