Plato-commentaren
Tekst: Julien Grandgagnage
Plato-commentaren refereert aan een steeds aangroeiend corpus van literatuur waarbij getracht wordt de teksten van Plato te verduidelijken. Veel van die commentaren dateren uit de klassieke oudheid, toen in de eeuwen volgend op Plato een aantal platonistische filosofen zijn gedachten trachtten samen te vatten en te begrijpen. Vooral in de Romeinse periode schreven neoplatonisten commentaren op de individuele dialogen. Heel wat van die literatuur is bewaard gebleven.
Griekse commentaren
Veel van de geleerden op de Akademeia deden onderzoek naar Plato's teksten om de ideeën van hun leermeester te verduidelijken. Daterend uit de 3e eeuw v.Chr. is er al een commentaar op de Timaeus, geschreven door Crantor van Soli, en in de 1e eeuw van onze tijdrekening werd er door Onasander een commentaar geschreven bij Plato's Staat. Tegen de 2e eeuw waren de 'midden-platonisten' bezig met samenvattingen en parafraseringen van Plato's gedachtegoed. Zo hebben we een tekst van Albinus, die een introductie schreef op het werk van Plato, en ook Alcinous en Apuleius die beiden gidsen schreven bij het platonisme. Van de arts Galenus bezitten we fragmenten van een commentaar op de Timaeus. Aristoteles liet toen al zijn invloed gelden, en dan was er nog Atticus (ca. 175) die het eclecticisme van de toenmalige Academie bestreed en Aristoteles filosofie als een afwijking beschouwde van de leer van Plato.
De neoplatonisten trachtten de denkbeelden van Plato en Aristoteles als een eenheid te zien. Porphirius (3e eeuw) deed dat in een werk waarin hij probeerde aan te tonen dat er overeenkomst tussen beide filosofieën was en hij schreef een reeks commentaren op Plato, Aristoteles en Theophrastus. Aanvullende commentaren werden geschreven door Dexippus, Plutarchus van Athene en Syrianu. Een gedeeltelijke Latijnse vertaling van en commentaar op Plato's Timaeus door Calcidius was gedurende 800 jaar het enige significante werk over Plato dat ruime bekendheid genoot onder westerse geleerden. De beste commentaren dateren uit deze periode. Zo zijn de meeste werken van Proclus commentaren op aparte dialogen. Commentaren op Plato werden ofwel tijdens lezingen gegeven, ofwel geschreven; vele ervan zijn ons nog overgeleverd. Latere neoplatonistische commentators, van wie het werk slechts gedeeltelijk bewaard is gebleven, zijn onder meer Damascius en Olympiodorus.
Byzantijnse commentaren
In de Byzantijnse periode werd Aristoteles meer gelezen dan Plato, mede door de aandacht voor Aristoteles verhandelingen over logica. Een sleutelfiguur hierin was Arethas, de 10e eeuwse aartsbisschop van Caesarea, die zich ontfermde over de bewaring van Plato's manuscripten en ander werk van antieke auteurs. Hij schreef scholiën bij de teksten van Plato in zijn eigen handschrift. Tegen de 11e eeuw verschenen enthousiaste Plato-bewonderaars zoals Michael Psellos en Johannes Italus (1025-). De enige commentaar die we uit de periode van het late keizerrijk kennen, is een commentaar op Parmenides door Georgus Pachymeres.
Islamitische commentaren
In vergelijking met Aristoteles was Plato's filosofie niet zo prominent aanwezig in de islamitische filosofie. Hij werd meer beschouwd als een symbool en inspiratiebron dan als een bron voor praktische filosofie.
Er ontwikkelde zich wel een vorm van islamitisch platonisme, maar dan als onderdeel van de studie van Aristoteles. De islamitische wereld kende veel minder werken van Plato dan van Aristoteles. Het lijkt erop dat alleen de Wetten, de Timaeus en de Staat beschikbaar waren in de vertalingen van Averroes. Deze schreef heel wat commentaren op Aristoteles en zou zijn commentaar op Plato's Staat enkel geschreven hebben omdat hij van Aristoteles werk over politiek geen kopie bezat