4
De bewoning in en naast de molen.
De dienstwoning: Ergens tussen 1753 en 1802 zou het stookhok in de molen zijn gebouwd en tussen 1845 en eind 1850 moet in de molen de nu bekende molenaarswoning zijn gebouwd. Een nadere specificering is niet te maken.
De woning van de molenaar die als “keet” naast de molen staat, wordt in 1905 verbouwd tot woning naar de eisen van die periode. In 1958 wordt een perceeltje grond naast de woning aangekocht om in 1959 de woning van de molenaar te herbouwen en iets te verplaatsen. Tevens is er in 1958 een lening aangegaan om de kosten van de nieuwbouw van de molenaars woningen van W.Dorst, staande aan de Boezemkade te Puttershoek en die van J.W.Dorst naast de Oostmolen te financieren. Deze kosten bedroegen
f 15.000,= per woning. A.Dorst woonde voor J.W.Dorst in de molenaarswoning.
De noodbewoning: na 1953 hebben Wim Lammers en Annie Münster in de molenwoning naast de Oostmolen als gevolg van de woningnood na de watersnoodramp van 1953. Zij hebben hun belevenissen van deze periode in brieven vastgelegd.
De verhuur en verkoop dienstwoning: in 1965 wordt de dienstwoning verhuurd aan P. den Hartigh en in 1967 wordt deze dienstwoning verkocht aan R Haasdijk. Daarna wisselde zij enkele keren van eigenaar en de woning is nu particulier eigendom van Fam. Bervoets.
Een familielid van de familie. Verrijp, J.W.Schuld-Verrijp, heeft in 1969 naar aanleiding van een vraag in de streekkrant “De Hoeksche Waard”, door de toenmalige burgemeester A.van Walsum, een brief geschreven en daarin hun belevenissen vastgelegd uit de periode dat de familie Verrijp woonde.