De eerste stap in het analyseproces in SPSS is het aanmaken van een gegevensbestand. In de variable view kunnen variabelen worden aangemaakt en gedefinieerd. Wanneer de data verzameld werd, kunnen de gegevens vervolgens worden ingegeven in de data view.
Je start met het aanmaken en definiëren van de variabelen. Dit is het vertalen van de vragen uit je vragenlijst of uit je codeboek in variabelen. Per rij in je variable view kan je één variabele ingeven. In de kolommen staan de 11 eigenschappen van de variabelen die je per variabele kan aanpassen:
Wanneer de variabelen aangemaakt zijn, kan je starten met het invoeren van de data. Dit betekent het invoeren van de antwoorden die de respondenten gaven op de vragen. In de data view worden de variabelen die je in de variable view hebt aangemaakt nu weergegeven in de kolommen. De rijen stellen hier de respondenten voor: 1 rij is gelijk aan 1 respondent. In de eerste rij vul je dus de waarden in voor de 1ste respondent, in de tweede rij deze van de tweede respondent...