Agatha en Van Steyn

Agatha Wesseling en Joan Albert van Steyn

Agatha Wesseling (geb. Tiel 29.8.1860), trouwt te Utrecht in 1861 met Joan Albert jr. van Steyn (geb. Soestdijk/Baarn 26.11.1855), intendant generaal van Koninklijk Paleis en domein Het Loo, d.w.z. hoofdopzichter. Zijn ouders Joan Albert sr. van Steyn en Gezina van Toornenburgh zijn in 1841 getrouwd te Zeist en hebben de kinderen gekregen in Baarn/Soest.

Joan Albert jr., de man van Agatha Wesseling, is kleinzoon van de eerste burgemeester van de gemeente Soest, Gerrit van Steyn van Hensbroek, die Heer is van de Hoge Heerlijkheid Hensbroek, gelegen in Noord Holland (West-Friesland) tussen Obdam en Rustenburg, bestaande uit 107 huizen, en dat 383 morgen groot is.

Raadhuis Hensbroek

Grootvader is getrouwd met Geertruida Plaat en overlijdt in 1857 te Soest. Hij ligt mogelijk begraven in de Hof van Lof bij de Oude Kerk te Soest in graf nr. 29.

Een zus van Joan Albert sr., Geertruida Gezina,geboren op 12 september 1846 te Baarn, trouwt in 1871 te Zeist met Willem Gerard Maurits van Eyck, heer van Zuylichem, geboren te Maartensdijk in 1846, watergraaf van het waterschap Maartensdijk, burgemeester van Nijeveen en een zoon van Adriaan Hendrik van Eyck, burgemeester te Maartensdijk, watergraaf en beroemd bouwkundige.

Huize Eyckenstein te Maartensdijk

Agatha van Steyn – Wesseling’s grootvader Hendrik Wesseling woonde in Maartensdijk en heeft Adriaan Hendrik van Eyck gekend. Hij woonde op huize Eyckenstein.

.Van Driebergen naar Het Loo in Apeldoorn

Gemeentehuis Driebergen

Aanvankelijk woont het echtpaar van Steyn – Wesseling in Driebergen, waar hun oudste dochter Gezina Wilhelmina Cecilia op 13 november 1881 geboren wordt – zij is in haar tweede naam vernoemd naar het prinsesje, dat tot vreugde van het Nederlandse volk een jaar eerder geboren is - de troonsopvolging liep gevaar – en op 26 november 1882, de dag waarop haar vader 27 jaar wordt Sara Antoinetta, genoemd naar grootmoeder Wesseling – van der Vliet. Op 31 januari 1883 wordt Joan Albert van Steyn rentmeester/intendant op Het Loo en vanaf 1884 gaan Joan Albert en Agatha van Steyn – Wesseling met hun twee dochtertjes in Apeldoorn wonen.

Intendant-generaal Joan Albert van Steyn, man van Agatha Wesseling

Koning Willem III, zijn tweede echtgenote koningin Emma van Waldeck-Pyrmont en hun dochtertje Wilhelmina (geb. 1880)

Het huwelijk van koning Willem III en Emma van Waldeck Pyrmont, zijn tweede echtgenote, is op 7 januari 1879 voltrokken. Op 31 augustus 1880 is uit dit huwelijk prinses Wilhelmina geboren. Vanaf dat moment verblijft de vorst meestal op het Loo.

Koning Willem III ( 1817-1890) is als het maar even kan, op paleis Het Loo. Hij houdt erg van het landleven. De Koning jaagt vaak op Het Loo, is actief op het gebied van het onderhoud van de bossen en heeft belangstelling voor landbouw. Hij laat in 1873 twee zalen aanbouwen in 17e eeuwse stijl. Regelmatig nodigt hij musici en schilders uit. In het park organiseert hij concerten voor het publiek. Als er ijs is, mag men komen schaatsen.

Intendant Joan Albert van Steyn en zijn vrouw Agatha Wesseling ontmoeten op paleis Het Loo en Het Oude Loo en in de paleistuinen en de omringende bossen regelmatig leden van de Koninklijke familie en hun gasten. Ze zien er de kleine Wilhelmina als kleuter spelen en mogelijk spelen de oudste dochtertjes van Steyn wel met de kleine prinses, die immers niet zoveel ouder is dan zij.

Koning Willem III met zijn eenjarig dochtertje Wilhelmina in 1881

Zelf wonen ze op Het Loo in “Het kleine Loo”, een villa aan de doorgaande straatweg bij “De Naald” met uitzicht op de lanen naar het Paleis en naar de Loolaan richting Apeldoorn, een strategisch punt.

Op 24 september 1884 krijgen zij een zoon, Joan Albert genoemd naar zijn grootvader en vader. Op 7 juni 1888 sluit Dina Johanna de rij, maar groot is hun verdriet, wanneer zij haar tien dagen later, op 17 juni, moeten missen. De Koninklijke familie leeft mee.

Wanneer koning Willem III op 23 november 1890 overlijdt, zijn de drie zonen van de Koning uit zijn eerste huwelijk allemaal al overleden en is zijn dochter uit zijn tweede huwelijk, prinses Wilhelmina (geboren 31 augustus 1880) nog te jong om te regeren. Haar moeder Emma, de tweede echtgenote van koning Willem III, wordt regentes tot het moment dat zij, achttien jaar oud, in 1898 de troon bestijgt.

In 1890 – na de dood van koning Willem III – voert koningin- regentes Emma enkele moderniseringen op Het Loo uit, o.a. laat zij waterleiding aanleggen. Daarvoor moet door Joan Albert van Steyn veel geregeld worden.

Als prinses heeft brengt Wilhelmina haar jeugd nagenoeg op Het Loo door.

Voor haar wordt een huwelijk gearrangeerd met Hendrik van Mecklenburg-Schwerin, de zoon van groothertog Frederik Frans II van Mecklenburg-Schwerin en diens derde vrouw prinses Marie van Schwarzbur. Het paar verlooft zich op 16 oktober 1900 en het huwelijk vindt plaats op 7 februari 1901.

Voor Joan Albert van Steyn zijn het drukke dagen.

Eenmaal koningin geworden, gaat Wilhelmina met haar man prins Hendrik van Mecklenburg Schwerin in de residentie Den Haag wonen. Paleis Het Loo en het landgoed er omheen blijft voor hen een geliefde plek, waar koningin Wilhelmina zich graag terug trekt, o.a. om te schilderen en prins Hendrik de jacht beoefent.

Op 20 maart 1906 komt Joan Albert van Steyn vanuit Wageningen weer Apeldoorn binnen. Mogelijk heeft hij een bosbouwopleiding gevolgd. Op 20 juni 1907 vertrekt hij naar Utrecht voor een tijdje.

Wanneer Agatha van Steyn - Wesseling in 1910 op Het Loo overlijdt, betuigt de Koninklijke familie haar innige deelneming.

Joan Albert jr. van Steyn blijft in dienst van koningin Wilhelmina en hertrouwt met Marij Adelaïse van Overzee, die op 18 november 1860 geboren is te Camberwell, Engeland en vanuit Londen op 30 april 1914 naar Amsterdam gekomen is. Op 22 mei 1914 vertrekt zij van Amsterdam naar Apeldoorn, en op 25 mei wordt zij definitief ingeschreven.

Wil de koningin of iemand anders naar het Bureau van Intendant van Steyn bellen, gelieve nummer 108 in te toetsen. Dan wordt men door de telefoniste rechtstreeks doorverbonden met het Bureau van de Intendant.

Koningin Wilhelmina heeft steun aan mevr. Van Steyn – van Overzee en schrijft in haar boek “Eenzaam, maar niet alleen”:

“Moeder, die in Arolsen reeds vertrouwd was met hetgeen men thans ‘sociaal werk’ noemt, was aanstonds na haar huwelijk begonnen op Het Loo haar zorgende hand uit te breiden over hen, die in dienst van mijn vader waren, en hun gezinnen. Zij liet door de echtgenote van de intendant de gezinnen bezoeken en zich op de hoogte houden van hun toestand. Zij hielp daar waar het nodig was; ieder geval afzonderlijk beschouwend en zich persoonlijk in elk geval erop beradend, welke hulp het meest doeltreffend zou zijn.

Natuurlijk hoorde ik reeds als kind hiervan. Toen moeder Het Loo voorgoed verliet, nam ik deze taak van haar over. Na de grote aankopen van bos en heide, die enige tijd na ons huwelijk plaatsvonden, onderging het werk onder de mensen grote uitbreiding, want er kwamen veel werknemers bij. Niet alleen kreeg ik de zorg voor meer gezinnen, doch ook het onderhoud van meer huizen. De woningen op de Hoge Veluwe muntten toenmaals niet uit door hygiëne. Reeds spoedig besefte ik, dat het werk door moeder begonnen een tegenwicht behoorde te vormen tegenover de gestie van hen, die voor ons de functie van werkgever vervulden. Dat er naar gestreefd moest worden het juiste evenwicht te bereiken tussen de belangen van de bevolking der dorpjes, die toenmaals op ons als werkgever waren aangewezen en het belang van de boseigenaar-werkgever.

In de persoon van de tweede echtgenote van de intendant - de eerste mevrouw Van Steyn was overleden - kwam er de instantie, die namens mij de helpende hand bood, de noden en behoeften van de mensen met mij besprak en hun wensen aan mij overbracht. Zij was er geheel voor het welzijn der bevolking”.

Meermalen ontvangt hij groepen op Het Loo en leidt hen rond, zoals die keer in 1918, op de 20e oktober, wanneer hij bij slecht weer een gezelschap van de Nederlandsche Mycologische Vereeniging moet ontvangen, waarvan verslag:

EXCURSIE NAAR HET LOO OP 20 OCTOBER 1918.

Een donkere lucht, druipende boomen, natte straten, in modderpoelen veranderde paden, zoo zag Het Loo er uit in den morgen van den 20 October, toen daar te één uur de

excursie zou aanvangen naar het Koninklijk park, waartoe de leden der N. M. V. door Z. K. H. Prins Hendrik waren uitgenoodigd. In het keurig ingerichte Hotel ”de Keizerskroon" wachtten twee leden der Vereeniging, Mej. Verschoor uit Den Haag en de voorzitter, in angstig verbeiden af, of Pluvius eindelijk met zijn milde gaven zou ophouden en hielden zich, in afwachting der zoo vurig verlangde deelnemers, bezig met het bewonderen der smaakvol ge-arrangeerde collectie paddenstoelen, in de ruime veranda opgesteld door den Heer Berendsen, chef-bloemist van H.M. de Koningin; een attentie der Vereeniging bewezen, die door alle komenden op hoogen prijs werd gesteld.

Langzamerhand kwamen de deelnemers aanzetten, mismoedig keken zij naar het sombere zwerk, doch werden dan weer opgewekt door de kleurrijke stalenkaart van pas gevonden fungi; de kans dan ook heden nog wat te vinden, gaf moed, waartoe een goed déjeuner, dat onder de spijzen zelfs een vleeschgerecht telde, niet weinig medewerkte om de stemming te verbeteren.

Tegen het einde van het noenmaal verschenen de Heer Van Steyn, intendant-generaal van H. M. en Mevrouw Van Steyn, waarna de voorzitter het gezelschap uitnoodigde om in een der bij zalen bijeen te komen. Hij heette allen welkom te „Het Loo", zei dat het bestuur de komst van de leden bij tentoonstellingen, excursies en vergaderingen natuurlijk steeds op hoogen prijs stelt, maar dat het, zoo mogelijk, die opkomst heden nog meer apprecieerde, want dat het verschijnen, bij een weer als dat van heden, getuigde van groote belangstelling in de mycologie, maar ook van sympathie voor de N. M. V.

Hij sprak den wensch uit, dat Pluvius zou staken, dat de tocht door vochtige bosschen mocht beloond worden door het vinden van menig interessant exemplaar en deze excursie, evenals alle bijeenkomsten van leden der Vereeniging, zich weder zou kenmerken door een prettigen, jovialen geest, dat het weder een dag zou worden, die aangename

herinneringen achterliet.

Vóór nu op marsch te gaan, verzocht hij den leden met hem dankbaar te willen denken aan H.M. de Koningin en Haren Gemaal Prins Hendrik, die de leden der N. M. V. in de gelegenheid stelden om hun mycologische kennis te verrijken en een aangenamen dag door te brengen op het vorstelijk landgoed. Hij stelde het gezelschap voor, een telegram te zenden aan H.M. de Koningin, luidende : „Het Bestuur en de leden der Ned. Mycol. Ver. zeggen Uwe Majesteit eerbiedig dank voor de vergunning tot het houden hunner excursie op Het Loo" Een luid applaus

bewees de instemming met dit voorstel en nadat allen door een photograaf vereeuwigd waren, toog het gezelschap, dat bestond uit de dames:

A. L. Verschoor, A. WtteWAALL, C. TEN ZELDAM, M. STARING, A. VAN DER CRAB, C. G. BOELLAARD, E. BOELLAARD, VAN DEN WALL BAKE, Van Steyn en Cath. Cool en de Heeren : A. Joman, F. A. des Tombe, Richard Linn, E. Boellaard, Mr. A.Th. ten Houten, R. van de Wall Bake, J. A. van Steyn, Br. J. R. van Geuns, Th. F. Egidius, G. de Groot, en Joh. Ruys, onder leiding van den Heer Van Steyn en onder voorlichting van Mej. Cath. Cool en de Heeren Joman, Ruys en Des Tombe op weg.

Te ruim half vier kwam het gezelschap, na een heerlijke wandeling in de met herfstkleuren getinte bosschen en zonder tegenwerking van Pluvius, in het Hotel terug, waar het gevondene werd geëtaleerd en gedetermineerd.

Tegen half vijf togen de deelnemers weer op weg en wel om deel te nemen aan een door de familie Van Steyn aangeboden tea. In den huize „het kleine Loo" werd het gezelschap door Mevrouw en den Heer Van Steyn opgewacht; de vriendelijke gastvrouw en gastheer, de gezellige omgeving, de weldadige warmte, de thee, de taarten en gebakjes waren oorzaken te meer dat een ieder zich spoedig op zijn gemak gevoelde, terwijl de gelegenheid om in een der bijzalen een sigaar te rooken door velen van het sterkere geslacht zeer op prijs werd gesteld.

Na een uur in die vriendelijke omgeving vertoefd te hebben, brak de tijd voor het middagmaal aan en vereenigden zich een elftal leden aan een disch in het Hotel de Keizerskroon, waar voor een smakelijk menu gezorgd was en de tafel versierd werd door twee prachtige bloemstukken van wege het Paleis verstrekt; een niet genoeg te waardeeren blijk van sympathie, dat allen aangenaam trof.

Tegen acht uur brak het uur van scheiden aan en spoedden zich de dischgenooten naar het station, om te Apeldoorn uiteen te gaan.

In afwachting der treinen werd er genoegelijk gebabbeld over het genotene; jammer dat het weer zich zoo slecht had laten aanzien en daardoor velen den moed ontnomen

had om de reis te aanvaarden, maar zij, die het gewaagd hebben, zullen er zeker geen berouw over gehad hebben en met mij uitroepen: „les absents ont eu tort".

J. R.

In 1923 maakt Joan Albert van Steyn de feestelijkheden mee rond het zilveren regeringsjubileum van zijn koningin Wilhelmina.

Twee jaar later, in 1925, op de tiende mei, overlijdt Marij Adelaise van Overzee en wordt hij voor de tweede keer in zijn leven weduwnaar. Hij woont eerst aan de Paleislaan, vervolgens aan de Waldeck Pyrmontlaan. Een jaar later, in 1926, overlijdt hij te Apeldoorn, ruim zeventig jaar oud. Uit hofkringen is er belangstelling bij zijn begrafenis. Tweeenveertig jaar diende hij het Koninklijk Huis en maakte drie generaties Oranjes mee.

Koningin Wilhelmina, prins Hendrik en Juliana

Zestien jaar is de toekomstige koningin, prinses Juliana, de dochter van Koningin Wilhelmina en Prins Hendrik, wanneer intendant van Steyn overlijdt. Hij heeft haar meermalen ontmoet bij zijn leven, wanneer zij met haar ouders op paleis het Loo verbleef tijdens vakanties en officiële ontvangsten.

Zijn kinderen begeleiden hem naar zijn graf en wij volgen hen even.

Gezina Wilhelmina Cecilia Steyn en Freiherr von Stenglin

Zij is de oudste dochter (geb. Driebergen 1881) van Joan Albert van Steyn en trouwt op 5 juni 1902 te Apeldoorn met Ernst Hugo Karl August Freiherr von Stenglin (geb. Schwerin, Duitsland 1863). Hij is hoogstwaarschijnlijk in het kielzog van Hendrik van Mecklenburg Schwerin, de duitse prins, die prins-gemaal wordt na zijn huwelijk in 1901 met koningin Wilhelmina, met hem meegekomen uit Schwerin, waar prins Hendrik vandaan komt. In 1902 verhuist het echtpaar von Stenglin – van Steyn naar Hamburg.

Hertog Heinrich von Mecklenburg-Schwerin, zoals zijn officiële naam luidde, was in 1876 geboren in het Schweriner Schloss, dat nu deels als museum is ingericht. Voor de hertogen van Mecklenburg was Schwerin residentiestad – behalve in de periode 1756 -1837, toen weken ze namelijk uit naar het 35 km verderop gelegen jachtslot Ludwigslust.

Freiherr Ernst Hugo von Stenglin is in 1864 geboren. Zijn vader is “Oberkammerherr” van beroep en duikt als opperhofmeester von Stenglin van het hof van H.K.II, de hertogin-moeder van Mecklenburg-Schwerin, op bij een Koninklijke begrafenis in 1870 van Louise van Pruisen, getrouwd met Frederik, de broer van koning Willem II, een oudoom van koningin Wilhelmina, en dochter van Frederik Willem III van Pruisen en Louise van Mecklenburg – Strelitz, tussen vertegenwoordigers van vreemde mogendheden, die aan de begrafenisstoet deelnemen. Hij wordt vergezeld door baron von Stenglin, grootmeester van het hof des groothertogs van Mecklenburg-Schwerin, waarschijnlijk een familielid.

Freiherr Ernst Hugo von Stenglin komt uit Schwerin (Mecklenburg), is Evangelisch.

Freiherr Ernst Hugo von Stenglin heeft zichop 27 oktober 1894 ingeschreven bij de Akademie der Bildenden Künste te München.Zijn leraar op de Akademie: Paul Höcker (1854-1910) heeft geschilderd in Parijs, Holland en Holstein en sloot zich aan bij de Naturalistische Schilderrichting. Hij was in 1891 beroepen aan de Akademie. Werd bekend om zijn liberale onderwijsstijl, was de eerste moderne docent en introduceerde als eerste de methode van de “Pleinair Malerei”.

Paul Höcker

Zijn leerling Freiherr Ernst Hugo von Stenglin legt zich o.a. toe op jachttaferelen en zal op prins Hendrik van Mecklenburg Schwerin grote indruk gemaakt hebben. Mogelijk heeft hij van hem een opdracht voot een schilderij gekregen. Hij heeft immers Ferdinand von Raesfeld (1855-1929) geschilderd, een Pruisische “Forstmeister”, jager en auteur van standaardwerken uit de Duitstalige Jachtliteratuur, bekend bij prins Hendrik, die een passie voor de jacht heeft.

Ferdinand von Raesfeld, geschilderd door Freiherr Ernst Hugo von Stenglin

in 1913 schildert hij Kaiser Wilhelm II als jager in jachttenue.

Koningin Wilhelmina schrijft in “Eenzaam, maar niet alleen” over prins Hendrik: “mijn man was goeddeels opgegroeid op Steinfeld en vertoefde alleen 's winters in Schwerin. Hij was van jongsafaan volop buitenman. Als jongen roeide hij veel, schoot hij futen en zaagbek-eenden op het meer en reed zelf van het zadel het vierspan voor de boerenwagen om de oogst binnen te halen. Toen hij groot genoeg was, kreeg hij verlof op jacht te gaan in de eindeloze bossen. In het najaar na zijn bevestiging mocht hij zijn eerste hert schieten. Hierop zijn er vele gevolgd. Groot was zijn liefde voor het bos en wat hield hij veel van de herten die daarin leven en van de reeën die zich in het veld ophouden. Hij was

zeker geen jager, omdat hij zo graag schoot. Dè grote vreugde voor zijn jagershart was het om lang in het bos bij de herten te vertoeven en hun leven en gewoonten gade te slaan. Ofschoon hij wel paard reed, was hij bij uitstek koetsier. Als jong officier was hij bekend om zijn schimmels, die hij altijd zelf als vierspan reed. Het waren meestentijds ‘juckers’, ‘Lippizaner’, die zeer snel zijn.”

Na het overlijden van Freiherr von Stenglin in 1914 in de leeftijd van ca. 51 jaar hertrouwt zijn weduwe Gezina Wilhelmina Cecilia von Stenglin – van Steyn met Dr. Harry Max Adolf Krause (geb. Berlijn 1885, overl. Berlijn 1945) en wordt daar Frau Krause – von Steyn genoemd.

Joan Albert van Steyn

Joan Albert van Steyn is geboren op Het Loo te Apeldoorn in 1884, genoemd naar zijn vader en grootvader. Hij trouwt in 1916 met Anna Catharina de Vries Feijens (geb. Amsterdam 1884), de dochter van Mr. Lodewijk Anne Rinze Jetze de Vries Feijens (Leeuwarden 1842-St. Pieters-Woluwe België 1907) en Euphresine Josephine Marie van Wayenburg.

Anna Catharina’s grootvader van vaderskant, Georgius Lambertus Feijens is advocaat bij het Gerechtshof Friesland vanaf 1816. Haar grootmoeder heet Catharina Monica van Loo. Anna Catharina is genoemd naar haar tante Anna Catharina. Zij heeft ook een tante Susette Johanna.

Anna Catharina’s grootvader van moederskant is Arnoldus Joannes Bernardus van Wayenburg (1818-1896). Hij is op 19.9.1878 te Amsterdam getrouwd met Leocardie Francoise Leonardine Jeanette ten Sande (1825-1917).

Deze grootouders van Wayenburg hebben in 1851 de Ursulaschrijn aan de kapel van het Begijnhof in Amsterdam geschonken, bevattende de relikwiëen van het Gezelschap De Heilige Ursula.

Na het overlijden van Anna Catharina van Steyn - de Vries Feijens in 1957 trouwt Joan Albert van Steyn te Den Haag met Johanna Catharina van Marle (geb. Amsterdam 1900, dochter van Hendrik Willem van Marle en Olga Maria Sillem, die eerder, op 16.9.1890 te Amsterdam getrouwd was met Gerard Cornelis Blaauw (geb. Amsterdam 1.9.1890). Haar eerste echtgenoot was overleden te ’s Gravenhage op 14.10.1935.

Johanna Catharina van Marle stamt van moeders en vaderskant van eeuwenoude adellijke geslachten af:

Haar moeder Olga Maria Sillem is een dochter van Johann Gottlieb Sillem en jonkvrouwe Judith Catharina Henriëtte Hoeufft.

De van Marles

Haar vader is zoon van Hendrik Willem van Marle en Johanna Catharina Michiela Viruly en kleinzoon van de in Deventer geboren predikant Henricus Hermannus van Marle.

Haar vader Hendrik Willem is geboren in 1872 te Amsterdam en wordt begraven in 1941 in Brummen - een dorp tussen IJssel en Veluwezoom, zo’n 25 kilometer van het Loo in Apeldoorn, waar de van Steyns wonen - waar zijn oudere broer Constant Jan van Marle en diens vrouw Marie Julie Bogaardt, een oom en tante van Johanna Catharina van Steyn – van Marle, sinds hun huwelijk in 1895 op landgoed Klein Engelenburg wonen. Zij hebben dit huis laten bouwen op de plek van het oude huis. De tuin grenst aan de Engelenburgerlaan, de oprijlaan van landgoed kasteel Groot Engelenburg in Brummen, waar Marie Julie van Marle - Bogaardt geboren is als dochter van de rijke planter Frederick Bogaardt, die vermogend uit de Oost teruggekeerd was en Maria Isabella van der Schalk. Hij had het tot chef van het handelshuis Frazer-Eaton te Soerabaya gebracht in kwam in zeer goede doen terug in Den Haag en verwierf Groot Engelenburg als zomerverblijf in 1877.

Zijn zoontje Frederik Marius, het broertje van Marie Julie van Marle – Bogaardt, was in 1880 in Den Haag, waar hij op een kostschool zat, ontvoerd en ondanks de toezegging van een gigantische losprijs, die de kidnapper met het opsturen van een afgesneden vinger had weten binnen te halen, vermoord. Zijn handschrift verraadde hem echter en hij werd gepakt. De “Moord in het Dekkersduin” veroorzaakte zoveel opschudding in Nederland en werd levendig bezongen in de ballade “ Droevig lied van den verschrikkelijken kindermoord”. Een monumentaal grafteken op de begraafplaats in Brummen bij de grafkelder met overwelving van de fam. Bogaardt/van Marle herinnert aan deze gebeurtenis.

Het getroffen echtpaar Bogaardt – van der Schalk vestigde zich op Groot Engelenburg, hun buitenverblijf in Brummen en Frederick Bogaardt wijdde zich aan het beheer van het landgoed en kocht er enkele boerderijtjes bij. Vanaf 1902, na de dood van Frederick Bogaardt, was het landgoed bezit van zijn vrouw Maria Isabella Bogaardt – van der Schalk en haar jongste dochter Marie Julie van Marle – Bogaardt, die er nog een tijdje gewoond heeft.

Hendrik Willem van Marle overlijdt in 1945 te Brummen, waar hij wordt begraven in het familiegraf op de Oude Begraafplaats aan de Voorsterweg, bij zijn broer en schoonzuster.

Brummen Klein Engelenburg Brummen Groot Engelenburg

N.a.v. een aanvulling van A.S., een Bogaardt afstammeling uit Singapore is de achternaam i.p.v. Boogaardt gewijzigd in Bogaardt, en voor genealogen die geïnteresseerd zijn de volgende toevoeging "De voorvaderen van Frederick Bogaardt zijn via de VOC-/Nederlandse bezittingen in Azië: Ceylon, Bengalen/India, N.O.I. na de 2de W.O. weer in Nederland beland en gedeeltelijk van daaruit naar de VS, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland.

Joan Albert Steyn overlijdt in 1964 in Den Haag. Zijn tweede vrouw Johanna Catharina van Marle in 1980 te Den Haag, 80 jaar oud.

Van de dochters van Agatha Wesseling en Joan Albert van Steyn blijft Sara Antoinetta (geb. Driebergen 1882) ongehuwd en overlijdt op 3 mei 1950, 67 jaar oud, te Baarn. Dina Johanna is in 1888 overleden, na slechts tien dagen geleefd te hebben.