In de zeventiende eeuw waren de mensen dus in staat om schepen te vervaardigen die sterk genoeg waren om wereldzeeën mee te bevaren en nieuwe werelddelen te ontdekken. Deze zeereizen namen maanden of soms zelfs jaren in beslag en er ging dan ook veel voorbereiding aan vooraf. Eenmaal uitgevaren moest men navigeren op de sterren en op zeekaarten die door voorgangers waren gemaakt. Per dag werd alles wat er aan boord gebeurde vastgelegd in een logboek en ook datgene wat men onderweg tegenkwam, werd beschreven in een scheepsjournaal. De kapitein legde per dag zo precies mogelijk de route vast en tekende deze in op een kaart. Het was de kunst om de meest gunstige koers te bepalen en te bevaren, zodat men de nieuwe wereld kon bereiken én ook gezond en wel weer huiswaarts kon keren. Zo’n logboek of scheepsjournaal bevatte daarnaast veel informatie over allerhande zaken die onderweg voorvielen of beschrijvingen van zaken die men waarnam. In Het Scheepvaartmuseum gaat de opstelling Cartografie & curiosa over zeventiende-eeuwse navigatiesystemen en het beeld van de ander.
Onder de titel Ontdekkingsreis op zoek naar de kortste weg naar de Oost wordt in dit handgeschreven scheepsjournaal verslag gedaan over de ontdekkingstocht naar het noorden.
De Nederlanders doen eind 16e eeuw verschillende pogingen om via het noordelijke poolgebied naar Azië te varen. Met zo’n nieuwe route kunnen ze de Portugezen te slim af zijn. In 1596 gaan twee schepen vanuit Amsterdam op weg; op het ene is Jan Cornelisz. Rijp de schipper, op het andere Jacob van Heemskerck. De leiding van de expeditie is in handen van Willem Barentsz.
Gedrukte journalen lijken enerzijds, net als handgeschrevene, qua vorm en inhoud sterk te worden bepaald door de VOC-voorschriften en de behoefte aan praktisch bruikbare of onbekende informatie, die door het publiek kennelijk ook werd gewaardeerd. Zo kregen ze een soort genrematige overeenkomst, die aanvankelijk niet uit door de literaire traditie bepaalde voorschriften voortkwam, maar uit de VOC-praktijk van alledag.
Daarbij maakt het uiteraard uit wat de functie van degene was, die het journaal bijhield, en wat voor instructies hij kreeg. Een schipper of stuurman geeft andere gegevens dan een koopman. Niet alleen de schipper, de stuurman of een koopman hield een journaal bij. Boekhouders bijvoorbeeld moesten aantekenen wat in het schip werd geladen en wat voor goederen het schip verlieten, terwijl ze ook de scheepssoldijboeken bijhielden, waarin sterfgevallen werden genoteerd en waarin werd aangetekend wanneer iemand op een ander schip overging en wat ieders debet en credit was.
Ook mensen die daartoe ambtshalve niet verplicht waren, hielden soms een journaal bij, waarin ze niet als in een scheepsjournaal maar in dagboekvorm noteerden welke zaken hun dagelijks opvielen. Ook zulke journalen, die niet zozeer of slechts gedeeltelijk aan bepaalde inhoudelijke voorschriften van overheidswege moesten voldoen, geschreven door ziekentroosters, chirurgijns of andere VOC-dienaren, verschenen in druk. Daarnaast dient de rol die bewerkers speelden in het kopij klaar maken van de tekst en het aanpassen ervan aan de wensen van de uitgever en de smaak van het publiek, niet te worden uitgevlakt.
Het populaire Journael ofte Gedenckwaerdige beschrijvinghe van de Oost-Indische Reise van Willem IJsbrantsz. Bontekoe van Hoorn, kwam pas in 1646 bij Ian Iansz. Deutel te Hoorn op de markt. Het gaat over het verloop van de reizen van schipper Bontekoe tussen 1618 en 1625.
Op de afbeelding zie je de kaft van het boek. De schrijfwijze van de J en de S wijkt zeer sterk af van onze huidige. De J wordt vaak als I weergegeven en de kleine s als f . De hoofdletter S lijkt wel een L met de 'bocht' rechts naar boven.
Het boek behandelt in feite drie reizen die schipper Bontekoe maakte. De eerste daarvan is de avontuurlijke heenreis van eind december 1618 tot januari 1620, waarbij de Nieu-Hoorn in de lucht vloog en waarvan uiteraard geen geschreven journaal bewaard is gebleven. Van de andere twee episodes, een reis naar de wateren van China en van de thuisreis van februari tot november 1625, bestaan wel handgeschreven journalen.
Waarschijnlijk hebben we hier met afschriften te maken, want de gedrukte tekst wijkt belangrijk af van de scheepsjournalen. Berichten over koers, peilingen, windrichting et cetera werden ingekort of weggelaten, voorvallen die de lezer meer konden interesseren werden breder uitgemeten, waarmee de gedrukte tekst dus duidelijk aan het publiek werd aangepast. En ook de gedrukte tekst van de thuisreis is levendiger en aanschouwelijker gemaakt, terwijl deze tevens werd aangevuld met bijzonderheden die in het handschrift niet voorkomen.