Het begint in Gildehaus

Onze geschiedenis begint bij Jan Wessels Wesseling (roepnaam Duggen, von Dogge), hij is omstreeks 1640 geboren in Gildehaus, een dorpje in Duitsland, vlak bij Oldenzaal onder de Nederlands-Duitse grens.

Gildehaus behoort tot het Grafschaft Bentheim, dat als een baai het buurland in loopt. In de buurt van Bentheim wordt zandsteen gewonnen in een groeve. Van de 15e tot en met de 18e eeuw voerde men vanuit Bentheim handel in dit zandsteen, dat men vervoerde naar Münsterland, OstFriesland en over de Overijsselse Vecht naar Nederland. Vanaf Bentheim kwam het Bentheimer steen met paard en wagen naar Nordhorn, vandaar ging het per schip naar Amsterdam, via de Zuiderzee. Het paleis op de DAM is opgetrokken in Bentheimer steen.

Bentheim is een middeleeuwse stad met kronkelende straatjes en steegjes.

De imposante burcht van Bentheim is een bouwwerk van zandsteen. De familie Wesseling diende de Graf van Bentheim als rentmeester.

De op het topje van de Mühleberg gelegen Ostmühle is een opvallende verschijning. Dat komt voornamelijk doordat de romp helemaal uit grote brokken gemetselde Bentheimer zandsteen is opgetrokken. Opvallend is daarbij de afstandhouder die er tijdens het kruien voor zorgt dat het staartstuk vrij rond de romp kan draaien en niet kan kiepen. Dat kruien is een kunst op zich, want de voormalige molenaarswoning -nu restaurant- is zo dicht onder de molen herbouwd dat de wieken met een vlucht van 24.30 meter het dak en de ramen

al eens hebben geteisterd.

Vlakbij de molen is een historisch bakhuis uit 1798 gelegen.

In 1670 trouwt Jan met Grete Lübbers maar triest genoeg sterft zij in datzelfde jaar. Gelukkig vind Jan opnieuw liefde bij Gese/Grete Hermsen met wie hij 4 kinderen krijgt, de eerste, een stamhouder, in 1671 vernoemd natuurlijk naar zijn vader Jan met verduidelijking Janszn erachter wat later als Jansen wordt geschreven, ook zijn achternaam Wesseling krijgt bij de doop inschrijving even een andere kleur n.l. Wesselink. De tweede geborene in 1674 is ook een zoon en gaat door het leven als Wessel Wesseling, daarna volgt dochter Annetje in 1682 en Geesje in 1685.

Op 22 december 1723 is Jan overleden en in Gildehaus begraven.

De kinderen zijn gedoopt in de Evangelische Reformierte Kirche in Gildehaus.

In Gildehaus is sprake van een sterk Nederlandse invloed en het Nederlands is daar ook de taal van de kerk en school.

Het Graafschap ging in 1544 over tot de Reformatie en werd Luthers. De graven van Bentheim, Arnold I en II, hebben een belangrijke rol gespeeld in de Reformatie. Een zus van de gravin van Bentheim schreef brieven met niemand minder dan Calvijn. Ruim veertig jaar later, in 1588, voerde graaf Arnold II het Nederlands protestantisme in en nam de gereformeerde religie aan. Hij zorgde voor een predikantenopleiding in Burgsteinfurt. De inwoners van het gebied veranderden automatisch van religie. De vorst besliste over de religie in zijn gebied.

Het lidmaatschap van en kerkelijke gezindte was als het ware een voorwaarde om deel uit te maken van een lokale gemeenschap. Men ging naar de kerk om er te trouwen, de kinderen te laten dopen en om vanuit de kerk te worden begraven.

Jan, Willem, Annetje en Geesje Wesseling zijn naar school gegaan in het gebouw, dat Graf Ernst Wilhelm zu Bentheim in het jaar 1655 nieuw had laten bouwen. Het gebouw staat tussen de dorpskern rondom de kerk en het dorpsgedeelte “Mersch” in en doet ook dienst als Rathaus. Hij leert er Nederlands en Duits en wordt tweetalig.

Boven de ingang is het wapen van graaf Ernst Wilhelm zu Bentheim te zien. Daarboven een inscriptie in het Latijn: “Doctrina Lumen”, wat betekent: “de leer is als een licht”. Daaronder het jaartal 1656 en tussen jaartal en spreuk de latijnse inscriptie: “Schola seminarium piae ecclesiae et bonae rei publicae”: “de school is de basis voor een vrome kerk en een goede staat”.

Deze spreuken zijn al gelezen door Jans grootvader en vader, toen ze trouwden in het Rathaus en Jan leest deze spreuken wanneer hij via de schooldeur de school binnenstapt en zodra hij heeft leren lezen.

Hij hoort de geschiedenis over het kasteel in Bentheim en Herr Graf en het volksverhaal over de kerk.

Wie namelijk in Gildehaus het grof beklinkerde kerkpättken afdaalt, ziet dat de zandstenen toren van de hervormde kerk meters van de kerktoren staat. Het verhaal wil dat de duivel met de toren aan het schuiven was. Hij wilde de kerk van de grensplaats Ochtrup ermee verrijken, ongetwijfeld in ruil voor veel Ochtrupper zielen. Maar de spits viel van de toren en blokkeerde de voltooiing van het misdrijf.

Een mooie pentekening van de school En hier een foto van de school

In 1686 overlijdt schoolmeester Hermannus Nijhuis, die wordt opgevolgd door zijn zoon Gerd Arnhold Nijhuis, die 50 jaar en acht maanden tot aan zijn dood in 1736 schoolmeester is in Gildehaus.

Weten we ook weer, wie de schoolmeester van Jan Wesseling was.

Het begin van onze stamboom ziet er voorlopig zo uit:

Ik ben ervan overtuigt dat hier nog aanvullingen/veranderingen op komen, er zijn zoveel personen met de naam Wesseling (de varianten op de naam nog niet eens meegenomen) op de duitse site (zie Handige links nr. 24) en in het doopregister van Amsterdam dat ik me haast niet kan voorstellen dat er geen familie bijzit.

Jacob van Lennep beschrijft een tocht met zijn vriend van Hogendorp vanuit Oldenzaal richting Gildehaus en Bentheim, begin 19e eeuw:

Wij lieten vragen om een rijtuig naar Bentheim. Er was in heel Oldenzaal maar één koets met twee paarden, die een ander tot onze pech al besproken had. Van Hogendorp kon echter niet te voet gaan, en we wilden niet blijven. Ik wandelde dus rond en schommelde een mestkar op die ik voor twee gulden huurde.

Van Hogendorp plaatste zich daarin met de bagage, maar ik gaf er de voorkeur aan ernaast te wandelen, want de weg was schoon en de knol het draven allang ontwend.

Onze weg liep over bergen en dalen en leverde de mooiste vergezichten op. Slechts een kleine heivlakte van een kwartier lopen trokken wij over.

Na twee en een half uur wandelen klom ik een vrij hoge heuvel op. Tegen de helling daarvan en op de top is het dorp Gildenhuis of – haus gebouwd, een mooie plaats, met veel

steengroeven en korenvelden. Op de hoogte staan twee molens, die een vreemd gezicht op het land geven. Want aan de linkerkant zagen wij alleen korenvelden, rotsen en

gebouwen,

terwijl de vlakte aan de rechterkant uit veenderijen en heidevelden bestond.

Nu daalden wij de berg af en kwamen na een half uur aan in de stad Bentheim, die op een zware rots gelegen is en de hele omtrek overziet.

Trots en opvallend rust het oude en statige slot op de hoogste top

.”

Terug naar boven