Kunst maakte een belangrijk deel uit van de Gouden Eeuw. Als je aan kunst in de Gouden Eeuw denkt, dan denk je aan de Hollandse meesters, zoals Rembrandt van Rijn, Johannes Vermeer, Frans van Mieris, Jan Lievens, Frans Hals, Jan Steen, Jacob van Ruisdael en vele anderen.
Er zijn in de periode 1640-1660 naar schatting een miljoen schilderijen gemaakt en in de gehele Gouden Eeuw wel 5 miljoen! Big business dus. Dat betekent ook dat er heel veel mensen schilderijen kochten. En er dus veel geld in de kunstmarkt omging. Maar hoe duur waren schilderijen in die tijd eigenlijk? En hoe verhoudt zich dat tot de waarde van vandaag? Wie kochten deze schilderijen? Waar werden de schilderijen opgehangen?
De miljoenen schilderijen die in de Gouden Eeuw werden gemaakt kwamen vaak bij een koper terecht. Eerst was de (katholieke) kerk vooral opdrachtgever, maar met de komst van het protestantisme veranderde dat. Schilders gingen zich toen minder richten op bijbelse taferelen en meer op portretten, stillevens en landschappen. De gestegen welvaart maakte het mogelijk dat mensen hun huis konden versieren met mooie schilderijen. De echte rijken hadden zelfs toonzalen, waarin het bezoek geïmponeerd moest worden door de schilderpracht die aangeschaft was. Sommigen hingen zelfs hun keuken vol met schilderijen. Tegenwoordig imponeren we ons bezoek het liefst met de nieuwste technologische snufjes of een dure auto, maar toen liet je door middel van schilderijen zien hoeveel je waard was.
In de Gouden eeuw waren het de kunsthandelaren die de schilders in de markt zetten. Zij waren een soort bemiddelaars tussen de schilders die zelf niet zo goed konden handelen en de burgers die wel een schilderij wilden kopen. De kunsthandelaar ontving een commissie over ieder verkocht werk. Zo was Hendrick van Uylenburgh de kunsthandelaar van Rembrandt van Rijn. Deze wist hoge prijzen voor het werk van Rembrandt te vragen en verkocht ook veel schilderijen aan rijke buitenlandse staatshoofden. Rembrandt trouwde met zijn nichtje Saskia van Uylenburgh.
Hieronder zie je een kunstgalerie uit die tijd.
De oude Hollandse meesters zijn tegenwoordig vergeleken met moderne kunst niet onbetaalbaar. Voor een Mark Rothko betaal je tegenwoordig een slordige 86 miljoen dollar en voor een Van Hirst 20 miljoen, maar voor 20 miljoen kun je ook een hele collectie van oude Hollandse meesters kopen.
Toen waren de prijzen wel anders dan nu. Schilderijen waren er in allerlei soorten en maten en van diverse kwaliteit. Zo werden ook op marktkraampjes en op veilingen kleine schilderijtjes aangeboden die gekocht werden door de gewone burgers. Zij kochten die dan voor een paar gulden. Een portret laten maken vanaf de borst kostte dertig tot vijftig gulden. Een goede timmerman verdiende ongeveer dertig gulden per maand. Dus een of anderhalf maandsalaris was de gewone handwerksman kwijt aan het zich laten portretteren. In die zin is er niet veel veranderd; ook nu kun je voor één à twee modale, fulltime maandsalarissen een leuk stukje kunst kopen.
Sommige schilders schilderden ook graag zichzelf, soms als zelfportret, soms in actie. Hierboven drie schilderijen van een schilder in actie.
De schilders van toen gebruikten woorden die we nu niet meer kennen of gebruiken. Of in een heel andere betekenis. Speciaal voor het Rembrandtjaar is er een woordenboekje uitgekomen waarin 63 woorden, inclusief afleidingen en samenstellingen, zijn opgenomen. Deze woorden komen voor in enkele schildershandleidingen uit de tijd van Rembrandt.
Bekijk het woordenboek Woorden voor Rembrandt van het Instituut voor de Nederlandse taal door op het logo hieronder te klikken.
Wil je weten hoe deze pigmenten gemaakt en gemengd werden in de Gouden Eeuw? Kijk dan naar een fragment uit de serie De gouden eeuw waarin Hans Goedkoop onderzoek doet naar verschillende aspecten van deze periode. In deze aflevering staat de kunst centraal. Van 14.25 tot 18.15 min. duurt het fragment over de verfpigmenten.
Na de middeleeuwen volgt de renaissance, een cultuurperiode die zijn hoogtepunt in Nederland in de zeventiende eeuw had. Deze periode was eerder al in Italië begonnen, daar al in de veertiende eeuw. Renaissance betekent wedergeboorte en is achteraf gekozen als benaming voor deze periode, omdat er hernieuwde belangstelling was voor de cultuur ten tijde van het Romeinse Rijk (± 500 v. Chr.- 500 n. Chr.). Zo zijn ook de middeleeuwen aan hun naam gekomen (± 500 - 1500) deze eeuwen liggen tussen de Romeinse tijd en de renaissance in.
Om de oude klassieke cultuur te laten herleven ging men zich zich eerst inlezen in de oude tijd en in oude archieven in kloosters en kerken op zoek naar geschriften uit die tijd. Deze mensen werden de humanisten genoemd. Dat komt van het latijnse woord humanus dat ‘mens’ betekent. Ook deze naam werd achteraf aan deze groep mensen gegeven, omdat hun visie op de mens veranderde na deze geschriften bestudeerd te hebben. De visie van de humanisten was dat de mens even belangrijk was als God. In de middeleeuwen was er heel duidelijk een theocentrische (theo = God) visie op het leven. Alles draaide er toen om een goed gelovige te zijn, God te vereren en zo een plaatsje te verdienen in het hiernamaals. Eerst werden alle menselijke prestaties toegeschreven aan de genadige God die de mens het talent had gegeven om tot de prestatie te komen. Maar langzamerhand verandert dat in het idee dat prestaties uit de mens zelf voortkomen.
Deze antropocentrische (antropos = mens) visie verandert ook de visie op kunst. Kunst verzamelen werd statusverhogend en een liefhebberij van rijke burgers. Er werd niet alleen maar religieuze kunst gemaakt, maar ook de mens en alles wat daarmee samenhangt, zoals zijn leven, relaties, de natuur en omgeving werden thema’s in de kunst. Verder deden ook de Griekse en Romeinse goden hun intrede in de kunst, deze goden verdreven de christelijke religieuze kunst echter niet.
Er werd waarde gehecht aan de schoonheid van een kunststuk; belangrijk was de symmetrie en de harmonie. Dat zie je bijvoorbeeld ook terug in de renaissance-architectuur: daar wordt symmetrie heel belangrijk, evenals het gebruik van geometrische grondvormen. Zo worden in de vroege renaissance veel robuuste, vierkante woonblokken met een verfijndere binnenkant gebouwd en later doen de koepels hun intrede in de bouwkunst. De klassieke zuilen worden ook weer ingevoerd in vooral de openbare gebouwen zoals gemeentehuizen, gerechtshoven en beurzen.
In de schilderkunst veranderde ook veel: Brunelleschi (her)ontdekt het lijnperspectief waardoor de schilderijen veel realistischer, meer echt werden. Ook de wetenschappelijke aandacht voor de anatomie leverde meer echte afbeeldingen van de mens op. Veel gebruikte schildertechnieken waren: olieverf, fresco, secco en tempera.
De beeldhouwkunst was in de renaissance ook aan verandering onderhevig. De beelden waren niet alleen meer religieuze verbeeldingen, maar ook de klassieke goden werden afgebeeld. Beeldbouwers bestudeerden de anatomie van de mens erg grondig om deze zo precies mogelijk te kunnen namaken.
In de literatuur hebben deze ontwikkelingen ook hun weerslag. Schrijvers leerden Latijn en probeerden het Nederlands ook te vormen naar deze voorbeeldtaal door bijvoorbeeld naamvallen toe te voegen. Maar ze vertaalden ook werken van klassieke schrijvers (translatio), probeerden werken na te bootsen (imitatio) en zelfs te verbeteren (aemulatio). Dat laatste deden ze door de heidense inhoud christelijk te maken door bijvoorbeeld de heidense held te veranderen in een bijbels figuur.
De toneelstukken (tragedies en komedies) werden weer volgens de klassieke regels geschreven dat hield in: eenheid van tijd, plaats en handeling en een indeling in drie of vijf bedrijven. In een tragedie speelt altijd een hooggeplaatst persoon, bijvoorbeeld een bijbels figuur, een belangrijke persoon uit de geschiedenis of een klassieke koning of prins, de hoofdrol. Deze held van het stuk gaat altijd ten onder. Het publiek leeft met de held mee waardoor het geëmotioneerd raakt en men zo een beter mens kan worden. In komedies zorgt de ‘ondeugd’ van de hoofdpersoon voor humoristische scènes, maar de kijker leert hiermee direct ook een les.
Zie voor meer over de invloed van het Latijn op de volkstaal de keuzemodule Religie. Ben je geïnteresseerd in hoe Nederland zo rijk werd in de Gouden Eeuw? Dan is de keuzemodule Zeereizen misschien wel iets voor jou.