Stichting Eikenoord

De stichting van Eikenoord

Aanvankelijk werd bij de inventarisatie van de panden - die in aanmerking komen als gemeentelijk monument - deze vervenerswoning gedateerd aan het begin van de twintigste eeuw, zo rond 1910.

Uit archiefonderzoek bleek echter dat de woning bijna een halve eeuw ouder is. Reeds in 1869 werd de woning gebouwd - ter vervanging van een andere op dezelfde plek - door de eigenaar Carel Piek.

Deze vervenersbaas had vele bezittingen in de gemeente Ambt Hardenberg. Even voor de herbouw van het pand kreeg Carel door boedelscheiding de bezittingen van zijn vader in onze gemeente 'op naam'.

Carels beroep was volgens het kadaster 'oeconoom' (handelswetenschapper). Carel Piek was op 5 september 1834 geboren in het Zuid-Hollandse Oudshoorn, als zoon van Stephanus Piek en Gesiena Wesseling. In 1869 was hij te Noordwijk gehuwd met Johanna Cecilia Annette Jongkindt Coninck en na haar overlijden hertrouwde hij in 1889 te Rotterdam met Johanna Charlotte Wilhelmina Pluygers. Op 3 oktober 1891 werd te villa Eikenoord hun enige dochter, Aleida Margaretha geboren.

Het echtpaar Piek met dochter Aleida Margaretha, circa 1903

Na zijn lidmaatschap van de gemeenteraad van Ambt Hardenberg, was Carel Piek van 1884 tot 1901 lid van de provinciale staten van Overijssel; zelfs bracht hij het tot de eerste uit de gemeente Ambt Hardenberg afkomstige gedeputeerde. Hij overleed op 28 augustus 1910 in 's-Gravenhage

Het gezin Piek bewoonde de villa, destijds bekend als huisnummer P-44 (later P-29) tot 28 april 1904, toen ze vertrok naar

's-Gravenhage. Hierna verhuurden zij hun villa aan de heer Jan Prins van Wijngaarden, directeur van een der grootste baggermaatschappijen van ons land. Deze was afkomstig uit Sliedrecht en had een groot karwei onder handen, namelijk de kanalisatie van de Vecht. In die dagen was hij de eerste in onze streek die een echte auto bezat. Hij liet zijn 'Renault' uit 1913 besturen door Derk Jan van Faassen. Zo reden ze langs de waterwegen om de werkzaamheden gade te slaan. Later werd een 'Berliet' de auto waarin vele kilometers werden afgelegd. Op 2 november 1915 verhuisde het gezin Prins van Wijngaarden naar de gemeente Hattem.

In datzelfde jaar 1915 verkocht de familie Piek 'Villa Eikenoord', ofwel huisnr. P-39, aan de heer Johan Gerhard Meijer uit Apeldoorn. Samen met zijn vrouw Riemke Rozema bewoonde hij het pand tot 23 april 1917, de dag waarop zij verhuisden naar Dantumawoude. Ze hadden hun villa verkocht aan Aris Pieter Willem Kraan, gemeentesecretaris te Hoogkerk, welke de woning een jaar daarna reeds van de hand deed.

De nieuwe eigenaar is dan de - in onze streken - zeer bekende persoon van Eppo Mulder, directeur van de aardappelmeelfabriek 'De Baanbreker' in Lutten. Na het vertrek van Meijer werd de woning van 2 november 1917 tot 22 april 1920 bewoond door het echtpaar Gerrit Zandbergen en Gezina Altena uit Avereest. Gerrit was werkzaam als arbeider bij 'De Baanbreker'.

Meer over de bewoners van Villa Eikenhorst

Uitgelicht Marinus Carel Piek en VILLA NUOVA (Oudhoornseweg 174)

(Bron: www.groenehartarchieven.nl)

Wanneer we de eerste kadastrale opmeting van Oudshoorn bekijken, zien we dat er rond 1832 nogal wat riante herenhuizen of villa’s in deze gemeente stonden. Alleen al tussen de ‘s-Molenaarsbrug en de Hervormde kerk lagen achtereenvolgens “Vredenslust”, “Buitenzorg”, “Langgewenscht”, “Woellust” en “Meerderrust”. Aan de andere zijde van de kerk, richting dorpskern, lag de enige grote buitenplaats, “Rijnoord”. De meeste herenhuizen werden afgebroken, een enkele werd herbouwd, waarbij soms niets meer van de oude situatie herkenbaar bleef.Dit laatste gebeurde met “Buitenzorg”, de villa van de Oudshoornse notaris Leendert Kalkoven. De villa van Kalkoven stond vrij dicht tegen de weg en had aan de voorzijde uitzicht over de Rijn. Schuin achter de villa stond nog een woonhuis met daarvoor een tuin. Bij de villa hoorde een tuinkoepel die, op enige afstand van de villa, ook aan de weg lag en uitkeek over de Rijn. Kalkoven, toen burgemeester van Oudshoorn, overleed in 1848. Hij was ongehuwd en bij de verdeling van zijn nalatenschap kreeg zijn nichtje, Johanna Margaretha Kalkoven, “Buitenzorg” in eigendom. Na het overlijden van de nieuwe eigenaresse, in 1856, werd de villa eigendom van haar echtgenoot Marinus Carel Piek. Hij liet “Buitenzorg afbreken. Wanneer dat precies gebeurde is niet bekend, waarschijnlijk in 1865, in ieder geval vóór de zomer van 1866. De vrijgekomen percelen en de resterende woning met koetshuis verkocht Marinus Carel Piek in 1866 voor 4.000 gulden aan zijn neef Johannes Piek. Johannes woonde naast “Buitenzorg” op de villa “Langgewenscht. De nieuwe eigenaar van het terrein van “Buitenzorg” liet in 1869 de woning met het koetshuis ook afbreken. In hetzelfde jaar werd echter op het terrein de laatste hand gelegd aan een nieuwe villa, later aangeduid met de naam “Villa Nuova”. Wanneer we weten dat Johannes Piek de grond kocht in augustus 1866 en we aannemen dat een jaar later de bouw begonnen is, zou er dus zo’n drie jaar aan het huis zijn gewerkt. Bij het huis werden een vijver en “lustplaats” aangelegd. Na de voltooiing van de villa werd in 1870 een koetshuis met bijbehorende koetsiers- en tuinwoning bij de villa gebouwd. De villa werd in 1879 waarschijnlijk uitgebreid omdat de kadastrale registratie “bijbouw” in dat jaar aangeeft, echter zonder nadere aanduiding van de omvang of aard van de bijbouw. Wellicht betrof het de oranjerie en de ijskelder. Nog jarenlang was Johannes bezig met uitbreidingen en verfraaiingen.

(bron: Foto buitenplaats Rijnoord ©ctw uit het archief Piek, Alphen a/d Rijn)

Een stukje historie over Snijgroenkwekerij van der Elst. In 1875 kwam de 24 jarige boomkweker Albertus Marinus Catharinus Jongkindt Coninck naar Dedemsvaart. Albertus was in 1851 te Aarlanderveen geboren en was een broer van Paulus van der Elst's vrouw Cornelia. Hij heeft duidelijk het boomkwekersvak uit Boskoop naar Avereest gebracht, onder andere Bonne Ruys was bij hem in de leer, bekend van de Koninklijke kwekerij "Moerheim" (opgericht in 1888), wat later tot de grootste kwekerij van Europa op het gebied van vaste planten,heesters, coniferen en rozen zou uitgroeien.

Albertus trouwde met Margareth Ware uit Tottenham bij Londen. Naar haar geboorteplaats is hun huis en straat en kwekerij " Tottenham" genoemd.

Albertus is met kwekerij "Tottenham" gestart in 1875, maar alle grond en huize "Tottenham" was eigendom van Carel Piek en Paulus van der Elst. Carel en Paulus hadden het geld en Albertus had de boomkwekerskennis.

Lees alles op http://www.snijgroenkwekerij.nl/historie

Stiltecentrum Oudshoornseweg Alphen aan den Rijn

Al snel na de aanleg van de Oosterbegraafplaats in de jaren dertig van de twintigste eeuw, werden de negentiende eeuwse begraafplaatsen in de gemeente Alphen aan den Rijn gesloten. Al snel volgde daarna de ruiming en bleef van de begraafplaatsen niets over. Eén dodenakker, die van de voormalige gemeente Oudshoorn, bleef als stiltecentrum behouden.

Aan het einde van de jaren dertig van de twintigste eeuw werd door de gemeente Alphen aan den Rijn een nieuwe begraafplaats aangelegd aan de Verlengde Aarkade, de Oosterbegraafplaats. Vanaf 1829, toen het begraven in kerken definitief verboden werd, hadden de burgerlijke gemeenten van Aarlanderveen, Alphen en Oudshoorn, openbare begraafplaatsen buiten de dorpskern ingericht. Met de openstelling van de nieuwe Oosterbegraafplaats raakten de algemene begraafplaatsen van de drie voormalige gemeentedelen, met uitzondering van de begraafplaats aan het Zuideinde in Aarlanderveen, buiten gebruik. Na 1940 vonden slechts in enkele familiegraven nog bijzettingen plaats en verder verstilden deze plaatsen van verdriet en bezinning.

In de jaren vijftig besloot de gemeente om de oude begraafplaats van Aarlanderveen-Lage Zijde, onderaan de Oranje Nassaubrug langs het Aarkanaal, officieel te sluiten. Hetzelfde lot onderging de begraafplaats van Oudshoorn aan de Oudshoornse weg en die van Alphen aan de Castellumstraat achter het Oude Weeshuis. Bezoek kwam er praktisch niet meer, het onderhoud werd gestaakt en later nam het vandalisme toe.

Met name de oude begraafplaats aan de Castellumstraat werd steeds benauwder omgeven door stedelijke bebouwing en de waarde van het perceel nam toe voor commerciële doelen. Om deze plek te kunnen benutten voor de zogenaamde Castellum-as en de latere Stadshartontwikkeling werd besloten om de begraafplaats te laten ruimen. Gelijktijdig konden ook de begraafplaatsen aan de Kortsteekterbuurt en aan de Oudshoornse weg in die werkzaamheden meegenomen worden.

De dubbele familiegrafkelder van de familie Piek op de gesloten begraafplaats van Oudshoorn leverde problemen op. Deze rustplaats bleek voor onbepaalde tijd uitgegeven te zijn (zg. eeuwige rechten). Bovendien verzette de familie zich tegen ruiming. Dat had tot consequentie dat het perceel geen bestemming kon krijgen voor bouwactiviteiten en dat slechts openbaar groen mét handhaving van de grafkelder de toekomst kon zijn. Deze oplossing bood ook de mogelijkheid om rondom deze grafkelder andere overblijvende zerken en stenen van cultuur-historische waarde te verzamelen. Wie wel autochtoon is, maar niet op de hoogte is van de herkomst van de zerken, fronst in verwondering de wenkbrauwen dat een echte Alphense naam in Oudshoorn prijkt.

Wie foto's ziet van met name de kelders achteraan de begraafplaats van Alphen waar de notabelen van de negentiende eeuw zij aan zij lagen, beseft wat Sic transit gloria mundi inhoudt. De graven van mensen die in hun tijd gerespecteerd of gevreesd werden, die synoniem waren aan gezag of macht, zijn rigoureus opgeruimd. De resten bijeengeveegd, de statige zerken kapotgeslagen en vermalen. De 'tand des tijds' heeft slechts een achttiental stenen relicten gespaard voor dit stiltecentrum rondom de grafkelder van Kalkoven-Piek op het perceel tussen verpleegtehuis Oudshoorn en de drukke Oudshoornse weg en de Oude Rijn. Vermeldenswaardig is voorts dat het huidige toegangshek afkomstig is van de oude begraafplaats aan de Castellumstraat.

Nog één zerk van een geruimde begraafplaats is het vermelden waard. Tussen de grafkapel De Smeth achter de Adventskerk en het Kanaal achter Alphen ligt de grafsteen van J. Werner Baron van Pallandt van Oud-Beijerland (overleden 1907) en zijn echtgenote L.C.J. Baronesse van Brakell-Doorwerth (overleden 1884).

Toen de begraafplaats geruimd werd, is tenminste de zerk nog nabij de grafkapel van De Smeth neergelegd.

(H.J. Habermehl) Bron

Zo kwamen er in 1885 beeldhouwers uit België over om de lambrizeringen in de woning te maken. Nadat de gebouwen waren verrezen, breidde Johannes Piek de oppervlakte van het omliggende terrein in 1887 behoorlijk uit door aankoop van het achterste gedeelte van de buitenplaats “Vredelust”, bestaande uit een lustplaats, weiland en boshakhout. De oppervlakte van de aankoop bedroeg 1 hectare 93 are en 28 centiare. Verkoper was Johannes Theodoor Piek, een broer van Johannes. De koopsom bedroeg 6.000 gulden.

Nadat de villa voor bewoning gereed was, verhuisden Johannes Piek en zijn echtgenote, Maria Carolina Jacoba Kalkoven, naar hun nieuwe woning. In september 1883 overleed, na een landurige ziekte, de echtgenote van Johannes Piek. Een jaar later hertrouwde hij in Den Haag met de twintig jaar jongere Maartje Helena Binnendijk, geboren in Alphen als dochter van de geneesheer Leendert Binnendijk. Nog zeven jaar hebben zij “Villa Nuova” bewoond, waarna zij in oktober 1891 naar Nijmegen verhuisden. Ook dit huwelijk bleef kinderloos.

Na het vertrek van het echtpaar Piek werd de villa openbaar geveild. Er waren echter geen kopers geïnteresseerd. Een half jaar later, mei 1892, vond Johannes Piek toch een koper voor de villa met aanhoren in de persoon van de Oudshoornse landbouwer Willem Kammeraad. Kammeraad bewoonde “Villa Nuova” niet zelf, maar verhuurde de villa aan Jacobus Willem Cornelis Bloem, burgemeester van Oudshoorn. Het gezin Bloem bleef de villa bewonen tot het vertrek naar ’s-Gravenhage in juli 1903.