zit en een restaurant,

Je zit en een restaurant, en je belde een vriend om bij jouw te komen in het restaurant. - Hallo, goie avond jose, wat ben je aan het doen? - Ik zit naar de t.v. te kijken, waarom? Heb je een probleem? - Nee ik heb geen probleem, ik zit hier lekker in Restaurant “Le mita”,wil je even komen, voor een drankje en etentje. - Oh, ja hoor! In vijf minuten ben ik daar. - Oh dat is vlug (hahaha) ik wacht op je. - Tot zo!

op het treinstation je

- Je bent op het treinstation je wil met de trein naar parijs. Je gaat naar het loket om over de reis te vragen. - Goedemorgen meneer. - Goedemorgen meneer. Kan ik u helpen? - Ik wil graag weten, wat kost de reis naar Parijs? - Honderd Euros mener. - En hoe lang duurt de reis naar Parijs? - Drie en een half uur meneer. - Om hoe laat komt de trein? - Binnen twintig minuten meneer. - Mag ik twee tickets voor Parijs? - Ja hoor meneer, hier zijn ze tweehonderd Euros. - Hier is het geld meneer en hartelijk bedankt. - Dank Je wel meneer en prettige reis. - Dank je wel meneer.

ligt bij het strand

Je ligt bij het strand en wil even gaan zwemmen maar je bent alleen daar. Dus je gaat je buurvrouw om hulp vragen. - Goedemorgen mevrouw - Goedemorgen meneer - Ik wil u iets vragen, mag ik? - Ja hoor@ vraag maar. - Ik ben alleen hier, ik wil graag gaan zwemmen maar, ik heb niemand om, op mijn spullen te passen. - Oh - Kunt u even dat voor mij doen? - Maar, ik ga zo naar huis meneer. Komt u zo terug? - Ja hoor mevrouw, in 10 minuten ben ik terug. - Oké dan geen probleem. - Hartelijk bedankt mevrouw. - Tot uw dienst meneer

bent op vakantie

Je bent op vakantie in het buitenland en je blijft in een hotel, Je loopt naar de bar en je vraagt aan de barman over de openingstijden en sluitingstijden. - Goie morgen meneer. - Goeie morgen mr, kan ik u helpen? - Ja meneer graag, ik blijf in deze hotel en ik weten niet hoe laat de bar open gaat. - We gan om 7 uur open mr. - Oh oké, en hoe laat sluiten jullie? - We sluiten om 11 uur mr. - Mag ik binnen roken? - Nee, U mag binnen niet roken u moet buiten roken. Ik hoop dat het geen probleem is voor u. Nou ja, ik rook buiten dan kom ik binnen. Dank Je wel mr barman, ik kom straks langs met mijn vrouw. - Is goed! Tot later meneer.


waaigat tot brionplein

Je parkeer je auto op waaigat, je moet naar brionplein (otrobanda gaan) maar weet de weg niet. Je vraagt aan iemand op straat. - Goedemorgen meneer. - Goedemorgen meneer, met wat kan ik u helpen? - Ik wil naar Brionplein, maar ik weet de weg niet. - Oh, geen probleem meneer. U loopt rechtdoor over de wilhelminabrug, en dan gaat u rechtsaf, en u loopt voor de barkjes tot de douanekantoor. U loopt links met de bocht, dan ziet u Iguana Café, u loopt tot de emmabrug, u gaat over de brug en daar aan de andere kant is Otrobanda en Brionplein. Net voor de brug.(Emmabrug). - Oh dat is ver meneer. - Ja hoor, een poosje lopen. - Maar hartelijk bedankt meneer. - Tot uw dienst meneer.

ging op vakantie

Je ging op vakantie. En thuis zit je met je familie te eten. Je gaat vervellen over het vakantie. - Cesar hoe is het gegaan met je vakantie? - Heel leuk, ik was naar india gegaan. - Hoe vond je India. - Erg interessant, je kunt lekker eten en kopen, er zijn veel mooie gebouwen. Historische plaatsen. - Wat heb je voor ons gebracht? - Ik heb cadeautjes voor iedereen gebracht, na het eten ga ik ze uitdelen. - Oh leuk, dank je wel. We wachten erop.

bibliotheek

Je gaat naar een bibliotheek om lid te worden.

Goede morgen mevrouw.

Goedemorgen meneer.

Ik wil lid van de bibliotheek worden, wat moet ik allemaal doen?

Mag ik uw id (identiteit bewijst) hebben, daar heb ik genoeg informatie.

Ja hoor! Hier is het.

Ik ga uw gegevens in de computer zetten.

Oké.

Hier is uw id. U moet vijfenzeventig guldens per jaar betalen om lid te worden. U mag 3 boeken lenen, en u moet ze om de 3 weken ruilen, anders krijgt u boete.

Geen probleem mevrouw.

Hier is uw pasje.

Hier is het geld ( je geeft af. 100 gulden)

Dankjewel meneer, hier is uw geld terug.

Dankjewel mevrouw.

Tot uw dienst, u mag vandaag zelf boeken lenen.

Oké, zal ik doen.


kamperen.

Je bent aan het kamperen. Je vraagt aan je buren (in kamping) alles over het kamper. - Goedemorgen buurvrouw. - Goedemorgen buurman. - Hoe vindt u het plaats van kampen? - Heel erg leuk (en fris) en lekker fris. - Bent u allen hier? - Nee hoor! Met mijn vrouw en kinderen. - Oh! Waarom hebt u deze plaats gekozen? - Ik kom elk jaar hier, het is niet ver van mijn dorp (stad). - Ik ben voor het eerst hier gekomen, ik vind het heel leuk. - We kunnen heel wat dingen samen doen, als u wilt, bijvoorbeeld eten, wandelen, zwemmen, drinken etc, etc. - Oh! Dat is leuk. Ik heb geen probleem. We zien elkaar straks. - Oké dag.

tennisclub

Je belt bij een tennisclub om informatie te zoeken. - Hallo goedemorgen met tennis club “mita”. - Goedemorgen mevrouw. - Goedemorgen meneer wat kan ik u helpen? - Ik wil graag informatie hebben over de cursus tennis. - Oké meneer, wilt u privélessen of groepslessen? - Wat zijn de kosten van privélessen en in groepslessen? - Privélessen kost honderd gulden twee keer per maand. Groepslessen kost voor kinderen van zes jaar tot twaalf jaar zestig gulden twee keer per week. Voor volwassen kost vijfenzeventig gulden twee keer per week. Voor zestig plus kost zestig gulden twee keer per week. - Oké, en wanneer starten jullie met nieuwe lessen, maar u moet persoonlijk langskomen om u zelf in te schrijven. - Moet ik ook inschrijfgeld betalen? - Nee meneer. U hoeft geen inschrijfgeld betalen. - Oké ik heb genoeg informatie, hartelijk bedankt en ik zal zeker komen. - Tot uw dienst.

nieuwe buurt

Je bent pas komen wonen en een nieuwe buurt, je gaat tennis maken met je buurman of vrouw. - Goedemorgen meneer, ik ben cesar. - Ik ben je nieuwe buurman. - Oh goedemorgen meneer cesar. - Ik ben meneer sigfredo. Wat is uw huisnummer? - Mijn huisnummer is #8k - Welkom in onze buurt meneer cesar. - Hartelijke bedankt meneer sigfredo. Het lijkt me een rustige buurt, - Ja hoor, de mensen di hiere wonen zijn heel gezellig en de buurt is rustig. - Ik woon met mijn vrouw met twee kinderen. Wanneer kunt u op bezoek komen? - Is het in het weekend goed? - Ja hoor, heel goed, ik ga ook de andere buren uitnodigen. - Heel goed meneer sigfredo, i kzie u in het weekend. Dag! - Dag!

restaurant te eten

Je zit in een restaurant te eten. Als je klaar bent, vraag je de rekening. De ober brengt het. - Ober mag ik de rekening a.u.b. - Ja meneer, ik zal het zo brengen. - Oké. - Hier is uw rekening meneer. - Wat zo vell! Honderd Euro’s het is te veel. Kan niet. - Nee, meneer, het is heel goed, jullie met z’n vieren, en jullie hebben allemaal lobster gegeten en jullie hebben champagne gedronken, kijk maar naar het rekening. - Oh, meneer zo, het is erg duur. Geven jullie geen korting. - Nee hoor, wij geven geen korting. Onze prijzen zijn al goedkoop en je kan geen korting in restaurant krijgen. - Mmm, ik betaal, maar ik kom nooit meer terug. - Oeps, even wachten meneer, ik ga mijn baas roepen, misschien kan hij iets voor u regelen. - Heel goed ober, ik wacht. - Mijn baas zit in een vergadering, maar hij zegt u moet geen ob te betalen. - Dat is heel goed ober, dankjewel. - Tot uw dienst.

hospitaal

Je werkt in een hospitaal, maar je kan deze vrijdag niet werken, dus je gaat naar je baas. - Goedemorgen cesar met wat kan ik u helpen? - Ik heb een probleem, ik heb nachtdienst a.s (aanstaande) vrijdag, maar ik kan niet werken, ik heb iets heel belangrijk om te doen. Ik wil in plaats van vrijdag zaterdag werken. - Heb je geen probleem om in het weekend te werken? - Nee baas, ik heb geen probleem. - Is goed, ik zal het noteren. - Dankjewel baas.

restaurant naar binnen

Je loopt een restaurant naar binnen. - Goedeavond meneer. - Goede avond meneer. - We willen graag een tafel voor vier personen. - Oké, kunnen jullie even bij de bar zitten, in tussend tijd maak, in een tafel klaar voor jullie. - Oké meneer. - Oké meneer de tafel is klaar, jullie kunnen maar zitten. Ik breng zo de menukaart voor jullie. - Bedankt meneer. - Het eten. - Het eten was heerlijk. Hoeveel moeten we betalen meneer? - Tachtig Euros meneer. - Oké hier is honderd Euro. - Oh meneer het spijt me ik heb geen kleingeld, bijna iedereen gebruikt creditcard. - Oh geen probleem ik ga het wisselen. - Alstublieft. - Hier is het meneer - Bedankt meneer, ik hoop dat u terug komt. - Ja hoor de service was goed en het eten was lekker.


op school

U hebt problemen op school. U wilt uw docent spreken. Hij zit op het kantoor. loopt op de deur van het vraagt toestemming aan uw docent om hem te spreken. - Tok-tok - Kom maar binnen. - Goedemorgen meneer - Goedemorgen mita. - Kan ik u spreken? - Ja hoor. - Ik heb een probleem met wiskunde, kunt u mij extra lessen geven? - Graag, wanneer wil je beginnen? - Ik wil morgen zelf beginnen. - Heel goed, ik zie je morgen om twee uur ‘s middags. - Dankjewel meneer. - Tot uw dienst.

verf kopen

Je gaat verf kopen rood van kleur. - Drie gallon na vijf gulden is vijftien gulden. Je geeft 50 gulden aan de juffrouw. - Zij geeft je dertig gulden terug. - Mevrouw het klopt niet, ik moet vijfendertig gulden terug krijgen. - Oh, het spijt me meneer ik heb een fout gedaan. Hier is uw vijf gulden terug. - Aha, dankjewel.

Tafel reserveren

Tafel reserveren bij een restaurant. - Hallo goedemiddag, restaurant ‘le mita’. - Goedemiddag meneer, ik wil graag een tafel reserveren. - Voor wanneer en voor hoeveel personen meneer? - Voor vanavond en voor vier personen. - Om hoe laat meneer? - Om acht uur meneer. - Laat me eventjes kijken, als we plaats hebben. - Oh, het spijt me meneer, we zijn helemaal vol voor acht uur. Kunt u wat eerder of later? - Is negen uur dan goed? - Ja meneer negen uur is heel goed. - Wat is uw naam? - Mijn naam is Cesar - Oké meneer Cesar tot straks. - Hartelijk bedankt meneer, en tot straks.

op bezoekt

U bent op bezoekt bij een vriend. U wilt een sigaret roken. U vraagt toestemming om te roken. - Fung mag ik een sigaret roken? - Je mag binnen niet roken. - Waarom niet? - Dit is mijn huis, en ik heb regels. Ik hou niet van de geur. - Oh, oh oké geen probleem, ik ga buiten roken. - Dor maar.

stap in een bus

Je stap in een bus, je gaat voor het eerste keer naar promenade. Wat zeg je aan de chauffeur? - Goede morgen meneer. - Goede morgen meneer. - Ik moet naar Promenade, maar ik weet niet waar het is. - Stap maar in meneer, ik zal u brengen. - Hoeveel meneer? - Drie gulden meneer. - Hier meneer, neem maar vijf gulden. - Dankjewel meneer. - Oké meneer hier stapt u uit, dan steekt u de weg over en die grote mall daar is Promenade. - Hartelijk bedankt meneer. - Tot uw dienst.