Historie van "de Roesse" en zijn bewoners, Breedenbroek 1995 A.J.D.Nijman
Dit betreft de Roesse aan de Luimesweg in Breedenbroek. En de buurt zijn een aantal boerderijen die ok de Roesse heten.
1505
1536
Gerryt Russen genoemd in rekeningen te Bergh (1e maal)
In enige stukken betreffende de rechten der bewoners van het Bredenbrok van 1536 (archief van het huis Bergh, inv no 3523) is sprake van gronden behorende tot het "groete en Kleijn Engerinck velt". Daarin wordt vermeld:
“Item daer Luijcken russen up wont heijt ‘dat kemke bij den huijss Item eijne kamp geheijten ‘den rogh kamp’ gehorende in Engerinck velt. Item Luijck v.ss. heifft oick eijne kamp angeraedt oick allet in Engerinckvelt gehorende geheijten ‘die drijekamp’.”
Voorts:
“Item Tijmen then holt, Renthr ind tijt, heifft Gerrijt russen zelighe, eijnen kamp gedaen in groot Engerinckvelt gehorende, in noch eijne kamp uijt kleijn Engerinckvelt”
‘Gerrijt russen zeligher’ is waarschijnlijk de vader van Luijcken en lijkt de grondlegger te zijn van de Roesse. Dat zal dan omstreeks 1500 geweest zijn.
1590
In het pachtregister van het Breedenbroek van ca 1590 (archief van het huis Bergh, inv 4056) wordt een opsomming gegeven wat inmiddels bij de Roesse hoort:
“Itm noch ain bawhauff daer warner ruesse up wonth met kollhaeve und (…..) daerbij gelege Itm in di (…) ein seijkamp ongeferlich 9 schepell rogges geseyd. Noch ein kempken ongeferlich 5 schepell rogges geseijd. Noch ein kamp die ‘koillstede’ genompt ongeferlich VI schepell rogges geseijd. Noch ein kempken ongeferlich ein halff mald rogge geseijd. () och ein kamp vor de huese gelege ongeferlich 10 schepell rogge geseijd. Noch ein kempken die ‘faerhorst’ genombt ongeferlich III schepell rogge geseijd,
Itm noch bij de huese gelege einstuck grolandts genombt ‘die neuwe weide’ noch ein stuck grondlandts ‘die nije maet’ genombt. bij mijns hern tijde gegeben XII dalrs weniger ein ort und ein jarich varcken und ein par honden. Bij die (Eon) tijden XII dalrs… g….. ein ort . ……..sich ….. En geben jarlich XIII rix dalrs.”
1576
In de Rekening-particulier van Hermen van Wütshausen namens Floris I van Culemborg, betreffende de jachten van een vierde van het Breedenbroek wordt in 1576/77 genoemd: Werner Ruessen, na Johan Luemens, Engelbert then Veldhorst en Davit van Borckens.
1632
Vervolgens vinden we in de rekening van Caspar Heisken (rentmeester wonend op de Looman in Lintelo) over 1632-1633, onder de ‘Ontvank onder Bredenbroeck’:
“Roussenstede met ein Rouwslagh gelegen aen Westerfelt van bouw en weidtlandt 14 morgen, daatoe inslagh van hiedtland end Bosch
1650
In het ‘Quoyir van de verpondingen van de Buurschap Bredenbroek’ van 1650 wordt opgegeven dat:
“ Berent Roussen heeft een halve Bouwinghe in pacht, toebehorende sijn Exellentie groot seeven morge Daar voor de pacht bij affirmatie 66 gh”
Van de andere helft van de Roussenstede is hier verder geen sprake. In 1650 heeft Berent Roussen ook nog van de Graaf van Cuylenbrugh gepacht
“Idem heeft nog van de Graaf van Cuylenburgh in pacht, weyde groot (..) morgen, geeft daer voor de pacht bij affirmatie 23 gh”
1657
In de "verpondingen van Gendringen" (gemeentearchief Gendringen) van 1657, onder Breedenbroek (blz 137):
"-12-12- Beernt Roessen"
Op later ingevoegde pagina staat onder 1659:
"Beernt Roessen int oudt boeck betaalt –12-12
Den 31 januari (?) 1659 betaalt op de (..) 1658 10-14"
1750
Ook betalingen in de volgende jaren worden gemeld tot 1691. Van 1658-1664 loopt een proces van Gravin Madeleine v.d. Bergh tegen de Graaf van Culemborg, inzake de teruggave van het ¼ deel van het Bredenbroek, nagelaten door Gravin Catharina van Culemborg. Bij de processtukken is een : "Cahrt van Roussenslagh ofte bosken" (zie copie kaart)
Honderd jaar later, in 1750, is de Roussenstede uitgegroeid tot een uitgestrekte hoeve, zo blijkt uit de "Carta van het Groot Bredenbroeck" van de Graaf van Bergh. De plaats wordt genoemd Roussemansstede of Roussenstede en is gepacht door Jacob Roussen.
Link naar ingescande kaart archief huis Bergh.
Enkele perceelsnamen worden genoemd: de "Dreijkampe" en het "Goor". Beide namen zijn nu nog bekend. De kaart van 1750 past goed op de op eenzelfde schaal getekende huidige kadastrale kaart. De boerderijen Westerveld- (thans Küper) Roussen – en Frans Scheperstede of an de Straadt (thans de Stroate), liggen op dezelfde plaatsen. De Keizersbeek loopt ruim honderd meter verder achter de Roussenstede (NNW). (zie copie v.d. Carta)
(zie ook: A.G. van Dalen e.a., 1000 jaar Gendringen, Nijmegen 1983, blz 341)
Vóór de Roussenstede (zuid-zuid-oost) is op de kaart nog een gebouw van enige betekenis te zien. Sporen van dit gebouw vonden we terug bij het graven van een sleuf voor de gasleiding in 1982. (zie tekening: profiel van de sleuf van de gasleiding, nov 1982)
Ook de plaats van de waterkolk, noordelijk van het huis getekend op ca 50 m afstand, is teruggevonden in 1985. (zie tekening)
1820
Volgens het bevolkingsregister van de gemeente Gendringen woonde in 1820 op de Roesse: Groot Breedenbroek, no 391
Willem Berndsen, landbouwer, R.C. (Roomsch Catholiek a.n.) geb 27-6-1768 te Bergh
en
Aleida Borkes, geb 24-12-1774 te Gendringen
en hun kinderen:
Derk (Theodorus) geb 1801
Maria 1803
Jan Willem 1808
1833
Theodorus Berendsen, gedoopt 16-9-1801 te Süderwick
Elisabeth Westerveld, gedoopt 25-9-1808 te Terborg (wonend in Varsseveld)
1863
1883
1919
Er worden vier kinderen geboren:
Johanna Aleida geb aug 1834
Maria Willemina geb juni 1836
Hendrika Antonetta geb sept 1838
Johannes Bernadus Wilhelmus geb juli 1842
Moeder Elisabeth sterft op 29 september 1844, oud 36 jaar. De weduwnaar huwt in mei 1845 met Dorotha Rous, oud 35 jaar, geboren te Anholt op 10-2-1810 (gedoopt Theodora Rous).
Twee dochters verlaten het huis in 1865: Maria Willemine naar Roosendaal en Hendrika Antonetta naar Dinxperlo. Inmiddels was Theodorus overleden op 10 dec 1862 en Dorothea boerde verder tot in 1863 een schoonzoon zijn intrede doet op de Roesse
Op 19 feb 1863 huwt Johanna Aleida Berendsen voor de pastoor van Anholt
met Anton te Stroet, geb te Anholt 21-5-1835,zoon van Theodorus te Stroet en Theodora Leyen.
Het huwelijk wordt op 1 juli 1863 in Gendringen ingeschreven.
Uit dit huwelijk worden acht kinderen geboren, 7 meisjes en 1 jongen.
Dorothea Maria, geb 28-12-1863 (genoemd naar stiefmoeder)
Elisabeth Antonetta, 10- 9-1865
Maria Willemina, 6-11-1867
Antonetta Catherina, 2- 4-1870 (overleden 7-11-1871)
Johanna Theodora, 25-10-1871
Theodorus Johannes, 22- 1-1874
Berendina Maria, 2-12-1875
Maria Catharina, 2-10-1878
Op 30 januari 1883 vertrekt de familie Te Stroet van de Roesse, met de 72-jarige stiefmoeder Dorothea, naar Voorst, C nr 16, bij Engbergen.
De Roussenstede is verkocht aan:
Gerrit Kleinhesselink, oud 35 jaar, in 1873 gehuwd met
Frederika Rexwinkel.
Zij wonen nog in bij zijn ouders op de "de Vlöt" (C nr 92). Met hun vijf-jarig dochtertje Aleida Wilhelmina komen zij op2 maart 1883 naar de Roesse.
Dochter Mina trouwt op 34-jarige leeftijd met de 46-jarige Jan Willem Bulsink van het Nonhof te Aalten. Beide ouders gaan mee naar het Nonhof, waar ook de vader van Jan Willem: de 73-jarige Derk Jan Bulsink nog woont.
De Roesse wordt verpacht aan Derk Willem Heezen en Aleida Lenderink
Zij komen in 1912 met drie kinderen, en op de Roesse worden nog twee kinderen geboren.
Op het Nonhof wordt in 1914 Geziena Frederika Johanna Bulsink geboren.
In dec 1916 sterft grootvader Derk Jan Bulsink en een maand later wordt zijn kleinzoon Derk Jan geboren. Moeder Mina zal haar kinderen niet zien groeien. Zij sterft ruim een jaar na de geboorte van haar zoontje in mei 1918. Vader Jan Willem blijft op het Nonhof achter met zijn beide kindertjes en ….. zijn schoonouders.
Nog geen jaar na haar dochter, in feb 1919 sterft ook Roessen-Drikke, 77 jaar oud. Zij wordt begraven in hetzelfde graf als haar dochter: het graf van de Bulsinks op het kerkhof aan de Varsseveldsestraat in Aalten.
De dan 72 jaar oude Gerrit Kleinhesselink trekt weer naar Breedenbroek naar de Roesse om er te gaan boeren met de knecht Hendrik A. Hengeveld (24 jaar) en de meid Gerharda J. Kämink (26 jaar), maart 1919
Op 1 september komt er nog een huishoudster Hendrika Bruggink, 57 jaar. Op 5 december verlaten Hendrik Hengeveld en Gerharda Kämink de Roese. Zij worden Gevolgd door Joh.Gerh. Banning (19 jaar) en Fina Chr Bannink (18 jaar). Op 29 maart 1920 vertrekt Hendrika Bruggink weer. Lang heeft het niet geduurd. Midden St-Joapik, de roggeoogst, op 1 augustus 1920 sterft de 73-jarige Roessen-Gert. Hij wordt in Varsseveld begraven, ook in een Bulsinksgraf n.l. van de familie Bulsink van de "Rentmeester" op Sinderen.
1920
De Roesse wordt weer verpacht, aan Hendrik Willem Luijmes en
Johanna Hendrika Wikkerink
Er worden op de Roesse acht kinderen geboren. Na twaalf jaar vertrekt de familie Luimes naar Aalten.
1932
Kinderen Luimes 1931
De nieuwe pachters op de Roesse zijn:
Grievink, Herman en Lieftink, Grada Johanna
Zij komen van Winterswijk met 3 kinderen. Op de Roesse worden nog twee zoons geboren. Na 5 jaren:
Eind 1936 vertrekt de familie Grievink naar Sinderen om plaats te maken voor de nieuwe bewoners. Door vererving is de Roesse in bezit gekomen van Geziena Fredrika Johanna Bulsink. Haar aanstaande echtgenoot Johann Heinrich Luiten zal een geheel nieuwe boerderij laten bouwen.
Eind oktober 1936 wordt begonnen met de afbraak van het oude Roussenhuis en de bouw van een nieuwe boerderij onder leiding van de architekt Wim Hebly uit Aalten.
(bouwaanvraag in archief ) , bouwaanvraag karloods in archief
1937
1974
Het werk moet worden opgeleverd voor 1 april 1937, want op 5 mei 1937 huwen te Aalten:
Johann Heinrich Luiten, geb 25-3-1909 te Werth in Duitsland, en
Geziena Frederika Johanna Bulsink, geb 22-3-1914 te Aalten.
Zij nemen hun intrek op de Roesse, waar hun dertien kinderen worden geboren, De nieuwe boerderij krijgt een nieuwe naam: - WILLEMINA – naar de moeder van wie de boerderij werd georven. Vader Luiten wilde voorkomen dat men hem "Roessen-Hendrik" zou gaan noemen. Het huis zal 37 jaar deze naam dragen. Hendrik Luiten sterft op 1 september 1964. De grond en de veeschuur worden verpacht aan buurman Westerveld per 1 april 1965, voor 6 jaar. De pacht wordt in 1971 voor nog weer 6 jaar verlengd, in afwachting van een eventuele opvolging door één van de kinderen Luiten. Maar in 1973 is moeder Luiten nog alleen met haar jongste dochter in huis. Zij verkoopt het huis en de schuren, met het erf en de weg ter grootte van ½ ha aan haar dochter en schoonzoon en in mei 1974 nemen
Arend Jan Derk Nijman , geb 21-2-1942 te Dinxperlo en Grada Harmina Luiten, geb 16-9-1942 te Gendringen, hun intrek op de Roesse. De boerderij krijgt zijn oude naam terug. Het gezin komt met drie kinderen van Ede, en in Breedenbroek worden nog twee kinderen geboren. In 1975 wordt het huis verbouwd.
In december 1980 verkoop moeder Luiten de resterende grond aan de familie
Westerveld (ca 5½ ha) en aan de familie Nijman (ca 2 ha).
Na de ruilverkaveling krijgt het perceel in het voorjaar van 1984 zijn huidige vorm.
in 2017 vertrekt Ada Luiten uit Breedenbroek naar Dinxperlo