Er is veel keuze bij de aanschaf van klimmateriaal. En er is ook veel verschil. Niet elk touw is hetzelfde: een sleepkabel heeft bijvoorbeeld andere eigenschappen dan een bungeecord. Het is daarom noodzakelijk dat je iets weet over materialen. In het algemeen geldt voor al het klimmateriaal dat je aanschaft dat de bijgeleverde handleiding van de fabrikant veel van je vragen kan beantwoorden. Het is altijd verstandig om deze door te nemen. Dit wordt mooi verwoord door de term RTFM (Read The Frickin’ Manual).
Klimmateriaal wordt veelvuldig getest en moet aan bepaalde eisen voldoen. Hiervoor bestaan in Europa de zogenaamde EN normen voor persoonlijke beschermingsmiddelen. Je herkent dat je materiaal aan deze EN norm voldoet als er het CE-teken op staat. Er bestaan ook UIAA normen voor klimmateriaal, die je ook terug kunt vinden op je materiaal. In Europa is de UIAA norm niet verplicht, maar vaak kiezen fabrikanten om hun materiaal aan beide normen te laten voldoen. Voor geïnteresseerden is dit een mooi artikel om je verdere zoektocht te starten. Waarschuwing: the rabbit hole goes very deep. Zie ook de detailfoto van de karabiner met CE-teken en UIAA die uit het artikel komt (of bekijk je eigen materiaal eens goed).
Klimmateriaal is heel sterk. Daarmee bedoelen we dat er enorme krachten op kunnen komen te staan, zonder dat het materiaal scheurt of breekt (of al te erg vervormd). Voor deze krachten gebruiken we de eenheid kilonewton (kN). Eén kN komt overeen met ongeveer 100 kg aan statisch hangend gewicht. Op de detailfoto van de karabiner hierboven is te zien dat deze in de lengterichting een belasting van 21 kN aankan. In de praktijk van het outdoor voorklimmen zijn de krachten die in het spel zijn veel kleiner. Je lichaam zou een plotselinge klap van 21 kN ook helemaal niet aankunnen. Een van de grootste verbeteringen van de veiligheid van de klimsport was de introductie van dynamisch touw (zie Touwen hieronder), waarmee de krachten op het lichaam aanzienlijk verkleind werden.
Voor de liefhebber is hier een 20 minuten durende video die veel dieper gaat dan nodig is voor de OVS cursus.
Uitgangspunt bij het bepalen van de levensduur van je materiaal is de door de fabrikant opgegeven maximale levensduur. Maar de manier waarop en hoe intensief het materiaal is gebruikt heeft grote invloed op de levensduur. Controleer je materiaal regelmatig en overleg met anderen bij twijfel.
In het algemeen geldt dat metalen componenten een veel langere levensduur hebben dan componenten van touw of bandmateriaal. Een zekerapparaat gaat dus veel langer mee dan een klimgordel. Zonlicht en vuil kan de levensduur van je materiaal flink beïnvloeden. Bewaar je materiaal dus op een donkere, goed geventileerde plek en niet bijvoorbeeld in de vensterbank. Als je materiaal heel vies is geworden, dan kun je het soms schoonmaken. Kijk daarvoor in de handleiding.
In het algemeen geldt: vervang je materiaal als je je twijfels over de veiligheid niet kunt wegnemen. Jij en je klimpartners vertrouwen er immers met jullie levens op. Meer info op deze pagina van de NKBV.
Het sterkste punt van je klimgordel is de zekerlus. Deze kan minimaal 15 kN hebben, vaak nog veel meer. Bij de meeste gordels zit de zekerlus door twee inbindpunten aan je gordel. Zorg dat alles waar je leven (of dat van je partner) van afhangt aan de zekerlus of beide inbindpunten verbonden zijn. De rest van je gordel is hiervoor niet geschikt! De inbindpunten en de zekerlus zijn meestal het eerste onderdeel van je gordel dat slijt.
Een gordel heeft ook materiaallussen om al je materiaal mee te kunnen nemen. Probeer een systeem te ontwikkelen voor waar je je materiaal hangt, zodat je het altijd makkelijk kunt vinden.
Voor wie meer wil weten is dit een mooie video.
Karabiners zijn er in allerlei soorten en maten. Ze bestaan over het algemeen uit twee delen: een solide stuk metaal en een bewegend deel om ze open en dicht te kunnen maken (de gate). Ze worden gebruikt om twee losse onderdelen te verbinden, bijvoorbeeld je klimgordel met een zekerapparaat, zoals je al gewend bent te doen. Tijdens de OVS-cursus zul je ook karabiners gebruiken om jezelf met de rots te verbinden.
Met een karabiner wordt meestal een schroefkarabiner bedoeld (zie de eerste figuur). Bij dit type karabiner kan de gate open- en dichtgeschroefd worden. Er zijn ook schroefkarabiners waarbij een kunststof klepje de gate op z'n plaats houdt. Hiermee is een extra stap nodig om de karabiner open te krijgen, we spreken dan van een safebiner. Maar er zijn vele soorten safebiners. Een ball lock bijvoorbeeld (zie de tweede figuur), waarbij ook drie handelingen moeten worden uitgevoerd voordat de karabiner open gaat.
Meestal bedoelen we met karabiners niet de snappers van een setje (zie setjes), ook al zijn dat ook een soort karabiners. Deze zijn alleen zeer slecht beveiligd tegen onbedoeld opengaan. Onderstaand stukje over correct gebruik van karabiners geldt grotendeels ook voor snappers.
Karabiners kunnen op verschillende manieren belast worden. Ze zijn het sterkst in de lengterichting en het zwakst in de breedterichting. Ook kan een karabiner, waarvan de gate open is nog verrassend sterk zijn. Op elke karabiner staan de krachten vermeld die de karabiner in al deze richtingen aankan (zie de foto bij het kopje veiligheidseisen boven). Uitgangspunt is dus om je karabiners alleen in de lengterichting te belasten, zo zijn ze ontworpen. Enkele situaties om te voorkomen bij karabinergebruik staan mooi bij elkaar in de handleiding van Petzl karabiners.
Hier nog enkele aanwijzingen:
Schroef altijd je karabiners meteen dicht bij gebruik, of zodra het kan.
Zorg dat de gate vrij is. Laat er bijvoorbeeld geen touw langslopen en zorg dat de gate van de rots af wijst.
Je kunt de schroefkarabiner op z'n kop hangen. Dit wordt ook wel gravity loaded genoemd. Voor verdere discussie hierover zie het kader hieronder. Het belangrijkste is dat je schroef van de rots afwijst.
Discussie: gravity loaded karabiners
De gate van een schroefkarabiner kan mogelijk door trillingen tijdens het gebruik losschroeven. Het idee van gravity loaded is dat de zwaartekracht dan zou helpen om de gate dicht te houden. Men zegt: screw down, so you don't screw up. Het is de vraag of dat echt zo is, omdat een karabiner die flinke trillingen krijgt te verduren zowel tegen de zwaartekracht in als met de zwaartekracht mee open en dicht kan draaien. Zie deze video.
In veruit de meeste situaties zal een karabiner die dicht zit niet zomaar helemaal open draaien, immers moet je een flink eind draaien om de karabiner open te krijgen. Probeer maar eens met je eigen karabiners waar de grens zit tussen open en dicht.
Een goed argument om toch je karabiners, waar mogelijk, op z'n kop te hangen is dat je dan altijd een vergelijkbare situatie creëert. Zo bouw je een bepaalde gewoonte op en maak je het makkelijker om te controleren. Bovendien komt bij het op z'n kop hangen de gate meestal van de rots af te hangen en dat is absoluut verstandig.
Kortom, maak een goede inschatting van de situatie en pin je niet vast op gravity loaded. Er zijn zaken die belangrijker zijn, zoals of de karabiner überhaupt dicht zit 😉.
Bij klimmen wordt gebruik gemaakt van touw. Er zijn grofweg twee soorten touw: dynamisch en statisch. Dynamisch touw rekt en zorgt er daarmee voor dat je bij een val ‘comfortabel’ valt. Tijdens de OVS-cursus gebruik je dynamisch touw van 70 meter lang van de ASAC.
Dynamisch klimtouw wordt verkocht in diverse lengtes. Voor sportklimgebieden is 70 meter touw meestal lang genoeg. Je kunt er namelijk elke route van minder dan 35 meter mee klimmen. Maar je komt met enige regelmaat langere routes tot 40 meter tegen, waar je dus 80 meter touw voor nodig hebt. Meestal staat dit in de topo vermeld. Touwen hebben vaak een middenmarkering (zie foto's). Je kunt hier tijdens het zekeren aan zien of je je klimmer nog veilig tot de grond kunt laten zakken. Maar zoals eerder vermeld leg je ook altijd een knoop in het uiteinde van het touw om ongelukken te voorkomen.
Controleer je touw zorgvuldig voor en na het klimmen. Kijk en voel naar beschadigingen. Een touw dat dubbelgevouwen wordt hoort vanzelf weer open te veren. En zoals altijd: bij twijfel niet gebruiken. Zie je dat een touw van de ASAC beschadigd is, neem dan direct contact op met de materiaalcommissaris.
Discussie: eigen aanschaf
Met een korter touw bespaar je op gewicht en kosten. Er zijn ook diverse diameters touw te koop. Hoe dunner, hoe lichter. Let er op dat de diameter van je touw geschikt is voor de zekerapparaten die jij en je partner gebruiken. Een geïmpregneerd touw (waterdichte coating) is niet noodzakelijk, maar maakt je touw wel waterbestendig en slijtvaster.
Een touw bestaat uit een kern met daar omheen een mantel. De mantel is er grotendeels voor om de kern te beschermen tegen de elementen. Behandel touw altijd voorzichtig en let vooral op met zuren en scherpe voorwerpen. Bewaar en vervoer je touw in de touwtas en leg het touw niet direct op de grond tijdens het zekeren. De meeste touwtassen hebben een stuk doek om het touw op te leggen. Klimtouw is ook niet goed bestand tegen hoge temperaturen die kunnen ontstaan door het schuren van touwen langs elkaar, de rots of ander klimmateriaal.
Statisch touw rekt (vrijwel) niet en is daarom niet geschikt om iemand mee te zekeren. Het wordt voor allerlei andere toepassingen gebruikt, bijvoorbeeld om materiaal mee te hijsen of bij bepaalde klimtechnieken.
Tijdens de OVS-cursus gebruik je prusiktouw, dat is dun statisch touw. Je hebt zo'n prusik nodig als back-up tijdens het abseilen (zie hoofdstuk 5).
Prusiktouw is niet geschikt om in te vallen! Niet alleen krijgt je lichaam een flinke opdonder omdat het statisch touw betreft, maar prusiks zijn ook veel minder sterk dan regulier klimtouw.
Een slinge is meestal gemaakt van bandmateriaal waarvan de uiteinden aan elkaar gemaakt zijn. Zo wordt een lus gevormd. De meest gebruikte materialen zijn nylon en dyneema. Nylon is dynamischer dan dyneema, maar minder sterk. Daarom zijn nylon slinges veel breder dan dyneema slinges. Bij de OVS-cursus kun je een slinge gebruiken als zelfzekering (zie hieronder). Verder ga je een slinge gebruiken om twee haken te verbinden bij het uithangen van een toprope (zie hoofdstuk 5).
Een zelfzekering is een stuk bandmateriaal of touw. Deze wordt aan de voorkant van je gordel vastgemaakt en heeft een karabiner aan het andere eind. Bij bepaalde technieken zoals ombouwen en abseilen gebruik je de zelfzekering (zie hoofdstuk 5).
Er zijn vele soorten zelfzekeringen te koop. De simpelste en goedkoopste is een nylon bandslinge van 120 cm in combinatie met een schroefkarabiner. Een dyneema bandslinge is iets duurder, maar werkt prettiger. Je kunt er één of meerdere knopen in leggen voor gebruik tijdens het abseilen of om je zelfzekering korter te gebruiken. Zie deze video. Let op: als je voor deze cursus een slinge als zelfzekering gebruikt, dan heb je nog een tweede slinge van 120 cm nodig voor bepaalde technieken.
Ook veelgebruikt binnen de ASAC zijn zelfzekeringen van dynamisch touw, al dan niet verstelbaar en/of met een aparte lus om te gebruiken tijdens het abseilen. Er zijn vele varianten te koop. Let op: als je een zelfzekering gebruikt zonder aparte lus, dan heb je nog een 30-60 cm slinge nodig om te gebruiken tijden het abseilen (of een langere slinge met een knoop erin).
N.B. Zelfzekeringen, zelfs die van dynamisch touw, zijn gemaakt om in te hangen en niet om in te vallen. Klim dus niet boven het punt uit waar je zelfzekering vast zit. Zelfzekeringen zijn erg sterk, dus het is zeer onwaarschijnlijk dat deze breekt bij een val, maar je lichaam krijgt een veel te harde klap te verduren.
Wil je meer weten? Kijk deze uitgebreide video.
Discussie: waar maak jij je zelfzekering vast?
Over het algemeen zijn er twee opties: door de zekerlus of parallel aan de zekerlus (door de inbindpunten). De ASAC raadt aan om goed te kijken naar wat de fabrikant aanraadt. In het geval van een slinge kun je kiezen hoe je deze vastmaakt. Wat betreft inbinden met touw (door de inbundpunten i.p.v. de zekerlus) is het ook maar iets wat we elkaar zo aanleren. Zie dit artikel van de NKBV.
Setjes heb je gebruikt tijdens het indoor voorklimmen. Ze bestaan uit twee snappers en een stuk bandmateriaal ertussen, de dogbone. Omdat je hier te maken hebt met een mix van metaal en bandmateriaal is het goed om te weten dat je de dogbones kunt vervangen aan het eind van hun levensduur, terwijl de snappers veel langer goed blijven. Aan de ene kant van het setje (de touwkant) zit de snapper met een stukje rubber vast aan de dogbone. De snapper kan daardoor niet roteren en dit voorkomt dwarsbelasting en maakt het inclippen van het touw veel makkelijker. Aan de andere kant van het setje zit de snapper die aan de haken in de rots vast komt. Het is belangrijk om de setjes altijd op de juiste manier te gebruiken. De snapper die aan haken in de rots zit (metaal op metaal), kan bij gebruik scherpe randjes krijgen. Het is gevaarlijk zo'n snapper op een later moment voor de touwkant te gebruiken, omdat dit het touw kan beschadigen.
Van setjes zijn er vele soorten te koop. Van ultralichtgewicht tot ergonomisch gevormd. In functie verschillen ze weinig.
Voor de cursus is het nodig om 6 setjes aan te schaffen. Samen met je klimpartner heb je er dan 12 en dan is genoeg om de meeste routes buiten te kunnen voorklimmen. Mocht je meer dan 6 setjes willen aanschaffen dan is dat natuurlijk ook prima. Overweeg ook setjes van verschillende lengtes. Bij zulke setjes is de dogbone wat langer. Enkele centimeters extra kan al mooi zijn. Over het algemeen zijn routes buiten namelijk minder recht dan binnen en kun je met langere setjes een beter touwverloop te krijgen. Ook kan het zijn dat de snapper op een rotsrandje komt te liggen en dan zijwaarts belast kan worden tijdens een val. Met een langer setje kun je dat voorkomen.
Je zult ook zien dat klimmers wel eens twee snappers verbinden met een 60 cm dyneema slinge en dit geheel gevouwen aan hun gordel hangen. Hiermee hebben ze een zeer flexibel verlengd setje gemaakt, waarvan de lengte kan variëren. Voor de OVS-cursus hoef je zoiets niet te kopen. Voor de gear-heads heeft deze video ontzettend veel info over setjes.
Het gebruik van setjes is buiten grotendeels hetzelfde als binnen. Voorkom in alle gevallen back-clips! Deze video is een mooie intro/reminder.
Er zijn meer zekerapparaten dan ooit te koop. Het kan daarom lastig zijn om een keuze te maken. Voor de OVS-cursus heb je een zekerapparaat van het soort tuber nodig met twee gaten voor strengen touw. De twee gaten zijn nodig bij het abseilen (zie hoofdstuk 5). Vele van deze apparaten hebben ook nog extra 'ogen', meestal een kleine en een grote. Deze zijn voor de OVS-cursus strikt genomen niet nodig, maar voor vervolgcursussen zoals OVM wel. Zie de eerste foto.
Doe jij voorklimzekeren met een halfautomaat? Dan kun je dat buiten ook doen. Halfautomaten zijn veiliger. Let op: voor het abseilen in de OVS-cursus heb je nog steeds een tuber met twee gaten nodig! Er zijn ook halfautomaat tubers met twee gaten beschikbaar (zie de tweede foto). Of je neemt twee verschillende zekerapparaten mee.
Bij de rots in een klimgebied is het dragen van een helm verplicht. In elk geval is dat met de ASAC zo. Vaak gaat de helm al op de parkeerplaats op! Er zijn twee belangrijke redenen om een helm te dragen: 1) Er kunnen dingen naar beneden vallen. Op je hoofd. 2) Je kunt ongelukkig vallen en met je hoofd tegen de rots knallen. Ook als je geen voetfout maakt.
Hersenschade is geen pretje en het dragen van een helm heeft regelmatig een tripje naar een ziekenhuis- of mortuarium voorkomen.
Voor de OVS-cursus hoef je geen helm aan te schaffen, je kunt ze lenen van de vereniging. Het is wel heel fijn om je eigen helm te hebben, want die zit vaak het best. Koop echt alleen een helm die geschikt is voor klimmen, die voldoen namelijk aan andere eisen dan bijvoorbeeld een fietshelm. Daarnaast is het te overwegen een lichtgewicht helm aan te schaffen. Een normale klimhelm weegt circa 400 gram, terwijl er ook lichtgewicht helmen zijn van circa 200 gram. Dit kan op een hele dag een groot verschil maken.
Ook bij een helm geldt: geef het aan de materiaalcommissaris door als de helm vanaf hoogte is gevallen of er iets op is gevallen.