In de vroege middeleeuwen ligt je toekomst, vanaf je geboorte, al vast. Is je vader boer dan word je, als zoon, ook boer. Als je een meisje bent, trouw je met een boer. Opklimmen naar een andere rang of stand, door een huwelijk, is bijna onmogelijk.
Het onderscheid tussen de adel en geen-adel wordt strikt gehanteerd.
Hoge adel en geestelijken staan onder de koning op de een na bovenste trede.
Tussen 500 en 800 zijn er op de Veluwe relatief veel vrije boeren (Saksische periode).
Rond 800 zijn veel boeren onder een leenheer komen te vallen (Frankische periode). Zij zijn horige of lijfeigene en staan op de laagste trede van de sociale ladder.
Geestelijken hebben veel aanzien. Bijna alleen monniken kunnen lezen en schrijven. Wil je als man hogerop, dan kan je altijd proberen om toe te treden tot de geestelijkheid.
Leven in familieverband
In de gevaarlijke vroege middeleeuwen moet je ergens bij horen om te overleven.
Je familie is de enige optie, want zonen en mannen bewapenen zich om je te beschermen.
Vrije boeren leven in familieverband, soms met tientallen mensen tegelijk, in grote boerderijen, gebouwd in hout en met een dak van stro.
De kleine keuterboertjes leven in schamele behuizingen als een kleine familie, bestaande uit het kerngezin en direct naasten.
Wanneer een arme boer een boete moet betalen voor een vergrijp, kan hij terugvallen op zijn familieleden want ”financiële” solidariteit is gewoon.
Er zijn afspraken die verlies van het grondgebruik voorkomen en de erfenis regelen.
In roerige tijden moeten koningen en leenheren steeds meer eigen soldaten op de been brengen, eerst met soldaten te voet.
Al snel wordt oorlogsvoering te paard mogelijk. Wie geharnast en zwaarbewapend te paard meedoet, is onverslaanbaar voor voetsoldaten. De ruiters krijgen de leiding over de soldaten en worden ridders (ridder=ruiter).
Door hun belangrijke rol binnen het feodale systeem zijn ridders bevoorrecht en krijgen vaak een stuk land (leen) voor hun diensten Soms mogen zij er een kasteel bouwen en worden dan zelf leenheer.
Door de middeleeuwen heen is de ridder de meest belangrijke militaire persoon.
In de volle middeleeuwen spelen de ridders een grote rol door hun inzet bij de kruistochten.
Vanaf ongeveer 1300 worden ridders door uitvindingen van zwaardere wapens (kanon) militair steeds minder belangrijk.