Computationeel denken

Een eenvoudige computercode ontwikkelen en schrijven.

Gebruik maken van een 'als-dan'-constructie bij het beschrijven van stappen in een proces.

Patronen in abstracte situaties herkennen en beschrijven.

Een concreet probleem in een passende visuele weergave (vb. stappenplan) omzetten.

Voor- en nadelen van het geautomatiseerd uitvoeren van opdrachten verwoorden. 

Begrijpen dat computerprogramma's iets uitvoeren door het volgen van precieze en ondubbelzinnige instructies. 

Een proces in verschillende stappen opdelen en waar mogelijk elke stap weer in deelstappen. 

Voorbeelden van geautomatiseerde systemen in het dagelijks leven opsommen. 

Een opdracht uitvoeren door stap voor stap een reeks handelingen uit te voeren. 

Eenvoudige reeksen van instructies aan een ander geven (mondeling of via symbolen) die leiden tot een bepaald doel. 

Verwoorden dat bepaalde reeksen een logische ordening kennen.

Verwoorden waar, wanneer en hoe ze een probleem hebben opgelost met een computer.

De herhaling van opdrachten in verschillende situaties herkennen.

Een eenvoudige opdracht in deelopdrachten opdelen.

Vanuit een patroon een rij of een reeks verder zetten.

Onderdelen van een voorwerp als delen van een groter geheel benoemen.

In een logische volgorde plaatsen van prenten, foto's, deelopdrachten.

Beseffen dat een computer een opdracht eindeloos kan herhalen.

Onder begeleiding verwoorden waar computers in hun leefwereld te zien zijn en hoe ze het leven leuker of eenvoudiger kunnen maken.

Herkennen van computers.