19 – Het waarom van de restauratie van de Oostmolen

19

Het waarom van de restauratie van de Oostmolen

De Oostmolen is in de jaren 1969/70 voor het laatst gerestaureerd is en daarna door de molenmakers en molenaars zo goed als mogelijk “aan de praat” werd gehouden. Dit kon het verval echter niet tegenhouden. Molenaar Jaap Wols verrichtte veel klein onderhoud en schilderwerk. Jaap onderhield meer molens in de Binnenmaas en deed dit tussen de werkuren bij zijn werkgever door.


De Oostmolen heeft als fundament op de vier hoeken een penant. De veldmuren zijn later aangebracht. In de loop van de tijd hebben enkele aanpassingen van het molenerf plaats gevonden vanwege verzakkingen en ophogingen van het dijklichaam. De vlucht van de molen bedroeg ooit ruim 29 meter. De molen is scheef gaan staan, omdat de aan de molen bevestigde waterloop meer steun had op de kleigrond dan de veldmuren. De waterloop zat met stevige ankers bevestigd aan de veldmuren. Op de noordelijke hoek van de molen bedroeg deze verzakking meer dan 35 cm, op de westhoek ook ruim 30 cm en op de zuidhoek 5 cm. De molen helde over naar de NW zijde van de molen.

De houten constructie van het onderhuis verslechterde door de aantasting van de knaagkevers en de boktorren. Vele pen en gat verbindingen in de constructie lieten los doordat de houten “nagels” waren gebroken en dat vele pennen sterk waren aangetast. Ook dragende balken kregen het zwaar te verduren.

Door de overhelling van de molen drukte het massagewicht van het bovenhuis zwaar op de NW zijde van de ondertoren. De slechte toestand van de constructie kon deze afschuivende druk niet aan en in de loop van de jaren zijn de NW en de ZO velden van het onderhuis “scheel” gaan staan. De NW zijde is naar buiten toe gedraaid en kwam daarbij iets omhoog en de ZO zijde is naar binnen te gedraaid en is daarbij iets gedaald. Het gevolg van deze bewegingen is dat het boventaflement met onderzetel zich min of meer in horizontale stand corrigeerde. Men kan dit “een geluk bij een ongeluk” noemen.

Optisch gezien stond het bovenhuis dus nog recht op het scheefgezakte onderhuis. In de molen lagen de koker, de spil en de schaarstijlen niet meer centraal in verticale lijn en zijn in de loop der jaren aangepast om de molen soepel te laten draaien. Dit was vooral te merken bij de roeden van de molen. De punt van een wiek aan de NW zijde van de molen lag verder van de veldmuur af dan aan de ZO zijde. Aan deze zijde liepen de roeden dan ook aan tegen de afschotting van het scheprad.

Zie blad 2

Index

< 32 >