Zinnen afmaken met omdat

1. Ik koop een cadeau voor mijn vrouw, omdat ze vandaag jarig is.

2. Zij neemt een paracetamol in, omdat ze hoofdpijn heeft.

3. De vrouw gaat naar bed, omdat ze slaperig is.

4. De gasten eten beschuit met muisjes, omdat, het gastpaar een nieuwe baby/een nieuw kindje heeft gekregen.

5. Zij kopen sinaasappels op de markt, omdat ze daar goedkoper zijn.

6. De winkels zijn vandaag gesloten, omdat het vandaag kerstmis is.

7. Ik ga dit jaar niet op vakantie, omdat ik werk moet doen / ik moet werken.

8. De koningin komt dit jaar niet naar onze stad, omdat zij bezig is.

9. Buiten is het erg nat, omdat het regent.

10. De kinderen krijgen een nieuwe jas, omdat hun oude jassen te kort zijn geworden.

11. Ik kan de jas met korting kopen, omdat ik een korting pas kortingspas heb.

12. Ik kan niet slapen, omdat er te veel lawaai is.

13. De tomaten zijn heel erg lekker, omdat we ze hen direct van de boerderij hebben gekregen.

14. Ik ga na het inburgeringsexamen op vakantie, omdat ik daarna wil ontspannen.

15. Ik koop een cadeau voor mijn moeder, omdat ze vandaag haar verjaardag heeft (of omdat ze vandaag jarig is).

16. Wij gaan naar Spanje, omdat ... Spanje het mooiste land van de ter wereld is.

17. Zij maken het huis schoon, omdat er heel veel vuil ligt. / het erg vies is.

18. De kinderen huilen, omdat ze hun moeder niet kunnen vinden.

19. Mijn kamer is vies, omdat ik mijn kamer alleen slechts een keer per week schoonmaak.

20. Opa werkt in de tuin, omdat hij het leuk vindt.

21. De baby drinkt veel, omdat hij van melk houdt.

22. De winkels zijn vandaag gesloten, omdat het vandaag zondag/een feestdag is.

Daarom translates to 'therefore' or 'so' Zodat translates to 'so that'

Ik help je met je huiswerk, zodat jij leuke dingen kunt gaan doen.

Ik sloot de deur, zodat de muggen niet naar binnen konden.

Jij zegt altijd dat je geen chocolade lust, daarom heb ik zelf alles opgegeten.

De bank is morgen gesloten, omdat het morgen zondag is.

zinnen afmaken met Want

Mijn kinderen gaan vandaag niet naar school, want hun tante trouwt en ze hebben vrije dag.

Mijn broers gaan nieuwe kleren kopen, want ze vinden oude kleren niet leuk.

Ik drink geen koffie, want ik lust hem niet.

Ik moet mijn band plakken, want ik heb geen geld voor een nieuws.

Ik ga naar het ziekenhuis, want mijn moeder ligt daar.

Saida koopt zonnebrandcréme, want ze gaat in juli naar Spanje.

Mohamed koopt een zonnebril, want hij gaat naar het srand.

Ik ga nooit naar de bioscoop, want ik ben bang voor de donkere ruimte

Ik eet geen patat, want ik word dikker van patat.

Sorry, ik heb een beetje haast, omdat mijn trein over een uur vertreken.

Ik ben vandaag heel blij, omdat ik het exam ben geslaagd.

Zijn zus gaat dit jaar niet naar school, omdat ze pas drie jaar is.

Deze maand heb ik het erg druk, omdat ik heb een nieuw bijbaantje gekregen..

Ik kan morgen niet komen, omdat ik hele dag in de tuin ga werken.

Mijn moeder is erg boos op mij, omdat ze s'nachts onder mijn deken ipad heeft gevonden.

We gaan dit jaar niet op vakantie, omdat we ons huis gaan repareren.