& den Bleijker

Ref. VI - e

Simon Hendrik Wesseling (1791-1852) en Tona Johanna den Bleijker te ’s Gravenhage/ Maarssenveen.

De op één na jongste zoon van Johannes Wesseling en Anna Elisabeth Thomas, een jongere broer van Johannes en Hendrik dus,

die we hiervoor schetsten, heet Simon Hendrik.

Simon Hendrik Wesseling is geboren in 1791 in de Weesperstraat in Amsterdam en door pastor Anthonius Kuijper op 23 maart 1791

gedoopt in de hervormde Zuiderkerk, het eerste Protestantse Bedehuis, dat bijna twee eeuwen tevoren speciaal voor de protestantse

eredienst is gebouwd bij de St. Anthoniesbreestraat in de buurt de Lastage. De doopouders Johannes en Anna komen een heel

andere kerk binnen dan de Amstelkerk, waarin hun oudste zoon Johannes gedoopt is. De Zuiderkerk is een ontwerp van beeldhouwer

en stadsbouwmeester Hendrik de Keyser, die er zelf ook begraven ligt. Het is een kerk met een echte toren, een trots bezit.

Het prachtige carillon van de beroemde klokkengieter Francois Hemony laat z’n klanken los.

Via de hoofdingang komen ze binnen in een hoog middenschip met twee zijbeuken.

De Zuiderkerk

Dopeling Simon Hendrik Wesseling is vernoemd naar zijn grootvader van moederszijde: Simon Hendrik Thomas.

Simon Hendrik groeit op in de Weesperstraat, krijgt er onderwijs in de school en de kerk en gaat werken. Hij wordt evenals zijn broers Johannes en Hendrik medefirmant bij houthandel Bontekoning & Aukes in Amsterdam en is ongehuwd rentenier, een man in bonis, wanneer hij op 22 april 1840 trouwt met Tona Johanna den Bleijker, een 34 jarige Zierikzeese, dochter van Jan den Bleijker en Neeltje Schippers. Tona is genoemd naar haar grootmoeder, Tona Dingemans(e) Vink.

Tona is de middelste van vijf kinderen. Haar moeder is in Zierikzee overleden na veertien jaar huwelijk in 1814, in de leeftijd van ca. 45 jaar. Tona was toen acht jaar. Vader is in Zierikzee hertrouwd met de 42 jarige Neeltje Teunissen(n) uit Heerde, de dochter van Pieter Teunissen en Hendrikje Kleibrink. Zij is melkvrouw en weduwe van Johannes Jacobus Smal, die soldaat der bezoldigde garde was.

Tona heeft haar kinderjaren in Zierikzee doorgebracht, maar is later met oudste broer Johannis Hendrik, die fusillier werd, naar Den Haag getrokken.

Vader Jan den Bleijker is met zijn tweede vrouw in Den Haag gaan wonen bij zijn twee kinderen.

De andere kinderen zijn in Zeeland blijven wonen: Serooskerke en Duivendijke.

Van de veertien kleinkinderen van Jan in Zeeland, zullen er elf op jonge leeftijd overlijden.

De in Den Haag wonende oudste zoon Johannis Hendrik is in 1831 overleden, ca. 29 jaar oud.

Vader Jan den Bleijker, journalier bij zijn trouwen, is later bleeker geworden en een eigen blekerij begonnen.

Een blekerij is een wasserij, waarbij de was uitgespreid in de zon te drogen wordt gelegd om deze te laten bleken. Alles wordt zo mooi wit, de vlekken verdwijnen

helemaal. Zon en gras spelen allebei hun rol. Zonlicht bevat ultraviolet licht. Dat breekt bepaalde kleurstoffen af, een proces dat behoorlijk veel tijd in beslag neemt.

In gras zitten coumarines: chemische stoffen die ook fungeren als optische witmakers. Ze zitten ook in klavers.

Dit Hollandse bleekproces is wereldberoemd. Stoffen worden van heinde en verre hierheen gevoerd om op zulke veldjes te worden gebleekt. Dat is een langdurig proces

waarbij het textiel een loogbad krijgt, waarna het in de zon wordt gelegd. Dat proces wordt meerdere malen herhaald.

Jan den Bleijker woont als bleeker aan het Spui. In de omgeving van de grachten rond het Spui in Den Haag is een levendige Lakenindustrie ontstaan.

Het Spui is een zeer belangrijke waterweg voor Den Haag. De gracht loopt van de Hofvijver naar de Vliet.

Het Spui is samen met de Trekvliet rond 1345 gegraven. De naam “spui” geeft een indicatie van het voornaamste doel: het afvoeren van water.

Dit water wordt door de Beek uit de duinen naar het grachtenstelsel rond het Binnenhof gevoerd. Door het graven van de Trekvliet is tevens een makkelijker vaarroute

naar Delft en Leiden ontstaan.

In een tijd van hobbelige wegen is vervoer per schuit de prettigste manier om te reizen. Het Spui is ook een haven geworden. Toen het verkeer toenam en het Spui de

drukte niet meer aankon, werden aan weerszijden allerlei havens gegraven, zoals de Turfmarkt en de Amsterdamse Veerkade. Zo is het Spui het centrum van een druk havenkwartier geworden. Enkele belangrijke gebouwen die aan het Spui staan: de Spuipoort, het Hervormde Wees- en Oudeliedenhuis (1615-1868), de Nieuwe Kerk (1656) en bierbrouwerij De Ooievaar. Verder liggen er veel herbergen en hotels aan het Spui.

Het Spui ligt in de omgeving van de Schedeldoekshaven. In de buurt van die haven liggen veel blekerijen.

De bleekvelden met hun sloten strekken zich uit tot aan de Nieuwe Haven. Het is niet voor niets dat de blekerijen hier liggen. Ze liggen aan de rand van de stad aan het water. Voor het wassen heb je water nodig en voor het bleken een grasveld, water en zon. Het water wordt uit de sloten geschept, die naar de Nieuwe Haven lopen. Het witte textiel wordt op het aangrenzende grasland uitgespreid en krijgt dan onder invloed van het zonlicht een helder aanzien.

Tona den Bleijker is een ongehuwde moeder met vier kinderen, Catherina Pieternella, Simon Jacobus Johannes, Sophia Antonia en Willem, die zij heeft laten dopen met haar vader Jan den Bleijker als getuige. De vader wordt niet vermeld in de vier doopacten.

In de Grote Kerk in Den Haag is haar oudste kind gedoopt: Catherina Pieternella , op 10 februari 1833. Tona den Bleijker is dan woonachtig aan het Spui, achter het Buiten- en Binnenhof.

In de kerkenraadsnotulen staat vermeld bij april 1833 onder punt 18 van de notulen: “dat onder goedkeuring des Kerkeraads wegens ontucht gecensureerd is door ds. Sluiter: Tona Johanna Blijker, Spui O 27.”

In de Nieuwe Kerk te Den Haag is gedoopt zoon Simon Jacobus Johannes op 24 augustus 1834. Moeder Tona den Bleijker woont dan aan de Bagijnestraat, niet ver van het Spui, achter de Lange Poten. Weer wordt Tona, nu woonachtig op adres 237, gecensureerd door ds. G. Ruitenschild, de latere hofprediker van koning Willem III.

Sophia Antonia is gedoopt op 30 oktober 1836, getuigen zijn Jan den

Bleijker en ene Cornelia van der Bent. Moeder Tona den Bleijker, woont ook bij deze geboorte aan de Bagijnestraat, Q 310. Voor de derde keer wordt zij onder censuur gesteld door ds. Ruitenschild.

De Bagijnestraat is in de tijd, dat Tona er woont het centrum van een beruchte buurt (op z’n Haags ‘Bagijnejach’ of ‘Jach’) met druk bezochte danshuizen (Chatelein), café’s (Hof van Holland) en bordelen: ‘t Is of je uit ‘t Jach komt’ was een voor vrouwen weinig vleiend gezegde. Je kon er ook je gestolen goederen kwijt.

Haar zoontje Willem wordt gedoopt op 23 december 1838, getuige is weer Jan den Bleijker. Moeder Tona den Bleijker is kennelijk verhuisd en woonachtig aan de Uileboomen, P 353.

De Uileboomen ligt achter het Bleekveld en de Schedeldoeks- en Munitiehaven. De 18e-eeuwse schrijver Jacob Campo Weyerman liet in zijn "De Echo des Weerelds" uit 1726 zeggen: "Dit Quartier, Vriend, wordt de Uyleboomen genoemt en is enkelt gesticht voor de Gezondheyt, voor het gemak en voor het vermaak der subalterne officieren ...", een toespeling op de in de straat bedreven ontucht. De Uilebomen is mogelijk vernoemd naar een herberg Uileboom.

Huidige huis Uilebomen 69 geheel rechts, achter de witte auto aan de rechterkant, door 18e-eeuwse schrijver Jacob Campo Weyerman het huis heeft op de eerste verdieping twee ramen naast elkaar.

In geval van omnummering kan het zijn dat dit niet hetzelfde huis is als in 1838.

Het huis aan de Uilebomen 69 was tussen 1832 en 1864 in eigendom was van Mevrouw Jacoba Johanna den Bergh, weduwe van Pieter Jouvenaz. Kortom het lijkt er op dat Tona den Bleijker met haar

vier eerste kinderen het huis huurde van deze bovengenoemde weduwe.

Ds. Huijdeckoper censureert haar, wat wil zeggen, dat zij niet aan het Heilig Avondmaal mag deelnemen.

Huydecoper (1805-1866) was predikant in Den Haag van 1838 tot aan zijn emeritaat in 1865. Als orthodox predikant verzette Huydecoper zich fel tegen het modernisme in de Nederlandse Hervormde Kerk en stelde hij in zijn prediking de gekruisigde Christus steeds centraal.

Negenenveertig jaar oud is Simon Hendrik Wesseling wanneer hij op woensdag 22 april 1840 te ’s Gravenhage in het huwelijk treedt met Tona den Bleijker. Getuigen zijn niet de minsten: Izaak Hermanus Jacobus Hoek, 40 jaar, apotheker, chinist en drogist; Hendrik Willem van Marle, 40 jaar, directeur der posterijen te Delft; Dr. Andries Hoek , 32 jaar Heel- en vroedmeester te Den Haag een bekend psychiater, chirurg en gynaecoloog, die later zal assisteren bij de geboorte van prinses Wilhelmina; en Frederik Georg Meijer, 25 jaar, taalmeester te Den Haag.

De kinderen van Tona zijn zeven, vijf, drie en anderhalf jaar oud. Ze worden door het huwelijk met Simon Hendrik erkend. Wanneer Simon Hendrik en Tona trouwen is de vijfde op komst. In het jaar van hun huwelijk staat Simon Hendrik al als rentenier te boek.

Zou het misschien kunnen zijn, dat Tonia en Simon Hendrik verliefd zijn geworden op elkaar doordat ze elkaar ontmoeten in de haven van Den Haag, waar Tona vlakbij woonde. Deden vader den Bleijker en Simon Hendrik Wesseling daar soms zaken met elkaar? Hoe het ook zij, misschien is er vanuit hun oprechte liefdesrelatie een kind gekomen (de oudste), en waren ze zo gek op elkaar, dat ze geleefd hebben als man en vrouw, wat een doorn in het oog was van de kerk als hoedster van de moraal, en zijn er uit hun liefdesrelatie nog drie kinderen geboren. Of was het eerste kind uit een relatie waar Tona niet mee kon trouwen en de volgende drie van Simon Hendrik. Misschien kon Simon Hendrik haar niet loslaten uit liefde, maar ook nog niet met haar trouwen, omdat dat zijn reputatie als directeur van Bontekoning & Aukes zou schaden en hij de familie Wesseling niet achter zich kreeg en is hij met haar getrouwd toen hij kon rentenieren en afgetreden was als directeur. Deze theorie zou m.i. alles verklaren. Hij zou anders met zo'n functie nooit getrouwd zijn met iemand, die er een minder gunstige moraal op na hield en kinderen van verschillende mannen had. Het gegeven, dat ze samen doorgegaan zijn, de moeilijkheden getrotseerd hebben en er later meer kinderen gekomen zijn, zegt genoeg over hun liefde.

Deze hypothese zou ook de handelwijze van de kerk verklaren - nu eens onder censuur stellen, dan weer de censuur opheffen en dopen - en het feit, dat vader Jan den Bleijker als getuige a.h.w. borg staat voor de moraal van zijn dochter als bewijs, dat alles wel deugt. Anders zou nl. de kerk volgens de tucht in die dagen Tona den Bleijker er zeker eruit gezet hebben (afgesneden van de gemeenschap, zoals dat heette) en had zij de kinderen niet kunnen laten dopen.

Dat de Wesselingen niet in hun handen klapten bij deze oplossing is verklaarbaar. Zij hielden hun hart vast i.v.m. de reputatie van het bedrijf en wilden hun vingers er niet aan branden, anders kwamen hun aandelen immers in gevaar. De zaken – hun zakelijke belangen - gingen hen vóór het meisje. Bij Simon Hendrik Wesseling ging het meisje voor de zaken.

Dat zij beiden geen types van twijfelachtig allooi zijn, wordt m.i. ook bewezen door de klinkende namen van hen die getuigen zijn bij het huwelijk, niet de eersten de besten. Zij zouden zich zeker niet geleend hebben voor dubieuze praktijken die hun reputatie zouden schaden. Het lijkt erop, dat zij de kerk en de familie Wesseling duidelijk willen maken: wij staan hier voor 100% achter! Vader den Bleijker had hier natuurlijk ook wel belang bij. Zijn dochter kreeg een goede partij. Wie zou niet zijn dochter willen uithuwelijken aan een directeur van Bontekoning & Aukes. En vlak niet uit: tot dan toe leefde het onvolledige gezin van zijn dochter op zijn kosten.

In de zomer van 1842 komt er een einde aan het leven van Tona’s vader Jan den Bleijker. Hij is 62 jaar geworden en overlijdt te Maarssenveen. Daarheen is hij verhuisd met zijn dochter Tona, haar man Simon Hendrik Wesseling en hun vier kinderen. Hij heeft er nummer vijf geboren zien worden, Johannes Hendrik, en nog net meegemaakt dat Tona een zesde kind baarde, dat overleed op de dag van de geboorte.

In de buurt van Maarssenveen, in Maartensdijk, wonen ook Simon Hendriks broer Hendrik en schoonzus Cornelia en in Loenen aan de Vecht verblijft ’s zomers broer Johannes met zijn vrouw Johanna. Gedrieën runden zij houthandel Bontekoning & Aukes.

Wonen op een landgoed is kennelijk een familietraditie in de familie Wesseling, ingezet door oudste broer Johannes. Simon Hendrik Wesseling en Tona Johanna den Bleijker gaan met de kinderen wonen op de buitenplaats “Spruijtenburg”, het huidige landhuis “Leeuwenburg” bij Maarssen aan de Vecht. Ze kopen het grote huis niet, maar huren het, mogelijk via bemiddeling van broer Johannes of diens zoon Gerrit Weverink Wesseling, de “vastgoedmakelaar”.

Een pentekening van het huis met dank aan Gerard Wesseling Een foto anno 2008 toen ik daar een kort bezoekje bracht.

Daar op “Spruijtenburg” brengt moeder Tona Johanna nog acht kinderen van haar en Simon Hendrik Wesseling ter wereld: Johannes Hendrik, een levenloos kind ,Anna Elisabeth, een levenloos kind, Petrus, Antonius, Hendrik Karel en de jongste Lodewijk. Van de twaalf kinderen blijven er tien in leven.

Maarssen is de eerste gemeente aan de Vechtstreek ten noorden van Utrecht. Het beeld van de gemeente wordt bepaald door de Vecht met haar grachtenhuizen en haar statige buitenplaatsen uit de 17e en 18e eeuw.

Aan de rechteroever van de Vecht benoorden Maarssen liggen tussen het jaagpad voor de trekschuit en de grote weg een aantal prachtige buitens: “Doornburg” met op het ijzeren hek een paar burchtjes, ieder met een dorentak in top. Daarnaast “Goudenstein”, een indrukwekkend huis: de gevel, de ingang en de stoep alles echt rijk zeventiende eeuws.

“Goudestein, gesticht van de eedle telg der Maarssevenen, dien Burgerheer, die als een Licht in Amstels Raadhuis heeft gescheenen” zoals Constantijn Huygens over zijn grote vriend Huydecopers heeft gedicht. Niet minder dan drie puntdichten heeft hij aan Goudestein gewijd. Drie dichtregels zeggen al heel veel: “En roeme Maarsenveens paleis en keurig leven, die lieffelijke locht, in allerhande weer, de klaarheid van de stroom en ’t blank hert van den Heer”.

En dan volgt “Leeuwenburg”, in de tijd van de Wesselings “Spruijtenburg” genaamd, een 17e eeuws, wit gepleisterd huis, het noordelijke gedeelte in Empirestijl, aan de zuidzijde een glazen serre. Het ligt aan het Zandpad 24 en bestaat uit twee aan elkaar gebouwde huizen. Op het terrein een achthoekige theekoepel, voorzien van een rieten puntdak.

“Spruijtenburg” is in 1647 gebouwd door bovengenoemde Joan Huijdecoper, eigenaar van “Goudestein”, een projectontwikkelaar avant la lettre, die in de “Heerlijcheit van Maarsserveen” vier buitenplaatsen bij elkaar liet bouwen: Spruytenburg, Neerbeek, Sluisoort en Geesbergen, waarvan alleen “Spruijtenburg” (later Leeuwenburg) nog over is.

Op “Spruijtenburg” hebben vóór de komst van de familie Wesseling enige tijd Portugees joodse families gewoond en vervolgens ene J.H. Vreedenburg. Van de oude glorie van “Spruijtenburg” is echter veel minder over, wanneer de Wesselingen er wonen.

Tussen 1795 en 1813 gaat ons land, en dus ook Maarssen, gebukt onder het juk van de Franse overheersing. Inkomsten uit handel vallen weg en een aantal buitenplaatsen komen leeg te staan, zoals “Spruijtenburg” en worden verhuurd. Andere worden zelfs gesloopt voor bouwmateriaal. Sommige verwoest en in brand gestoken. De Franzosen hebben hun sporen achter gelaten.

De betekenis van de naam “Spruijtenburg” is niet bekend, maar als het een aanduiding is dat er veel spruiten in geborgen zijn, dan dekt de vlag de lading in die zin, dat tien spruiten van Simon Hendrik Wesseling en Tona Johanna den Bleijker het grote huis vullen met hun spelletjes en allerlei geluiden.

Huisonderwijzer Hendrik van Doorn, vier dienstboden en een tuinman wonen bij hen in. Ogen genoeg om op de kinderen te letten en hen op te voeden tot deugdzame mensen.

Buren op het meer naar achteren gelegen herenhuis “Neerbeeck”, “Vreedelust”, een groot huis met stalling, koetshuis, druivenkas en koepel woont de rooms katholieke familie Kenkel, een vader, die koopman in ruste is, een moeder en een zoon, twee dienstboden en twee tuinlieden. Zij zijn de buren van de Wesselingen.

Een “paleisje” aan de Vecht, een keurig leven,liefelijke lucht, de klaarheid van de stroom, wat wil een mens nog meer? Echter: het noodlot slaat toe. Op 9 maart 1852 overlijdt vader Simon Hendrik Wesseling, slechts 61 jaar oud

In het Jaar Achttien Honderd Twee en Vijftig, den Elfden Maart

zijn voor ons ondergeteekende Burgemeester Ambtenaar van den Burgerlijken Stand

der Gemeente MAARSSENVEEN verschenen:

Jacobus Boerkool tuinman oud Zes en Twintig Jaren en Jan Schoonhove, tuinman

oud Drie en Dertig Jaren, beide alhier woonachtig, bekenden van de na te noemen overledenen,

welke ons verklaard hebben, dat op den Negenden dezer Maand des avonds tegen halftien ure tusschen

hier en huizinge Geesbergen en Spruytenburg aan den zandweg onder deze Gemeente overleden is:

De Heer Simon Hendrik Wesseling. Echtgenoot van Vrouwe Antonia Johanna Den Bleijker

zonder beroep oud Eenen Zestig Jaren geboren te Amsterdam woonachtig alhier op

de plaats Spruytenburg bovengemeld zoon van Johannes Hendrik Wesseling en

Anna Elisabeth Roelofs beide overleden.

En hebben wij hiervan deze Akte opgemaakt, welke na gedane voorlezing

door aangevers en ons is ondertekend.

J. Boerkool, J. Schoonhoven, H. Dolman

(Burgemeester)

De vijftig jarige notaris Francois Ludolf Tissot van Patot behandelt de nalatenschap van Simon Hendrik Wesseling en steunt de weduwe Tona. Hij is ervaringsdeskundige en weet dus wat het is iemand te moeten missen en alleen verder te moeten. Twee en een half jaar is het nu geleden dat zijn eigen vrouw, met wie hij nog maar vijf jaar getrouwd was, Johanna Henrietta Antonia de Joncheere, overleed, nog geen veertig jaar oud en hij achterbleef met zijn drie jaar oude dochtertje, de vreugde van zijn oude dag. Burgemeester Dolman tekent mede de overlijdensacte van Tona den Bleijker. Ook op hem als sociaal bewogen katholiek maakt het overlijden van beide ouders in een paar jaar tijd diepe indruk. Diens zoon Henri, te jong nog om zijn specialiteit: het treurgedicht ten gehore te brengen, zal eenmaal volwassen geworden door alles wat hij meegemaakt en gehoord heeft - hij heeft soms hele families mee ten grave gedragen – op verzoek grafgedichten schrijven.Een paar jaar na het overlijden van Tona Wesseling – den Bleijker overlijdt burgemeester Dolman.Wanneer diens vrouw, Henri’s moeder, overlijdt, schrijft Henri in gezwollen taal een elegie, die landelijk uitgegeven wordt: “Mijn droeve harp, al is u ’t rouwfloers omgewonden,al goot de kindertraan u roestsmet op uw snaar;toch heeft, bij moeders graf, mijn ziel haar zang gevonden,en eischt het kinderhart uw zoetst acoord voor haar”.

Het jaar daarop volgend, verlaat weduwe Tona Johanna Wesseling – den Bleijker met haar tien kinderen “Spruijtenburg” en gaat op “Solitude” wonen, een 18e eeuws buitenplaatsje op nummer 25 aan de Daalschendijk, de latere Binnenweg 56 in Maarssen-Dorp, dat vlak langs de Vecht staat naast het veel grotere “Hazenburg” en aan de straatzijde een kleine siertuin heeft, die door een hek, waarin de naam van het huis vermeld staat, gescheiden is van de Binnenweg.

Het huis heeft veel te lijden gehad van de Franse overheersing en is enigermate opgekalefaterd door een timmerman, die een tijdlang eigenaar was en niet lang voor de komst van Tona Wesseling door een metselaar/loodgieter, die er woonde, maar is steeds in andere handen overgegaan.

Tona opent het grote toegangshek met de naam “Solitude”, wat “eenzaamheid” betekent, stapt via de empiredeur met bovenlicht tussen classicistische pilasters het huis in en staat binnen in de vierkante hal. Het huis kent geen gangen. De deuren komen uit op deze hal en een fraaie trap leidt je naar boven. Hier zal ze haar leven met de kinderen verder moeten opbouwen.

In onze ansichtkaartenalbum troffen we deze kaart aan

Een jaar later echter, op dinsdag 21 november 1854, moeten de kinderen ook moeder Tona Johanna missen. Zij is 48 jaar geworden.

In het Jaar Achttien Honderd Vier en Vijftig, den Drie en Twintigsten November

zijn voor ons ondergeteekende, Burgemeester en Ambtenaar van den Burgerlijken Stand der Gemeente MAARSSEN verschenen:

Francois Ludolf Tissot van Patot, notaris, oud Drie en Vijftig Jaren, en Hanzo Lemstra van Buma Kandidaat Notaris oud Negen en Twintig Jaren, beide alhier woonachtig, bekenden van de na te noemen overledene, welke ons verklaard hebben, dat eergisteren den Eenentwintigsten dezer maand des avonds ten Elf ure in het huis nommer vijfentwintig staande binnen deze Gemeente aan de Daalschendijk overleden is: Vrouwe Tona Johanna den Bleijker weduwe Den Heer Simon Hendrik Wesseling zonder beroep oud Acht en Veertig Jaren geboren te Zierikzee woonachtig in deze Gemeente wier ouders onbekend zijn.

En hebben wij hiervan deze Akte opgemaakt, welke na gedane voorlezing door aangevers en ons is ondertekend.

F.L. Tissot van Patot, H.Lemstra van Buma, H. Dolman (Burgemeester)

Nu zijn de kinderen wees. Ze worden verdreven uit de paradijselijke omgeving en verspreid over diverse families.

Oudste dochter Johanna Petronella is twintig jaar, jongste zoon Lodewijk net vier jaar geworden op de dag, dat zijn moeder overlijdt.

De kinderen Wesseling lopen op de dag van de begrafenis met verdere familie, ooms en tantes Wesseling en den Bleijker, buren en belangstellenden richting de Hervormde Dorpskerk in het centrum van Maarssen.

De jongste kinderen gaan niet mee, maar worden opgepast door bekenden.

Ze naderen de iets van de weg terug liggende kerk, lopen over het kerkplein en betreden in rouwkleding de oude kerk, onwetend van het feit, dat een deel van hen daar gedoopt is. Bij die gelegenheid droegen ze een witte doopjurk.

Het orgel speelt, wanneer de kist wordt binnengedragen. Het is een indrukwekkend, plechtig moment.

De dominee leest uit de bijbel over het vergankelijke en het onvergankelijke leven.

Laten ze hun ogen dwalen, dan zien ze de herenbanken en de wapenbordkamer en grafkelder voor de familie Huydecoper, eeuwenlang de bewoners van Goudenstein en zo eeuwenlang de buren van de bewoners van Leeuwenburg/Spruitenburg.

Na de dienst loopt de stoet naar de nog niet zo lang geleden ommuurde begraafplaats achter de kerk en wordt Tona Wesseling – den Bleijker bij haar man Simon Hendrik gelegd, haar laatste aardse rustplaats.

Exterieur en interieur van de Dorpskerk in Maarssen, waar een deel van de kinderen gedoopt is en van waaruit Simon Hendrik Wesseling en Tona den Bleijker begraven zijn.

Nu zijn de kinderen wees. Ze worden verdreven uit de paradijselijke omgeving en verspreid over diverse families.

Oudste dochter Johanna Petronella is twintig jaar, jongste zoon Lodewijk net vier jaar geworden op de dag, dat zijn moeder overlijdt.

Hun jeugdherinneringen op “Spruijtenburg” dragen ze als een kostbaar bezit met zich mee, maar voor het jongere deel van het gezin zijn het er maar weinige.

Datzelfde voorjaar zorgt de eeuwenoude stinzenbeplanting voor een duizendvoudige paarse crocussenpracht aan de voorzijde van buitenplaats Leeuwenburg. Deze kleurrijke bodembedekkers lijken echter ook wel de geschiedenis van de familie Wesseling te bedekken en hun sporen uit te wissen. Haar plaats kent haar niet meer, zegt de dichter van psalm 103.

In de tweede helft van de 19e eeuw verbetert de economische situatie in Maarssen geleidelijk door de Vecht als transportroute, de straatweg en de spoorlijn, maar dat zal de familie Wesseling niet meer meemaken.

Crocuspracht voor huize Leeuwenburg te Maarssen.

Terug naar boven