Wesseling-Repelius

Henriette Marie Wesseling en Johan Diederik Hendrik Repelius

Henriette Marie Wesseling, geboren te Amsterdam op 24 mei en gedoopt op 7 juni 1807 in de Nieuwe Kerk te Amsterdam, is de derde dochter van Johannes Wesseling en Johanna Weverink. We leerden al eerder drie van haar broers kennen: Gerrit Weverink Wesseling, die commissionair is bij houthandel Bontekoning & Aukes in Amsterdam en Johannes en Nicolaas, die hun houtzaagmolen in Hoogland beheren en twee van haar zusters: Anna Jacoba Posthumus, die eerder Hondius – Wesseling heette en Gesiena Piek – Wesseling van het houtbedrijf in Oudshoorn, die we hierboven bespraken. Haar familie heeft, zoals we zagen, een stevige poot in het houtbedrijf.

Henriëtte Marie trouwt op 24 januari 1833 in haar geboortestad Amsterdam met Johan Diederik Hendrik Repelius, nadat ze op 10 januari in ondertrouw gegaan zijn.

Hij is geboren in Kockengen op 14 april 1800 als zoon van Hendrik Rutger Schutte Repelius, predikant te Nieuwveen (1797), Kockengen en De Haar (1799) en emeritus-predikant sinds 1831, en Francina Geertruyd van Homrigh, de dochter van notaris Cornelis van Homrigh en Anna Jacoba Bitter. Johan Diederik Hendrik Repelius komt uit een predikantengeslacht. Betovergrootvader Johannes van Repelen was predikant, overgrootvader Theodorus Johannes predikant te Samenbeek en Beugen, diens zoon Johannes Gijsbertus (een oom van de vader van Johan Diederik Hendrik) predikant te Nederhemert en Geldermalsen. Grootvader Hendrik had een andere familietraditie voortgezet en was apotheker in Amsterdam, maar vader Hendrik Rutger Schutte Repelius is weer predikant geworden.

Johan Diederik Hendrik Repelius is koopman in Amsterdam en eerder getrouwd geweest. Op 8 oktober 1829 is hij getrouwd met Diederika de Bruyn, de dochter van Herman Sas de Bruyn en Antje Kooij. Diederika is gedoopt te Kockengen op 13 maart 1796. Na het overlijden van haar vader heeft haar moeder de kaasnegotie onder de naam Firma Wed. H.S. de Bruyn voortgezet. Wanneer ook moeder overlijdt in mei 1829, zet Johan Diederik Hendrik Repelius als schoonzoon de kaashandel voort onder de naam firma weduwe H.S. de Bruyn & Compagnon.

Het kaaspakhuis van Kockengen behoort tot de oudste uit de regio (1801) en is erg vervallen. Sinds 2008 wordt het gebruikt door de eigenaar, de Hersteld Hervormde Gemeente, die het provisorisch hebben ingericht tot kerkzaal. Omdat het een rijksmonument is, zijn er subsidiemogelijkheden. Bureau Helsdingen heeft voor de eigenaar een subsidie aanvraag ingediend voor restauratie. Helaas bleek medio 2008 dat de aanvraag is afgewezen vanwege gebrek aan budget. Het is te hopen dat er spoedig weer mogelijkheden komen.

Johan Diederik Hendrik Repelius is 31 jaar oud, wanneer Diederika hem op 22 oktober 1831 ontvalt. Ruim een jaar na haar overlijden hertrouwt hij met Henriëtte Marie Wesseling.

Henriëtte Marie en Johan Diederik Hendrik Repelius - Wesseling krijgen acht kinderen, die deels geboren zijn in Amsterdam, deels in ’s Graveland. Tussen 18 mei 1838 en 2 maart 1840 heeft de verhuizing van Amsterdam naar ’s Graveland plaats gevonden.

We volgen nu hun kinderen:

  1. Francina Geertruid, geboren op 25.10.1833 te Amsterdam. Zij trouwt op 7 juni 1860 in Amsterdam met Hendrik Jacob van der Horst, die op 1 juni 1830 in Amsterdam geboren is als zoon van Gerrit van der Horst en Catharina Kever en commissionair is. Wanneer Francina Geertruid van der Horst – Repelius op 25 augustus 1875 in Amsterdam overlijdt, hertrouwt Hendrik Jacob van der Horst op 3 januari 1878 in Amsterdam met Maria Zimmer. Hij overlijdt op 22 juli 1911 en wordt op 25 juli begraven te Baarn op de Oude Algemene Begraafplaats aan de Berkenweg in graf nummer 5125.
  2. Johannes Repelius, geboren op 22 april 1837 te Amsterdam. Hij wordt makelaar in tabak, lid van de firma gebroeders Repelius in 1868 en emigreert vervolgens naar Ajaccio, Corsica, waar hij op 4 januari 1878 overlijdt, een dag na het tweede huwelijk van zijn zwager Hendrik Jacob van der Horst, veertig jaar oud.
  3. Hendrik Repelius, geboren op 18 mei 1838, trouwt in Gråsten (Denemarken) op 22 augustus 1870 met Carolina Adriana Elise Amalie Hohwü, die op 7 oktober 1845 te Gråsten geboren is als dochter van Nicolai Hohwü en Sophia Clausen. Vader Nicolai Hohwü is uurwerkmaker te Gråsten, pachter en later eigenaar van de steenbakkerij te Fiskenaes (Fisnas) bij Gråsten in de regio Sonderjylland. We kwamen hem al eerder tegen toen we de familie Rahder – Wesseling bespraken. Zij is een zuster van Thomas Hohwü, die met hun nicht Margaretha Maria Hohwü getrouwd is. Haar nicht is nu haar schoonzus geworden. Hendrik Repelius overlijdt op 15 oktober 1877 te Ede, zijn vrouw op 3 maart 1925 te Gråsten. Zij is teruggekeerd naar haar bakermat.
  4. Willem Nicolaas Repelius, geboren op 2 maart 1840 in ’s Graveland, studeert Rechten en wordt notaris te Amsterdam van 1877 tot 1909. Hij trouwt te Baarn op 23 september 1880 met Sara Antonia Strumphler, die op 1 augustus 1847 in Amsterdam geboren is als dochter van Johannes Fredericus Strumphler en Sara Deelman. Zij overlijdt op de dag van haar 69e verjaardag, 1 augustus 1916 in Ede, misschien aan de gevolgen van de Spaanse Griep die toen heerstte, Willem Nicolaas anderhalf jaar later, op 26 maart 1918 in Amsterdam, waar hij woont aan de Herengracht 114. Wellicht hebben zij moeder Henriëtte Marie Repelius – Wesseling verzorgd toen zij weduwe werd tot haar dood in 1877, bij hen in het Gelderse Ede.
  5. Johanna, geboren op 9 april 1841 in ’s Graveland. Zij verhuist naar Haarlem, waar zij op 25 juli 1908 overlijdt, 67 jaar oud. Zij woont samen met haar vriendin mej. M.L. Glasbergen.
  6. Henriëtte Maria, geboren op 3 april 1843 te ’s Graveland en overleden op 31 juli 1860 in Abcoude-Proostdij, 17 jaar oud.
  7. Gerrit Jan Fredrik, geboren te ’s Graveland op 25 januari 1845.
  8. Johanna Elisabeth (Betsy), geboren op 31 januari 1848 te Amsterdam, waar haar ouders kennelijk na een periode in ’s Graveland te hebben gewoond weer zijn teruggekeerd. Johanna was kunstschilderes en verderop zullen we iets meer over haar vermelden. Johanna is in januari 1921 te Amsterdam overleden.

Enkele nazaten van Henriette Maria Wesseling en Johan Diderik Hendrik Repelius

Gerrit Jan Frederik Repelius en zijn tabakshandel

Gerrit Jan Fredrik Repelius, geboren te ’s Graveland op 25 januari 1845, trouwt op 30 januari 1875 te Amsterdam met Sophia Bruynings, die geboren is op 24 juni 1853 te Amsterdam als dochter van Philip Carel Bruynings en Rensina Sophia Piccardt. Zij krijgen twee kinderen: Henriëtte Maria, geboren op 21 november 1875 en genoemd naar grootmoeder Repelius – Wesseling, en Johan Diderik Hendrik, geboren op 26 december 1876 en genoemd naar grootvader Repelius.

Gerrit Jan Frederik Repelius is makelaar in tabak en sinds 1868 lid der firma gebroeders Repelius samen met zijn broer Johannes.

Na Johannes’ vertrek naar Costa Rica – mogelijk in verband met de tabakshandel – runt Gerrit Jan Frederik het familiebedrijf in Nederland. In 1878 sterft zijn broer en compagnon Johannes in Costa Rica en neemt hij Carel Gustaaf Olie jr. in dienst.Na slechts vijf jaar getrouwd te zijn, overlijdt Gerrit Jan Fredrik, op 18 juni 1880 te Amsterdam, 35 jaar oud. Behalve door zijn vrouw en jeugdige kinderen wordt hij ook betreurd door zijn associé en persoonlijke vriend Carel Gustaaf Olie jr.

Carel Gustaaf Olie jr. aanvankelijk alleen, gesteund door zijn vader Carel Gustaaf sr. de tabakshandel van de gebroeders Repelius onder hun naam over.

Carel Gustaaf Olie jr. en de tabakshandel Repelius

Carel Gustaaf Olie jr. is in 1853 geboren als zoon van Carel Gustaaf Olie en Christina Helena Haverkamp en kleinzoon van Jacob Olie en Aagtje Beuk. Vader is vlotter en commissionair, eigenaar van werf “De Reus” aan de Grote Bickerstraat 4, waar ook het woonhuis staat. Carel Gustaaf jr. komt uit een gezin van negen kinderen: Christine Helena (1845), Jacob (1847), Dorothea Wilhelmina (1849, wordt maar elf maanden oud, Fredrik (Frits) (1851), Carel Gustaaf (1853), Cornelis (1855), Gerbrand (1857, wordt maar zes maanden oud), Gerbrand (1859) Jan Willem Frederik (1861, overleden op zes jarige leeftijd). Meid Betje (Elisabeth Vogel) regelt het huishouden.

Grote Bickerstraat 6 t/m 2 (v.r.n.l.) met in het midden huis en werf van de familie Olie. Christina Helena Olie–Haverkamp Jacob, Frits, Carel Gustaaf jr. en Gerbrand met rechts meid Betje

Op het erf van scheepswerf “De Reus” links meid Betje met op haar arm Jan Willem Frederik en zittend de andere zonen Olie

De firma gebroeders Repelius blijft in naam bestaan. In 1888 zien we dat sigarenfabrikant Johannes Eduard Schroeder zijn fabriek op De Bleek in Stratum verkoopt aan Carel Gustaaf Olie, optredend namens de firma Gebroeders Repelius, tabakshandel in Amsterdam.

Carel Gustaaf krijgt hulp van zijn oudere broer Frits Olie, die ervaring heeft opgedaan op het kantoor van makelaar in tabak Lieftinck, in 1876 medevennoot geworden is in de firma Altink & Olie, grossiers in tabak en in 1879 een eigen firma heeft opgericht: de firma Frits Olie & Co. Deze firma vormt later in vereniging met de firma gebroeders Repelius de Amsterdamsche Tabak-Handelsmaatschappij.

Frits Olie gaat met zijn vrouw Aagje Kost en kinderen in villa Acacia aan de Vaartweg 28 in Hilversum wonen.

Eerste foto: 1896 Villa Acacia, Vaartweg 28 te Hilversum. Het huis van Frits Olie. Leden van de familie Olie/Thiel/Kost poseren voor het huis. Op de achtergrond Jan en Jacob Olie jr.

Tweede foto: 1896: Leden van de familie Olie/Thiel/Kost poseren bij de veranda van Schoonzicht in Hilversum: l. Jacob Olie jr., met witte pet: Frits Olie, die de tabakshandel van Repelius heeft overgenomen, geheel rechts Jan Olie. Op de voorgrond in de bokkenwagen Hendrik

In 1907 overlijdt Frits Olie in Hilversum. Hij is medeoprichter van de Nederlandse Protestantenbond afdeling Hilversum. In 1911 komt er een einde aan het leven van zijn broer, Carel Gustaaf jr. Carel Gustaafs en Frits broer Jacob Olie (1834 – 1905) maakte bovenstaande familiekiekjes en is bekend geworden om zijn foto’s van Amsterdam in de 19e eeuw. Zo werd hij als hobbyist fotopionier. Zijn brood verdiende hij als timmerman, bouwkundige en later als tekenleraar en directeur van de eerste Ambachtsschool in Nederland.

Jacob Olie

De weduwe en de kinderen van Gerrit Jan Frederik Repelius

De weduwe van Gerrit Jan Fredrik Repelius, Sophia Repelius – Bruynings, is hertrouwd met Barend Kwast, maar ook zij is jong overleden, 40 jaar oud, op 9 december 1893 te Arnhem, waardoor hun kinderen op hun achttiende en zeventiende wees zijn geworden.

Ze hebben hun eigen weg gevonden.

Henriëtte Maria Repelius is op 19 juni 1902 in Amsterdam getrouwd met Evert Jan Heijer, geboren te Amsterdam 13.2.1875, makelaar, directeur Roomboter- en Kaasfabriek “Friso” aan 't Jeudje 15 te Hoorn, zoon van Evert Jan Heijer en Susanna Alida Riegen. Hun dochter Sara Sophia trouwt op 15 juli 1926 in Amsterdam met Carel Gustaaf Olie (1884-1960) zoon van Carel Gustaaf en Cornelia Maria Breunis en krijgen drie kinderen Carel Evert (1927), Henriëtte Cornelia (1929) en Cornelia Maria (1931).

Johan Diederik Hendrik Repelius is sinds 1902 fabrikant geworden en beheerend vennoot der Commissionaire Vennootschap Zwaardemaker & Co. en trouwt te Godesberg (Rijnprovincie) op 5 maart 1903 Adele Alwine Frederike Gruwe, geboren te Dortmund 17 juli 1878 als dochter van Louis Gruwe en Alwine Berhorst. Zij krijgen drie kinderen: Alwine Sophia, geb. Amsterdam 30 november 1903; Johanna Elisabeth, geb. Amsterdam 13 januari 1906 en Willem Nicolaas, geb. Amsterdam 20 januari 1911.

Zwaardemaker & Co vruchtensappenfabriek aan de Weesperzijde 93 1894

In 1932 gaan de zaken goed en geeft Johan Diederik Hendrik een opdracht aan Architectenbureau Baanders om een ontwerptekening met aanzichten, plattegronden, doorsneden en situaties te maken voor hun droomhuis in Laren, uiteraard aangestoken door de andere landhuizen die in de familie voorkomen en een richtlijn zijn geweest voor het ontwerp met de goede smaak van zijn vrouw. In 1932 wordt tevens de bouwvergunning aangevraagd en later ook goedgekeurd want het is een schitterend landhuis geworden die ze de naam "De Repel" hebben gegeven.

Betsy Repelius en haar schilderkunsten

Betsy Repelius, de jongste dochter van Henriette Maria Repelius – Wesseling en Johan Diederik Hendrik Repelius sr., blijkt talenten te hebben op het gebied van tekenen en wordt schilderes. Zij volgt schilderlessen in het atelier van lithograaf Petrus Franciscus Greive na 1867 tot aan zijn dood in 1872, samen met jonkheer Joan Frans Berg, die later lessen zal volgen aan de Antwerpse Akademie en naar Parijs zal vertrekken om daar te schilderen, Coen Metselaar, Jan (Johannes Cornelis) van Essen, met z’n gouden lorgnet op z’n wipneus, wiens vader koopman en sigarenfabrikant is net als de broers van Betsy en die een eigen atelier aan de Tesselschadestraat begint; Hein (Jacob Simon Hendrik) Kever, wiens moeder bevriend is met de bekende schilder Jozef Israëls en die op instigatie van Israëls in 1870 op het atelier van Greive komt. In 1877 zal Hein Kever samen met Jan van Essen naar Laren verhuizen, waar hij een eigen atelier begint, leerling van de Larensche School wordt en tegenover Mauve aan de Naarderweg gaat wonen; Jan Jacob Lodewijk ten Kate, de jongste zoon van de bekende dominee-dichter J.J.L. ten Kate sr.; Ten Hoet, Meyer Isaäc de Haan en de dames Cateau van Hoorn (bloemschilderes) en Marie Heineken. Zo doet zij inspiratie op, leert portret- en genrestukken te schilderen, onderhoudt contacten met collegaschilders en bezoekt hun ateliers. Betsy Repelius doorloopt van 1873 tot 1876 de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten te Amsterdam en krijgt van van der Waaij samen met Therese Schwartze lessen in aquarelleren. Therese Schwartze is een tante van Lizzy Ansingh. Lizzy, later één van de Amsterdamse joffers, schildert zelf ook, aanvankelijk kleine portretten van familieleden, maar enkele keren werkt zij op het atelier van Greive, waar zij gelijk de lessen in het aquarelleren in zich opneemt, die van der Waaij aan haar tante Therese Schwartze, die ze erg bewonderd, en aan Betsy Repelius geeft.

Toen zij op 73-jarige leeftijd overleed, liet zij haar vrienden en ook haar oud-leraar Nicolaas van der Waay aanzienlijke bedragen na. Marie Heineken erfde haar gehele atelierinhoud inclusief schilders benodigdheden.

Een recensent zegt over Betsy Repelius: “deze zeer begaafde Amsterdamsche kunstenares studeerde o.l.v. P. Greive, daarna 5 jaar aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten, meest figuurstukken”.

Nicolaas van der Waaij (1855 – 1936) is aquarellist, etser, illustrator, schilder, tekenaar, decoratieschilder. Hij beschildert de Gouden Koets met allegorische voorstellingen en schildert een portret van de jonge Koningin Wilhelmina en wordt o.a. bekend om zijn schilderijen van weeshuismeisjes, die in het Amsterdams Historisch Museum hangen.

en De Weesmeisjes door Nicolaas van der Waay

Detail van de ontwerptekening (met de Nederlandse Maagd) voor de achterkant van de Gouden Koets,

Nicolaas van der Waaij (1855-1936), hoogleraar Rijksacademie voor Beeldende Kunsten en de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten te Amsterdam

Hij vervolgt: “Zij verwierf verschillende eere-diploma’s op buitenlandsche tentoonstellingen, gouden medailles en eerste vermeldingen. Eén van de grootste verdiensten van Betsy Repelius is, dat haar van eigen individualiteit en oorspronkelijkheid getuigende werken innerlijkheid en dus geestelijke diepte hebben. Zij weet op voortreffelijke wijze uiting te geven aan de gedachten, die haar bij de conceptie van een schilderij bezielen, en de stoffelijke uitdrukking is daarmede technisch in bewonderenswaardige harmonie. De kleurschakeeringen en lichteffecten verhoogen het effect”

Links: “Vermoeid” (aquarel); midden: de schilderes in haar atelier aan den arbeid; rechts: “Kees, daar ga je”.

Zij laat haar woning aan de Vondelstraat 29 in Amsterdam, waarvan de zolderetage als schildersatelier is ingericht, in 1889 – 1890 ontwerpen door architect Joseph Th. J. Cuypers (1861-1949) en laat in 1902/1903 of 1905 een plafondschildering aanbrengen door kunstschilder Piet Mondriaan (1872 – 1944). (zie ook Betsy Repelius en haar opdrachten aan Joseph Cuypers en Piet Mondriaan (in het achtennegentigste jaarboek van het genootschap Amstelodamum 2006), exposeert o.a. in Ajacio, Corsica, waar haar oudste broer Johannes makelaar in tabak is en wordt na haar overlijden in 1921 begraven op Zorgvlied in Amsterdam.

Betsy Repelius maakt verschillende werken: aquarellen en olieverfschilderijen, o.a “Zingende meisjes op een zondagmiddag” en “een Marker vrouw zittend op een bank”. Vier werken van haar kunnen we laten zien:

Vrouw aan een tafel in een interieur Tuinman met hortensia Man met trommel De jonge groentenman

Terug naar boven