Van palanka naar boerenkool:

integreren via voetbalclub Black Boys

Voetbal is voor iedereen. De taal van de bal is internationaal. Mooie woorden, maar hoe vaak gaat het er in de praktijk zo aan toe dat mensen uit de hele wereld met elkaar een balletje trappen? In Sneek gebeurt het, bij voetbalvereniging Black Boys. Bij deze zondagsvierdeklasser, die volgend seizoen honderd jaar bestaat, vormen statushouders en autochtone Nederlanders een hecht team. Op deze website wordt de integratie van de spelers gepolst aan de hand van vijf thema's: normen en waarden, de Nederlandse taal, discriminatie, teamgeest en de activiteiten buiten de lijnen.

“Op de wereldkaart zijn het behoorlijk wat vlaggetjes”, vertelt Jan Broersma, die inmiddels zes jaar voorzitter van de club is en ook nog wel eens minuten maakt in de hoofdmacht als de nood aan de man is. Black Boys heeft momenteel acht verschillende nationaliteiten binnen de selectie van het eerste elftal. Op dit moment zitten er geen bewoners van het asielzoekerscentrum bij, in het verleden was dat wel het geval. Het was zelfs noodzaak om te blijven bestaan. “Er was een periode dat de club op omvallen stond. Toen hebben ze heel veel voetballers uit het AZC gehaald. Toen waren er twee of drie Nederlanders en een stuk of dertig buitenlanders.”


Kennismaking met twee statushouders, die tijdens het hele verhaal aan het woord komen:


“Black Boys, de naam zegt genoeg over ons”, knipoogt Hassan Huseen (24), afkomstig uit Ethiopië. Hij woont negen jaar in Nederland en heeft inmiddels een gezinnetje met zijn vrouw en zoontje van twee maanden. “We zijn hier met m’n hele familie. Eerst hebben we een jaar in het AZC in Utrecht gezeten, daarna hebben we in Sneek een huis gekregen. We woonden daar met m’n vader, moeder, zes zusjes, een halfzus, een nichtje, een broertje en een halfbroer. Nu woon ik samen met m’n vrouw.”

Rui Jorge Kelly (36) woont twintig jaar in Nederland. “Ik ben geboren en getogen in Angola. Toen ik vijftien jaar was, ben ik hier naartoe gebracht. Er was oorlog. Als je vijftien bent, word je opgeroepen om mee te vechten. Mijn ouders wilden dat niet. Zij hebben een rijk persoon benaderd, omdat ze zelf geen ticket naar Nederland konden betalen. Hij wilde dat wel voor me doen, dus daar had ik geluk mee. Ik mocht deze kant op.” Na een half jaar in het asielzoekerscentrum in Sneek ging hij in een integratiehuis wonen. Inmiddels woont hij met zijn Nederlandse vrouw en vijf kinderen in de Friese stad.

"Als je vijftien bent, word je opgeroepen om mee te vechten. Mijn ouders wilden dat niet"