Nederlanders staan tegenwoordig niet bepaald bekend om hun vrolijkheid en hun gevoel voor humor. Ze lijken het te hebben verleerd. In de Gouden Eeuw beschikten onze landgenoten echter nog wel degelijk over een groot gevoel voor humor. Zo schreef Erasmus in 1511 dat zijn landgenoten de bijnaam van zotten hadden en bijzonder vrolijk in de omgang waren. Die vrolijkheid was dagelijkse kost en uitte zich niet alleen in woord maar ook in beeld.
De vrolijke Hollander van de Gouden eeuw werd niet door iedereen gewaardeerd. Calvinistische dominees in de Republiek waren van mening dat al te uitbundige uitingen van vrolijkheid niet verenigbaar waren met het christelijk geloof. Hun donderpreken tegen de humor zouden in de loop van de tijd steeds meer gehoor krijgen. Lachen op aarde was een zonde, die de zondenaar in het hiernamaals ten diepste zou betreuren.
Aan het eind van deze keuzemodule weet je meer over de rol van humor in de Gouden Eeuw, over liedboeken, burleske poëzie en dichttechnieken en heb je humoristische teksten gelezen van bekende schrijvers uit die tijd, namelijk Gerbrand Adriaenszoon Bredero, Willem Godschalk van Fockenbroch en Pieter Cornelis Hooft en daarbij verwerkingsopdrachten gemaakt. Daarnaast heb je leren omgaan met historische woordenboeken om de betekenis van zestiende- en zeventiende-eeuwse woorden te achterhalen.
Als je deze inleidende pagina hebt doorgenomen, klik je op de eerste afbeelding hieronder of op de link onderaan de pagina om verder te gaan. Als je aan het eind van deze module helemaal uitgelezen en uitgelachen bent en alle opdrachten hebt uitgevoerd, maak je de toets en de evaluatie over deze module en kun je de bibliografie erop naslaan via onderstaande tegels.
Humor vervulde in het leven van de zestiende- en zeventiende-eeuwer verschillende functies:
1. Kritiek
Humor werd in de 16e en 17e eeuw vaak als wapen ingezet om maatschappelijke wantoestanden of misvattingen aan te kaarten. Zo kon bijvoorbeeld niet alleen kritisch commentaar worden geleverd op politieke en godsdienstige conflicten en de geldzucht van kooplieden in een grote handelsstad als Amsterdam, maar er konden ook literaire stromingen als het Petrarkisme ter discussie worden gesteld in de vorm van een parodie.
2. Genezing
In die tijd was lachen een populair en beproefd geneesmiddel tegen melancholie of zwaarmoedigheid. Prozac en praattherapieën bestonden toen nog niet. Aan deze gevaarlijke ziekte leden vooral dichters, wetenschappers en rijke personen. Volgens zeventiende-eeuwse opvattingen bestond het menselijk lichaam uit een combinatie van vier sappen of humeuren: bloed, gele gal, zwarte gal en slijm. Die sappen moesten harmonisch samenwerken om gezond te blijven. Kreeg een daarvan de overhand, dan kreeg je lichamelijke of geestelijke kwalen.
Een overmaat aan zwarte gal veroorzaakte melancholie, ofwel om te genezen van melancholie moest de patiënt de zwarte gal neutraliseren met zijn tegenpolen. Zwarte gal was een koud en droog sap dat dus bestreden moest worden met warme en natte vloeistoffen. Ook humor kon als remedie worden ingezet tegen een overdaad aan zwarte gal. Door schuddebuikend te lachen, schudde de lever mee, waardoor de productie van gal werd verminderd en de balans van de lichaamssappen hersteld. Lachen was gezond!
Of de huidige medische wereld dezelfde opvattingen erop nahoudt is de vraag, maar de aandacht voor humor in de zorg neemt wel toe! Geïnteresseerd? Lees het artikel over 'Zieke Grappen' van Ellen de Visser (De Volkskrant van 6 juli 2019) hieronder.
3. Bevrijding
Humor kon ook een ontspannende en bevrijdende werking hebben door onderwerpen in de taboesfeer zoals seksualiteit bespreekbaar te maken. Zo konden opgekropte gevoelens door de lach een uitweg vinden.