Skûtsjesilen

Bij de Friese wedstrijden met skûtsjes gaat de gedachte vooral uit naar een race met paarden en koetsjes. Niet gauw zal men daarna denken aan een competitie in afgedankte strontschepen, die traag door het water glijden, en met een opgefokte lap zeil, in recordtijd moeten rondvaren. Het 'schuitjezeilen' gaat mogelijk terug op het oudere 'skaatsenriën'; het heen en weer glijden. De schepen van de elf deelnemende steden, herkent men aan een afbeelding of letter in het grootzeil. De kleuren rood (bakboord) en groen (stuurboord) op de schepen dateren vermoedelijk uit de achttiende eeuw. Die benoemingen bakboord (baken) en stuurboord (starum) zijn vermoedelijk nog veel ouder. Bij de Friezen is weinig animo voor de race die één keer per jaar gehouden wordt. Regelmatig overweegt men om helemaal te stoppen met de race, als er geen opvolger is. Tijdens de wedstrijd wordt er tot het uiterste gevaren, soms met erg veel wind. Hierbij breekt dan regelmatig een boegspriet, giek of mast die een mastenmaker dan heel snel, op maat, weer weet te produceren. En een enkele keer slaat een schip ook helemaal om. De sensationele hoogtepunten van de skûtsjehistorie. De oude Friese schippersfamilies (de Meeter, Pietersma, Mink, Visser, Reijenga, de Groot en van der Meulen) leven met de wedstrijd mee. In het publiek heerst regelmatig de gevoelige gedachte dat de schepen unfair strijden met al het denkbare. Lengte, gewicht, masthoogte, zeiloppervlak, diepte en dergelijke, maken elk schip uniek. Bedenk tot slot dat de Sneekweek allerlei zeilwedstrijden rond het starteiland heeft.

De race met oude tjalken

© 2017 F.N. Heinsius