Tijdlijn
Tijdlijn
De geschiedenis van Israël tot het nieuwe testament
De ‘Bijbelse chronologie’
2100: Abraham verlaat Ur (aartsvaders en –moeders)
1870: Israël in Egypte
1450: de uittocht uit Egypte (Exodus, Sinaï en Mozes)
1400: Inbezitneming van het beloofde land en de periode van de Rechters
1000: Begin van de monarchie (Saul, David en Salomo)
931: De scheuring: Israël, Noordrijk: Samaria, en Judea,Zuidrijk: Jeruzalem
722: Val van Samaria
587: Val van Jeruzalem en Babylonische ballingschap
538: Einde van de ballingschap
538-333: Perzische tijd
331-64: Hellenistische tijd
-------------
Kanaän 2000-1200 v. Chr.
Tijd van de Aartsvaders 2000-1700 V. Chr.
Abram trok uit Ur, naar het land Kanaän en kreeg van God een nieuwe naam: Israël.
In de tijd van Abraham woonden er verschillende volkeren o.a. Amorieten, Kanaänieten en Moabieten.
Egypte 1700-1200 V. Chr.
Jakobs familie gaat naar Egypte vanwege hongersnood in het land Kanaän. Toen er een nieuwe koning aantrad die Jozef (de zoon van Jakob) niet had gekend, werden de Israëlieten onderdrukt. In 1260 was de uittocht van de Israëlieten uit Egypte.
Israël 1200-722 v. Chr.
De Israëlieten trokken het land Kanaän in. Het land moest eerst worden veroverd en worden verdeeld onder de stammen. Het lukte niet om het hele land te veroveren, in de randgebieden van Kanaän bleven nog volken wonen. Richters hadden de leiding over het volk.
Vanaf 1050 werd Israël een koninkrijk. De koningen die regeerden waren: Saul, David en toen Salomo. Na de dood van koning Salomo werd het koninkrijk verdeeld in een Noordrijk en Zuidrijk.
Het Noordrijk wordt in 722 voor Christus veroverd door het Assyrische Rijk. Het grootste deel van de Israëlieten is weggevoerd naar Assyrië en keerde nooit meer terug.