de invloed van serie elementen op stoom en spanning proefondervindelijk vaststellen
Bouw de volgende schakeling.
Neem twee lampen van hetzelfde vermogen.
Verbind de apparatuur volgens het bedradingsschema.
Sluit de schakelaar S2 en noteer je waarneming, kijk vooral naar de lichtintensiteit van de lampen:
................................................................................................................................
Draai een lamp los en meet nu de stroom in de kring, noteer je waarneming:
................................................................................................................................
Vervang één lamp door een lamp met een ander vermogen, wat stel je vast?
................................................................................................................................
Meet de stroomsterkte als je maar 1 lamp plaatst, meet daarna de stroomsterkte als je twee lampen plaatst, en noteer jou vaststelling
................................................................................................................................
Naarmate ik meer lampen in serie plaats wordt de stroomsterkte groter/kleiner bij een serieschakeling.(schrap wat niet past)
Meet de totale stroomsterkte in de kring………A
Meet de stroomsterkte
voor lamp 1……….A
na lamp 1 …….A
na lamp 2………..A
Meet
de totale spanning……………..V
de spanning over lamp 1 ………..V
de spanning over lamp 2…………V
Plaats twee weerstanden van 100 Ohm in serie (vervolledig hiervoor onderstaand schema)
Meet de totale weerstand met de Ohmmeter:
R totaal =…………..Ohm (opgelet : spanningsloos meten !)
Plaats twee weerstanden van 33 Ohm in serie
Meet de totale weerstand met de Ohmmeter:
R totaal = ………….Ohm (opgelet: spanningsloos meten !)
Besluit serieschakeling
Bij een serieschakeling verdeelt de spanning zich over de verschillende verbruikers
(Ut = U1 + U2 +…..)
Bij een serieschakeling is de stroomsterkte overal gelijk in de kring
(It = I1 = I2 = …..)
Bij een serieschakeling is de totale weerstand gelijk aan de som van de weerstanden.
(Rt=R1+R2+……)
Hoe meer verbruikers je in serie zet, hoe kleiner de stroomsterkte.
Hoe meer verbruikers je in serie zet, hoe groter de totale weerstand.