Woongebouwen

Bairro da Bouça, Habitação Social SAAL

Alvaro Siza

Rua de Boavista, Rua Marti Liberdade, Porto 1973 - 1977, 2001 - 2006

41° 9’ 24.43” N / 8° 37’ 5.29” W

The Bouca was a relatively inexpansive project. Years later, discussion revealed the desire of making improvement in quality and comfort. It was necessary to respond to the needs expressed, though some were on preconceptions that accompany objective improvement in quality of life. So once again the project involved participation. When the work was finished the reactions of the market demonstrated that that type of housing corresponded fully to the present trend in terms of economical housing, but also, for better or worse, it appealed to other sectors of the population: students, young professionals, recently formed families, protagonists of the mobility that characterized contemporary cities. In a certain sense the integrity of the first design has been lost in the revision. But now at the entrance there is a subway station that offers connection to the entire city: people flow through the area, the infrastructures are open to the surrounding streets. There is a well-kept garden, there are cars, as in any other residential complex.After a gap of 30 years the commitment of the federation of cooperatives turned out to be decisive to make the Camara municipal do Porto and the Instituto nacional habitacao decide to finish this project from the 1970s. Besides completing the second phase, the aim was to renovate the existing houses. It would not be easy to convince the residents to abandon the improvised things made previously. The reluctance to accept an interruption of their "magnificent isolation", in the city center. In spite of the bad condition, was quite perceptible: as was their fear that the rents would go up. Patient dialogue was necessary, promising the residents to keep the initial project almost intact, with just a few exceptions; the aim was to preserve the already built, already inhabited units as part of a unified project.


Bron:

https://architectuul.com/architecture/social-housing-saal-bouca

https://espacodearquitetura.com/projetos/bairro-da-bouca/


Literatuur

Siza, Poetic Profession, Rizzoli, 1986, pp. 72-86

Architecture + Urbanism, Dec. 1980, pp. 58.

José Paulo dos Santos (ed), Alvaro Siza Works and Projects 1954-1992, Gili, Barcelona, 1993, pp. 104-7

Schilderswijk Masterplan Vaillantlaan

Jo Coenen & Co Architects

[Hoenders & Partner, HTV Architecten, Lafour en Wijk Architecten, Treffers en Polgar, Architektenburo Pieter Weeda]

Vaillantlaan, Schilderswijk, Den Haag (NL) 1989 - 2006

52°3'57'' N, 4°18'18'' O

Uitgangspunt van het stedenbouwkundig-architectonisch plan was om met de nieuwe Vaillantlaan een tegenwicht te bieden tegen de versnippering in de rest van de Schilderswijk, die het gevolg is van tal van uiteenlopende stadsvernieuwingsingrepen.

Met behulp van een groot aantal basiselementen werd een `bouwdoos' samengesteld waarmee de architecten van de verschillende planonderdelen hun gevels moesten componeren: raamkaders, daklijsten, vloerbanden en plinten. De ritmische toepassing van arcaden, etage-hoge ramen met Franse balkons en ramen met diepe neggen moest over een lengte van 1.100 meter voor een gevarieerd, maar samenhangend beeld zorgen in de gevels, zonder de toepassing van woningvarianten te frustreren. Geprefabriceerd (halfsteens) metselwerk moest de verticale lijnen in de gevel accentueren. Het blok aan het Vaillantplein is door Coenen zelf uitgewerkt. Ook ontwierp hij tussen het Vaillantplein en de Van Ostadestraat een nieuw profiel voor de laan. Door de rooilijnen aan beide zijden vijf meter terug te leggen krijgt de laan een breedte van 32 meter die ruimte biedt voor bomen, brede trottoirs, vrije fietspaden en speciale parkeerhavens.


Bron:

https://www.jocoenen.com/cv/pages/vaillant/index.html

https://www.dearchitect.nl/238454/vaillantlaan-in-den-haag-door-jo-coenen

Schilderswijk [Haagse Portiekwoningen]

Alvaro Siza / Geurst & Schulze, Parallelweg, Schilderswijk, Den Haag (NL) 1985 - 1993

52°03'52'' N, 4°18'44'' O

In het kader van de stadsvernieuwing in de Schilderwijk werkte Alvaro Siza vanaf 1884 een aantal (woningbouw)plannen uit. Het zou de stadsvernieuwing in Den Haag grondig gaan herzien. Het plan Punt Komma op de hoek Parallelweg en de Vaillantlaan was zijn eerste woningbouwproject.


Het plan van Geurst & Schulze bestaat uit drie bouwblokken met elkaar verbonden door een lange wand met twee poorten. De blokken hebben drie, vier en vijf bouwlagen en bestaan uit eengezinswoningen, Haagse portiekwoningen en galerijwoningen. Naast een variatie in bouwhoogte en woningtypologie is er gestreefd naar een grote eenheid in architectuur die aansluit bij het karakter van dit deel van de Schilderswijk. De horizontaal gelede gevels bestaan uit rode baksteen, prefab betonbanden witte houten kozijnen en een doorlopende luifel van beton. De wand aan de Parallelweg wordt bekroond door een colonnade van stalen kolommen over de bovenste twee verdiepingen met erboven een grote overstekende luifel. De monumentaliteit van dit blok sluit aan bij de grote maten van de spoorbaan aan de overzijde van de Parallelweg.


Bron:

https://www.geurst-schulze.nl/woningbouw/parallelweg-den-haag/

https://www.adriduivesteijn.nl/alvaro-siza-tekeningen-voor-den-haag/



Unité d’Habitation Briey

Le Corbusier, André Wogenscky, Briey (F) 1954 - 1961

In de nasleep van de Tweede Wereldoorlog herzag de stad Briey haar stedenbouwkundig plan en opende perspectieven voor uitbreiding. Via de minister van Wederopbouw en Stedenbouw Eugène Claudius-Petit en het algemeen bestuurslid Philippe Serre werd Le Corbusier vanaf 1950 bij dit project betrokken. Het was echter de Parijse architect Georges-Henri Pingusson die in 1952 de leiding kreeg over het algemene plan.

Nadat hij al twee Unité’s had gebouwd in Marseille (1945-1952) en in Rezé bij Nantes (1948-1955), slaagde Le Corbusier erin de burgemeester van Briey, Pierre Giry, ervan te overtuigen een derde te bouwen op zijn terrein. Tussen 1954 en 1956 voerde de Frans-Zwitserse architect alle nodige studies uit. De bouw begon pas in 1959 en werd voltooid in 1961, onder leiding van de beroemde medewerker van Le Corbusier, André Wogenscky.

De staalcrisis van de jaren 1970, in combinatie met diverse technische problemen, leidde onvermijdelijk tot ontvolking en degradatie van het gebouw, zodanig dat in 1983 de vernietiging ervan werd aangekondigd. Maar de nieuwe burgemeester, Guy Vattier, zorgde ervoor dat het gebouw niet gesloopt werd. Het gebouw is in 1993 op de monumentenlijst geplaatst en tussen 1990 en 2009 gerestaureerd.

De culturele vereniging La Première Rue (1989) heeft zich gevestigd in verschillende voormalige flats en stelt het gebouw open voor publiek middels rondleidingen en tentoonstellingen.

De Unité d'habitation de Briey lijkt op de Unité van Rezé (Nantes), maar kent nagenoeg geen gemeenschappelijke functies. Het gebouw is 110 meter lang, 19 meter breed en 56 meter hoog en bevat 339 woningen op 17 verdiepingen, en kende een bevolking van ongeveer 1.000 inwoners.

Binnen worden de verdiepingen bediend door "straten" die toegang geven tot de kruisende duplexwoningen: er is slechts één gang per twee verdiepingen is. De woningen kennen een tweezijdige oriëntatie.

Literatuur:


In April 2023 hebben we vanuit de WoonStraat en dōm collectief (studenten die ons ondersteunen in de WoonStraat) een bezoek gebracht aan de Unité d’Habitation in Briey van Le Corbusier (1957) en aan aansluitend een bezoek aan de Ancien Aéroclub | l'aéroclub de Doncourt-lès-Conflans door Le Corbusier en Jean Prouvé, (1951 - 1954)

In de Unité d’Habitation werden we ontvangen en rondgeleid door Steven Vitale et Vincent Dietsch (Vitale Design). Zij actief en betrokken bij de activiteiten, tentoonstellingen die geïnitieerd worden door La Première Rue binnen de Unité.

Unité d’Habitation Briey


Association La Première Rue
131, Unité d'Habitation Le Corbusier
1, Av. Dr Pierre Giry, 54150 Briey-en-Forêt, France

http://www.lapremiererue.fr/infos-pratiques/


Vitale Design, Steven Vitale et Vincent Dietsch
133, Unité d'Habitation Le Corbusier
1, Av. Dr Pierre Giry, 54150 Briey-en-Forêt, France
www.vitale-design.com


Foto's Jo Janssen

Lafayette Park

Ludwig Mies van der Rohe / Ludwig Hilberseimer, Detroit USA 1961 - 1965

The complex is a collection of one- and two- story townhomes, a small neighborhood shopping center, and two high-rises set adjacent to a 19-acre municipally-operated park also called Lafayette Park. The buildings are planned along three roadways that enter the development from the west. Mies planned for Lafayette Park to embrace the automobile from the beginning—after all, Detroit is the Motor City. However, he does not show off the parking areas, instead sinking them about four feet below the level of the sidewalks and laws of the townhomes. A resident peering out of the floor-to-ceiling windows of his unit would scarcely be able to see them.

Some of the land around the townhomes themselves is carefully left as green space to serve as a passive recreation area for the children who live there. The development is adjacent to a public elementary school, one of Detroit’s best, and Mies carefully designed the circulation of Lafayette Park to allow children to get from their townhome to school without having to cross a street.

The townhomes are the most spectacular aspect of the development, and the most unique buildings in Mies’ oeuvre. Two-story townhomes are located on the north and south ends, with one-story courtyard townhomes in the center. 

Bron: Literatuur: https://divisare.com/projects/410788-ludwig-mies-van-der-rohe-fernando-schapochnik-lafayette-park

Literatuur:

MIES Detlef Mertins [400-441]

Mies van der Rohe, GG, Yehuda E. Safran [130-139]

Atelierwoningen Zomerdijkstraat

Zanstra, Giesen & Sijmons, Zomerdijkstraat, Uiterwaardenstraat, Amsterdam, 1932 - 1934

De oudste atelierwoningen van Nederland zijn te vinden in de Amsterdamse Rivierenbuurt. Tussen de Zomerdijkstraat en de Uiterwaardenstraat staat al ruim tachtig jaar een gebouw waarin bekende kunstenaars als Gerrit-Jan van der Veen, Jan Wolkers en Charlotte van Pallandt een plek vonden om te wonen en te werken.

Nieuwe Bouwen

Het complex van 32 atelierwoningen werd in 1934 gerealiseerd op initiatief en naar ontwerp van Piet Zanstra, Jan Giesen en Karel Sijmons, destijd 27, 29 en 24 jaar oud. Het was het eerste project van het architectenbureau dat deze jonge architecten hadden opgericht. De atelierwoningen zijn gebouwd volgens de principes van het Nieuwe Bouwen, een architectuurstroming die in het begin van de 20ste eeuw opkwam in Nederland, Duitsland en Frankrijk. Kenmerkend hiervoor is de nadruk op functionaliteit en de afwezigheid van versiering. De buurt waarin het atelierwoningencomplex zich bevindt wordt gekenmerkt door de vele bebouwing in de stijl van de Amsterdamse School. Dit was een architectuurstijl waartegen de aanhangers van het Nieuwe Bouwen zich afzetten.


Bron: http://www.zuidelijkewandelweg.nl/archief/architectuur/atelierwoningenzomerdijkstraat.htm

Literatuur:

Het woongebouw, klassieke en recente ontwerpen, Jasper van Zwol [190-191]

Atelierwoningen Zomerdijkstraat 1932-1934, Mariëtte van Stralen [ISBN 90-6450-083-5]

Siedlung Halen

atelier 5, Herrenschwanden, Bern, Zwitserland, 1955 - 1962

Die Idee der Siedlung kann man auf die Formel Verdichtung plus eigenes Haus plus Natur bringen. Die Siedlung besteht aus Reihenhäusern mit zahlreichen Gemeinschaftsanlagen. Die Besonderheit liegt in der hohen Wohn- und Außenraumqualität in relativ dichter Bauweise. Die Bewohner sind in einer Eigentümergesellschaft als Verein organisiert und verwalten somit die gemeinsamen Einrichtungen, wie ein Schwimmbad, Sport-, Spielplatz, Waschküche, Laden, Restaurant usw., ihrer Siedlung selbst. 79 Wohneinheiten sind mit äußerster Disziplin und Systematik auf dem Grundstück, einer Waldlichtung, zusammengefügt. Es gibt zwei Grundtypen von Häusern, 4,20 m bzw. 5,15 m im Achsmaß, beide dreigeschossig sowie wenige Atelierhäuser. Das mediterrane Vorbild spiegelt sich sowohl im Inneren der Häuser als auch im Charakter der öffentlichen Anlagen wider. Eine neue Lebensweise wurde suggeriert.

Hauptmerkmal der Siedlung ist die kompakte Bauweise auf engem Raum. In der Siedlung spiegelt sich die Struktur historischer Zähringerstädte mit langen schmalen Parzellen, geringer Erschließungsfläche und ohne tote Restflächen wider. Bereiche zwischen den Häusern sind nicht nett hergerichtete Bauabstände, sondern brauchbare Außenräume, in denen man sich trifft, spielt und innerhalb der Siedlung bewegt. Die 5 Gebäudeeinheiten bilden öffentliche Plätze und Wege und beinhalten selbst private Freiräume. Die strikte Trennung dieser Räume ermöglicht Dichte bei hoher Wohnqualität. Die Staffelung am Hang sowie die Platzierung der Gärten über Erschließungsflächen oder Gemeinschaftsräumen ermöglicht jeder Wohneinheit die Aussicht ins Grüne. Mauern zwischen den Parzellen geben Sichtschutz und einwandfreie akustische Isolation. Von 24.720 m² Grundstücksfläche werden 10 765 m² in Alleineigentum auf 79 Parzellen und in 13.955 m² Gemeinschaftsflächen aufgeteilt. Somit wird eine Nutzungsziffer von 0,54 erreicht, was sich in einer kompakten Gebäudestruktur umschlossen von großen Gemeinschaftsflächen ausdrückt.


Bron

Literatuur:

Atelier 5 - Siedlungen und Städtebouliche Projekte [30]

Het woongebouw, klassieke en recente ontwerpen, Jasper van Zwol [152-153]

Bauen + Wohnen 1957 - 09 [329-332]

Gallaratese 

Aldo Rossi, Gallaratese Milaan, Italië 1969 - 1973

Via Cilea 34, Via Falck 37, Gallaratese

Following WWII there was an urgent need for housing in Milan and under a succession of general plans the decision was made to expand the northern and western perimeters of the city with a series of satellite communities housing between 50,000 and 130,000 each. The first of these new communities, QT8 was started in 1946. A general master plan for the city, Il Piano Regolatore Generale (PRG), was adopted in 1956 and soon plans were begun for the second large new community, Gallaratese 1 and 2 (G1 & G2). The Monte Amiata Società Mineraria per Azioni privately owned part of the land in the G2 area. Eventually, the plan allowed for this private development as part of the G2 area. Studio Ayde (Aymonino & De Rossi) was commissioned to design this project in September 1967. The project went through the early stages of design between September and October, when the basic idea of was formed of two diagonal slabs intersecting in an amphitheater, with a third building of gridiron form, extending north and west from this intersection. In November, Aymonino brought Aldo Rossi into the project to design part of the northern extension. By early 1968, the scheme had evolved into the five building complex as it basically exists today. Aymonino was responsible for buildings A1, A2, B, & C, and Rossi designed the fifth building "D" that extends to the north, paralleling building "B".

The Monte Amiata site was a very odd-shaped, triangular parcel at the intersection of two new streets, Via Cilea and Via Fichera that was flat and empty, without any particular organizational features. Two large 8-story slabs A1 and A2 are splayed along the south side of the site. A third long slab B 6-floors high, extends north from the intersection of A1 & A2. The final Aymonino building C, 2-stories high is a bridge connecting buildings B and A1. A wall connecting building B to A2 forms two triangular, raised piazzas at the "hinge" of buildings A1 & A2 and building B forms an outdoor amphitheater. The underside of the theater helps create the entrance to the complex. The fifth building, the Rossi contribution, is a long 3-story high slab that is paced in a position parallel to building B and defining a service entrance between the two buildings. The five buildings constitute a freestanding group, detached from any surrounding buildings and surrounded by a fence. Parking is provided at the lower levels. A main concourse level, which extends more-or-less continuously beneath all buildings, is equipped with a few shops and public facilities such as the amphitheater. Altogether, the five buildings house about 2500 people in 440 dwellings.


Bron: http://www.hiddenarchitecture.net/2015/03/residential-complex-in-gallaratesse.html

Literatuur:

Carrière Centrale - Habitat Marocain in Sidi Othman

Candilis + Woods [Georges Candilis y Shadrach Woods], Casablanca Marokko 1951

The “Carrière centrale” developments were built next to one of the largest Bidonvilles settlements to house growing numbers of rural immigrants in Casablanca. The “Cité Horizontale” was tested as a series of low-rise patio houses, while the “Cité Verticale” was tested as a series of high-rise patio houses. The idea behind this field study was to create homes for workers and local employees who worked for the Protectorate. However, the rent was so high for most of the people living in the Bidonvilles that few could afford a flat that was “built for them.” 

Part of the ensuing 64 m2 was organized as a so-called neighborhood unit, resulting in an intricate ground-level structure of patio-dwellings, alleys, and public squares. 

The Ecochard Grid is a very special example of transcultural modernism that was specifically developed in the European colonies. On one hand, Ecochard tried to study the Arabic house and its function, but he also adapted the grid structure and the neighborhood unit concepts by Stein and Perry for his Casablanca low-rise scheme. Moreover, the discourses and practices of the industrialization of building as well as the houses for Existenz Minimum are articulated in these structures. Implemented until 1984, the Ecochard Grid has been the most prevalent planning structure used in Casablanca’s suburbs until today. It has been implemented in other cities in North Africa and the Middle East.


Bron:

p://www.transculturalmodernism.org

https://at1patios.wordpress.com/page/2/


Literatuur: Another modern - the post-war architecture and urbanism of Candilis-Josic-Woods, Tom Avermaete, NAI Publishers, ISBN 90-5662-473-3

Kanchanjunga Apartments

Charles Correa Associates, Bombay - Mumbai, India 1970 - 1983

Correa’s penchant for sectional displacement accompanied where appropriate by changes in the floor surface, is at its most elaborate in the 28-story, Kanchanjunga apartments completed in Bombay. Here Correa pushed his capacity for ingenious cellular planning to the limit, as is evident from the interlock of the one and a half story, split-level, 3 and 4 bedroom units with the two and half  story 5 and 6 bedroom units. Smaller displacements of level were critical in this work in that they differentiated between the external earth filled terraces and the internal elevated living volumes. These subtle shifts enabled Correa to effectively shield these high rise units from the effect of the both the sun and monsoon rains. This was largely achieved by providing the tower with relatively deep, garden verandahs, suspended in the air. Clearly such an arrangement had its precedent in the cross-over units of Le Corbusier’s Unit habitation built at Marseilles in 1952, although here in Bombay the sectional provision was achieved without resorting to the extreme of differentiating between up and down-going units. Whole structure is made of reinforced concrete. 

The building is a 32-storeyed reinforced concrete structure with 6.3m cantilevered open terraces. The central core houses lifts and other services also provides the main structural element for resisting lateral loads. The central core was constructed ahead of the main structure by slip method of construction. This technique was used for the first time in India for a multi-storeyed building. With its concrete construction and large areas of white panels, bears a strong resemblance to modern apartment buildings in the West. However, the garden terraces of Kanchanjunga Apartments are actually a modern interpretation of a feature of the traditional Indian bungalow: the verandah.  In a bungalow, the verandah wraps the main living area.


Bron: https://identityhousing.wordpress.com/2009/12/03/charles-correa-kanchanjunga-apartments-cumballa-hill-mumbai-1970-1983/

Literatuur: 

Werk, Bauen + Wohnen 2005 - 01/02 [42-45]

Het woongebouw, klassieke en recente ontwerpen, Jasper van Zwol [92-93]

Centre résidentiel Olivetti

Gabetti e Isola, Ivrea Italië, 1969 - 1974

via Carandini, 6 / Via Pinchia - angolo via Carandini, Ivrea, Italië

Adriano Olivetti had perfectly understood -as did many enlightened public figures before and after him- the need, both in corporate and human and social terms, of building a self-contained centre for his employees.

It is lovely to wake up in the morning and welcome the snowbound landscapes of the cold Piemonte winters at times, and the brilliant colours of spring at others. The architecture changes according to the seasons, the people who live there see the changes in the colours, shades and tones of light.

The centre respects the natural morphology of the ground: the convex façade is practically concealed by a mantle of green while the flat roof becomes a usable extension of the surrounding area. For those who come here to visit the residential centre or the Institute Interaction Design, the building is literally hidden amidst nature. Aimaro Isola narrates in a video interview: "(...) We built an invisible building in a beautiful area opposite a hill and, almost as if we were in an amphitheatre, we built a large scythe, a large arch with its upper part covered with earth from where people could contemplate nature as though they were at the theatre". A second concentric circular crown contains the parking spaces, one for each apartment. It is covered by grass and illuminated by Perspex lanterns.


Bron:

Literatuur: Das Werk : Architektur und Kunst = L'oeuvre : architecture et art 1974 - 12 (1478-1482) Möblierte Wohnungen der Olivetti in Ivrea - Logement meublés d'Olivetti à Ivrée, Architekten Gabetti und Cappai, 

Wohnuberbauung Paul-Clairmont-Straße 

Gmür Steib Architekten [Patrick Gmür / Jakob Steib], Zürich Zwitserland, 2003 - 2006

Paul-Clairmont-Straße , Birmensdorferstrasse 467,  8055  Zürich

Die Verfassenden schlagen einen parallel zur Paul Clairmont-Strasse gestellten langen, in der Höhe gestaffelten Baukörper vor, welcher die unterschiedlichen Massstäbe der gebauten Umgebung eigenständig reflektiert. Sie schlagen eine “Rue Interieur” zur Horizontalerschliessung von mehreren Treppenhäusern vor, welche – wenn auch natürlich belichtet und von allgemeinen Räumen wie Waschküchen flankiert – unklar im Gelände liegt und im Alltag kaum eine angemessene kommunikative Dichte aufweisen wird. Darunter liegt ein Tunnel mit zwei Röhren zur Erschliessung von zwei Parkgaragen, der in der vorgeschlagenen Form nicht angemessen ist. Positiv ist der Versuch, die “Rue Interieur” an beiden Enden mit einem unprätentiösen, sanft geschwungenen äusseren Weg zu verknüpfen.

Gelungen ist den Verfassenden die Übertragung von Patios auf den Geschosswohnungsbau mit konventionell, aber sorgfältig organisierten Wohnungen. Einerseits entstehen wohnzimmergrosse Aussenbereiche, die durch die vorgeschlagene geschosshohe Betonbauweise eine suggestive Verwandtschaft mit den Personalhochhäusern des Triemlispitals eingehen, andererseits entsteht ein räumlich vielfältiger Zwischenbereich, der die unmittelbare Umgebung durch seine akzentuiert gesetzten Öffnungen angenehm entrückt und den Wohnungen eine einzigartige Identität verleiht. Darüber hinaus laden die Patios zur eigenhändigen Gestaltung der Aussenwelt ein. Denkbar, aber im Vergleich zur Patio - Interpretation weniger spektakulär sind die zapfenartig angedockten Zimmerpaare der stadtseitigen Fassade. Die durch die kompakte Anordnung und die konsequente Systematik zu erwartende überdurchschnittliche Wirtschaftlichkeit / Nachhaltigkeit wird durch die – vom Preisgericht nicht als zwingend erachtete – zweischalige Wandkonstruktion mit vorgehängten, vorfabrizierten Sichtbetonelementen sowie durch die sehr aufwändigen Erschliessungen aufgehoben.

Insgesamt wirkt der ausserordentlich kräftige, den Ort reflektierende und unvoreingenommene Entwurf durch seine fast schon gläubige Reminiszenz an beinahe vergessene Arbeiten, etwa von Candilis, Josic oder Woods, erfrischend und überraschend aktuell, vermag jedoch noch nicht in allen Teilen gleichermassen zu überzeugen.


Bron:

Literatuur:

Bauwelt 2006 - 27 [10]

Werk, Bauen + Wohnen 2006 - 06 [44]

Typologie+ - Innovative Konzepte Im Wohnungsbau [316]

Beton 2009 - Architekturpreis [84]

De Aedibus 64 Jakob Steib [78-87]

Wohngenossenschaften in Zürich Gartenstädte und neue Nachbarschaften [128-129]

Nieuwbouw van 7 sociale huurwoningen 

Architecten Broekx-Schiepers, 2005 - 2011

i.s.m. architect-stedenbouwkundige Peter Princen

Lummen, België

De kavel was een verademing binnen de eindeloze nevenschikking van individuele woningen in de omgeving. De overmaat, het open en groene karakter en de losse inplanting van een vervallen boerderijtje  waren meteen ook het startpunt voor het ontwerp.

Het volume van de zeven gelijkvloerse woningen wordt zo ver mogelijk teruggeplooid op het terrein en vormt de aangedikte grens tussen een smalle zone met individuele tuinen en een groot collectief plein aan de straatzijde. Een centrale luifel definieert hier een plek voor diverse gemeenschappelijke activiteiten.

De ondiepe woningen zijn opgevat als een slimme enfilade van ruimtes. Gangen zijn overbodig, iedere ruimte baadt in het licht en elke woning heeft een evenwaardige relatie met tuin én plein. Het spel dat in het gevelbeeld ontstaat tussen de herhaling van dezelfde woning en de schijnbaar willekeurige afwisseling van rode baksteen, vezelcementplaat en de verspringende dakrand, karakteriseert de zeven woningen ondubbelzinnig als een samenhangend geheel.


bron: http://www.broekx-schiepers.be/projecten/012/

© Dennis Brebels, fotograaf

© Dennis Brebels, fotograaf