Willem & Neeltje Schipper

Willem Wesseling, de vierde van de 10 kinderen van Simon Hendrik en Tona Johanna den Bleijker, is geboren in Den Haag, Simon en Tona waren toen nog niet getrouwd, zoals we op die pagina hebben kunnen lezen. Ondanks dat in verschillende acte's over de nalatenschap bij de namen van de kinderen staat "verwekt door Simon Hendrik", toen ze in 1840 trouwden was Tona zwanger en bij het overlijden van Simon ook, alleen is dat geeindigd in een miskraam weten we dus niet zeker of Simon de biologische vader is, hij heeft de eerste 4 bij huwelijk erkend.

Willem Wesseling is getrouwd met Neeltje Schipper, moeder heet dezelfde naam en vader wordt niet vermeld.

en hun zoon Simon Hendrik

Onderstaande foto's zijn een familieportret van Willem Wesseling en Neeltje Schipper met hun kinderen en hun partners en de kleinkinderen. Ik vermoed dat de tweede foto rond 1928 gemaakt is, het jongetje op schoot bij opa is namelijk mijn vader die in 1924 geboren is.

1e foto: Staand Hendrik Carel en Trijntje Wesseling-Abbekerk, Simon Hendrik en Louise (Wies) Wesseling v.d. Valk, zittend: dochter Ant, Willem en Neeltje Schipper met daarnaast hun kleindochter Nel (dochter van Simon en Wies) en Neeltje.

Op de 2e foto staan dezelfde personen alleen iets ouder en er is nog een kleindochter bijgekomen met de prachtige naam Nel (de drie kleindochters hebben dus alledrie dezelfde roepnaam). Wie tussen Hendrik Carel en Trijntje staat heet Jan, maar van en bij wie hij nu precies hoort weet ik (nog) niet.

Mijn vader heeft vroeger ooit eens een aantal tantes en ooms opgenoemd, zoals Oom Frans, een Guus, ene Henri die met een Carolina getrouwd was maar die na de geboorte van hun tweede zoontje Jaap is overleden, een oom Sjors die een zoon Johan heeft, tante Anette die gehuwd is met Jan Staring en natuurlijk een oom Simon en als laatste tante Lena. Tot op heden heb ik over hun op internet weinig kunnen vinden. Mijn zus die mee was naar Amsterdam vond een gezinskaart

van jawel bovenstaande ooms en tantes als kinderen van Hendrik Karel (een zoon van mijn overgrootouders) waarvan ik sinds kort de trouwakte van had gevonden. Oom Henri heeft altijd in Amsterdam gewoond en had dus ook een gezinskaart, daarop staat maar één kind vermeld en dat is Henri jr. Ook dat hij daarna hertrouwd is maar verder staan er geen kinderen vermeld. Oom Henri is ook begraven in Amsterdam op de Nieuwer Ooster.

een brief van Simon aan zijn ouders waarin héél veel informatie staat wat we allemaal nog moeten uitzoeken

Utrecht, 4 Februari 1912

Lieve ouders

Zus en broers

Verkeken. Ik zet dat woord maar vooraan, dan behoeft ge alvast van het slot van mijn schrijven geen verwachtingen te koesteren.

Gisteren ben ik in Amsterdam geweest. Ik vertrok uit Utrecht om 8.45 en om 12 uur middernacht keerde ik terug. Toen ik te Amsterdam aankwam te ongeveer 10 uur begaf ik mij eerst en dadelijk naar het gerechtshof en naar de griffie aldaar op de Prinsengracht nabij het Leidsche plein. Een heel eind loopen van het station. Aan’t gerechtshof maakte ik mijn verlangen kenbaar en werd aldaar alles nagespeurd wat mij zou kunnen dienen. Eveneens ter griffie had zulks plaats. Er ging een heelen tijd mee heen want ’t was ruim half 12 toen ik weer op straat stond. Ik ging toen op stap om Henri te zoeken om aldaar een kop koffie met een boterham te gebruiken.

Eerst zal ik u even mededeelen wat ik ter griffie te weten kwam.

Zoals ik reeds zeide werd alles nagespoord en vond men dan ook eindelijk de bescheiden die betrekking hadden op het faillissement van oom Janssen, dat, zn failliet, in het laatst van 1861 is uitgesproken.

In Maart 1862 werd de curator ontslagen en was daar mede dus het faillissement..schenen. De crediteuren hadden toen allen hun 15% ontvangen en voor het volle …. aankomend bedrag kwijting verleend.

In het aangeboden gehomologeerd accoord was evenwel een clausule opgenomen waar oom Jansen verklaarde dat, zodra hij financieel daartoe in staat zou zijn, hij alles wat nu te weinig werd betaald, dan zou aanzuiveren. Die verklaring werd ook mede door oom jansen geteekend. Aan die moreele verplichting heeft hij evenwel nimmer voldaan.

Zoo staat het ook met de homologatie. Dit is in werkelijkheid nog slechts een moreele schuld, wettig bestaat hij niet meer, door verjaring.

Met deze wetenschap kwam ik dus bij Carlien aan en dronk ik daar een kop koffie en at ik een broodje met kaas en een broodje met ham en bezichtigde met een haar wassing. Ze nooit? Heel lief en heeft de spullen aardig voor elkaar. ;t Zag er netjes uit, en ze was er zelfs dan ook heel aardig mee in haar schik. Henri ontmoette ik niet omdat hij om 12 uur nimmer thuis komt. Van Carlien ging ik naar de familie van Meurs, waar tante Cato overleden is.

Mijnheer v Meurs?? Was niet thuis doch mevrouw riep mij naar boven. Ik vertelde haar waarom ik in Amsterdam was. Zij vond mijn …… hopeloos want zei ze, van al wat je daar vertelt is niets waar.

Mijn broer heeft van je vader nimmer geld gehad, hij had trouwens altijd een mooie en goede betrekking, verdiende veel geld, er bestond dus geen reden van anderen te leenen. Ik vraag haar of ze dit zeer stellig wist. O ja, zeer zeker want een paar jaar geleden had ze daarover met tante Cato ook nog eens gesproken en die beweerde ook bij kris en bij kras dat alles wat dienaangaande mocht zijn verteld, .uige lasten en leugens zou zijn.

Toen vroeg ik haar of het haar ook bekend was dat haar broer jaren geleden failleerde. Neen, daar wist ze niets van en had daar ook nimmer van gehoord, noch van haar broer noch van tante Cato. Of ze wist dat haar broer een kerk had gebouwd? Te Hoogkarspel. Ja daar kon ze zich nog wel iets van herinneren, maar ze was toen nog slechts een kind. Ze is 62 jaar. Het geval is 52 jaar geleden, zij was dus toen 10 jaar. Enfin ik nam toen voor waarheid aan dat zij van het faillissement niets wist. Wel had tante Cato gesproken over groote bedriegerijen van vader. Als ze mij dat allemaal moest vertellen dan zou ik mijn handen in elkaar slaan van zooveel slechtheid en boos opzet. Toen kwam ik met mijn papieren? Op de proppen. Eerst betreffende het faillissement. Ze kon niet anders meer dan geloven dat het waar was wat ik had betoogd. En van diefstal gesproken, zei ik toen, u heeft mij ook niet geheel gehoord. Welnu zie hier, en ik toonde haar het exploit, waarop ze moest toegeven dat haar broer vader had bestolen en dat ook daarmede bekend was tante Cato. Ze zong toen al een toontje lager en werd ook wat vriendelijker. Er werd nog wat gepraat en ze gaf mij het adres van den notaris, om daar ook nog een klein kansje te wagen.

Wat mevrouw v Meurs? mij van vaders slechtheden, dieverijen etc. opdichte, wist ze allemaal van tante Cato, die het ook tegen weer anderen niet onder stoelen of banken had gestoken.

Aan ieder die het hooren wilde had ze het verteld. Tante Cato kreeg nog wel eens bezoek van familie uit de stad, dames Wesseling, die met de voornaamste mannen uit Amsterdam gehuwd zijn, en ook meer kennissen van die lui.

Toen begon ik eigenlijk zoon klein beetje aan overdrijving te geloven.

Maar enfin, vandaar ging ik naar den notaris, die uit de stad was, maar omstreeks 6 uur te spreken zou zijn. Ik besloot nog maar wat te wachten en in die tusschentijd Henri maar eens op te zoeken aan zijn kantoor. En dat heb ik dan ook gedaan. Van hem, hij vroeg me nog om mee te eten wat ik aannam omdat het nu toch later werd dan ik gedacht had, ging ik weer naar den notaris huis. Eindelijk kwam de man, ik sprak hem. Niets aan te doen, veel te oud, waarom niet eerder etc. Antwoord schuldig natuurlijk . Hij vertelde mij nog dat hij indertijd nog eens aan mevrouw Jansen had gevraagd of ze iemand anders een legaat zou overmaken, daar was mijnheer van Meurs ook bij en diens vrouw vertelde mij dat ook alreeds, want toen had van Meurs er op aangedrongen dat tante aan haar broers zou denken en toen zei ze mijne heeren, die zalig wil sterven, vermake zijn geld aan de rechtmatige erven. Schertsenderwijs was toen nog aan haar gevraagd of ze haar geweten wel goed geraadpleegd had en daarop was haar antwoord Ik heb, ik zou haast kunnen zeggen van af mijn geboorte, mijn geweten nageplozen, maar daarin niets kunnen ontdekken, wat nog door mij in’t reine gebracht zou moeten of zou kunnen worden.

Mijnheer van Meurs sprak toen ook nog over tante Sophie, maar dat achtte tante Cato ook niet nodig want die had het zoo slecht nog niet.

Van mevrouw van Meurs geloofde ik dat allemaal nog niet zoo onwaarschijnlijk, maar nu die notaris hetzelfde verhaal deed ja, nu was het waar.

Van Meurs heeft ook niet geerfd. Toen ik het notariskantoor verliet, stond Henri net aan de deur en gingen we dus toen samen eten.

Wij spraken er nog eens over, en ja, niemand in Amsterdam wilde ons be… ooit geloven, want tante Cato beweerde het tegendeel en wij kwamen niet met bewijzen en schepten dus maar wat op. ’t Moet een paar jaar geleden zijn dat tante Anna eens in Hoogkarspel logeerde. Moeder heeft toen met tante Anna ook nog over die geschiedenis gesproken en tante Anna dientengevolge toen het eens zou te pas kwam en toen tante Cato eens bij tante Da een visite maakte, met tante Cato.

Toen zei tante Cato, wat ik hier voor al vertelde van mevrouw van Meurs.

Het was allemaal gelogen, en als het zoo was dan zouden we immers wel met bewijzen komen maar het was juist andersom. Vader had haar en haar man op de keien geholpen toen met die kerkbouw. Jansen moest er onder of hij wilde of niet. Als er schuiten met bont? Kwamen, dan verkocht vader dat bont?, als er schuiten met steenen kwamen dan verkocht vader de steenen en al dergelijke dingen meer maar ook andere zaken.

Simon, zegt tante Da, ik durf je niet te zeggen wat ze toch allemaal heeft verteld. ’s Avonds ben ik er met Henri en Carlien naar de Tilaners?straat gegaan die je na eerst ook nog in de Helmesstraat te zijn geweest. En op mijn vraag of ze het geloofden. Ja zeker, want jullie zat daarover wel altijd te zwammen, maar je lui liet tante Cato met rust en met bewijzen kwam je niet.

Ik zeg ja dat is ook zoo, daar heb je gelijk in. Maar zeg ik, dan had een van allen dat toch wel eens kunnen zeggen. Ja wij wilde daar buiten blijven want we wilden geen onaangenaamheden met je ouders maar ook niet met Cato, want wij hoopten toch altijd nog op een klein legaatje.

Bij Cor en Siem precies hetzelfde. Van mevrouw van Meurs vernam ik ook nog dien middag dat als ik bij tante Cato was gekomen met die paar papiertjes dat ze er mij graag een paar duizend gulden voor gegeven zou hebben omdat zij niet graag zou hebben gewild dat die zaak aan de klok kwam, te meer daar zij dan tegenover ieder voor leugenaar zou staan.

Ze zou dan van mij die briefjes wel gekocht hebben zie je, maar vader had de blaam op zijn kroon geschonden, want als we later hadden beweerd dat we geld van haar hadden ontvangen dan zou ze dat eenvoudig weer een leugen hebben genoemd. En zoo is nu alles gepasseerd. In Amsterdam waren ze allemaal nijdig omdat ze geen legaatje hadden gehad. Nu was het natuurlijk het leelijke wijf voor en na en dat kreng en wat niet al. Maar voorheen waren zal allemaal poeslief tegen haar. En aan die lieve vrouw werd nog wel eens iets gezonden. En om nu de schrijver van loomheid te redden heb ik ze in Amsterdam gezegd dat vader indertijd aan hun heeft beloofd ze nimmer lastig te zullen vallen bij hun leven terwijl oom jansen en tante Cato zich daartegenover verplichtten om de zaak in het reine te brengen zodra ze daartoe in staat zouden zijn en dat vader ook niet wist dat ze zoo vermogend was, en in de meening verkeerde dat ze niets had dan haar pensioen. Vader hield dus woord zei ik, en zij hielden geen woord.

En nu moet mij dit toch ook nog uit de pen.

In Augustus ben ik 3 maal thuis geweest en 3 maal heb ik gevraagd of er nog van die lezingen? Waren. Ja die waren er wel, maar niet te vinden. Een bericht van overlijden van tante Cato ontvang ik en nog dienzelfden dag die 3 papiertjes. Toen dus wel te vinden.

Enfin ik zal er maar niet over na… , ’t is voorbij en in Indie zullen ze wel mooi weer spelen van onze duiten.

Hebt ge de laatste dagen nog wel eens bericht gehad van Neel. Wij niet. En nu hoorde ik van tante Da, dat in het begin van de week in het nieuws van den dag een hoofdverpleegster wordt gevraagd voor ziekenzorg Enschede, weet je daar iets van.

Hierbij laat ik het hoor. Met de hartelijkste groeten van ons allen, wij maken het best en we hopen van u ook, Uwe .. liefhebbende kinderen broer en zus … en siem kus van ons allemaal

en dan van … voor allemaal … …Daaaaaaaaaag

En hier is nog een brief

Arnhem, 20 juni 1917

Beste Trien, Henk en zoon

Mijn eerste boodschap is je geluk te wenschen met moeders jaardag.

Gaat het jullie nog goed ook in verband met de warmte.

Wij hebben er duchtig van geprofiteerd. Nu is de jaar evenwel iets opgefrischt nadat we eenige buitjes hebben genoten.

Henk is de vischvracht aangekomen en het kistje ook voor jou. Ik heb maar alles op een vrachtbrief gezet, dat was goedkooper. Ik kom volgende maand weer hoor. Of ik er dan wel veel aan zal hebben? Moet Jan aardappels rooien?

Oome Bram Sigterman, de man van tante Betje, wou ook wel eens graag meekomen met mij, zou dat gaan, of gaat het beter als we iets verder zijn, in Augustus bijvoorbeeld.

’t Zal nu lastig gaan met het oog op de voeding niet. Hoor ik nog eens van je.

Lekker zoodje heb je nog gevangen zeg dien morgen in de fuikjes. Sapperloot ik zat te watertanden. Gaat het nog zoo of is er al verandering en vermindering. Zijn jullie al eens weer met de schakels uitgeweest en gaf dat iets waar ben je geweest. Toch niet weer naar de Westen.

Ik heb het druk deze dagen, mijn eene chef is ziek en den andere is in Utrecht op manoeuvre en dus zit ik alleen voor het zaakje. Dat valt nog lang niet mee. ’t Stemt anders wel prettig dat de hooge heren je de zaak zoo alleen toevertrouwen, hoewel ik blij zal zijn als er spoedig meer hulp komt, want het loopt me wel erg druk nu. Gisteren schoot ik er mijn eten al bij in en dat is erg beroerd. Vindt je niet? Nou saluut brave zielen,

Hartelijke groeten en een zoen voor groot en klein wijf,

Je Siem.

O, ja, meteen mijn gelukwenschen met de jaardag van Trien. Tjonge meid, dat zou ik haast vergeten de brief was al dicht en toen schoot het er nog bij mij in dat jij 22 jarig bent, nog veel jaartjes hoor, en niet veel kleintjes meer, dan kun je nog wat aan het leven hebben. Als ik het de volgende jaren maar weer niet haast vergeet, enfin als het dan nog net bijtijds bij me inschiet dan komt het nog terecht, zorg maar dat het er bij jou niet inschiet.

Henk en dus ook ook mijn gelukwensch. Wees er zuinig op Henk, je hebt een best wijf .

Saluut hoor.

(rood is een gokje)

Zouden dit Oom Bram en Betje kunnen wezen?

Abraham Sigterman geb. 12 jan 1882, overleden 5 jul 1959 en

Elisabeth de Jong geb. 26 nov 1883 en overleden op 2 aug 1955

Beide begraven in grafnr 9942

Bilthoven Den en Rust (Ut).

Terug naar boven