Kracht van ijs

Een gletsjer is eigenlijk een rivier van ijs die op grote hoogte ( >3000 m) ontstaat uit sneeuw. Zowel in de zomer als in de winter glijden deze sneeuwmassa's langs de steile bergtoppen en -wanden omlaag en hopen ze zich, samen met vers gevallen sneeuw, op in een accumulatiegebied dat boven de sneeuwgrens ligt. De sneeuw klinkt onder druk van de nieuwe sneeuwlagen in en verandert in een compacte ijsmassa.

Ondanks zijn hardheid is ijs een plastische stof. Het glijdt onder zijn eigen gewicht langzaam naar beneden en vormt een gletsjertong die tot ver beneden de sneeuwgrens omlaag reikt.

Hoe steiler de helling, des te sneller de gletsjertong omlaag glijdt. Maar ook de aanvoer van sneeuw en ijs bovenaan de gletsjer is bepalend voor de snelheid.

Op zijn weg omlaag schuurt en schaaft de bedding van het gletsjerdal op verschillende manieren uit, afhankelijk van de hardheid van het gesteente dat hij onderweg tegenkomt. Hij holt zachte gesteente uit en laat de hardere gesteenten van de rotsbodem in het reliëf achter als gladde, bijgeslepen bulten (bultrotsen).