Op 2 van de 4 studiemomenten wordt een neusstripje (MLF) afgenomen. Bij voorkeur is dit T0 en T1, maar als dat vanwege logistieke/andere redenen niet lukt, dan mag dat ook op de andere momenten (T3 of T6) worden afgenomen. De afname wordt gecombineerd met de afname van de MMB samples (nasopharynx, speeksel en feces). Voor de MMB samples is een aparte SOP opgesteld.
De afname momenten zijn op:
o Bij inclusie (T=0) Op polikliniek
o Na één maand (T=1 maand) Evt bij proefpersoon thuis
o (Na 3 maanden (T=3 maanden) Op polikliniek – Indien nog niet 2 maal afgenomen)
o (Na 6 maanden (T=6 maanden) Op polikliniek – Indien nog niet 2 maal afgenomen)
Benodigdheden per sample moment
- Sticker met studienummer
- Neusstrip
- Niet steriele handschoenen
- Piepschuimbakje met droogijs
Instructie afname neusstripje
1. Uitleg geven over afname en beantwoorden van eventuele vragen. PIF versie 7 of hoger moet zijn getekend vóór afname van het neusstripje. Indien ouders versie 6 hebben ondertekend, dan vooraf voorlichten over de wijziging en versie 7 laten tekenen.
3. Noteer in Castor hoeveel seconden het neusstripje ongeveer in de neus heeft gezeten.