De oude Romeinen zagen al de noodzaak in van een goed drinkwatersysteem. Zij legden aquaducten aan om schoon en stromend water bij de bevolking te krijgen.
In de oudheid was er vaak slechte hygiëne in steden en ziektes maakten doorgaans veel slachtoffers. Het gebeurde veel dat men uit hetzelfde water dronk waarin men uitwerpselen en afval loosde. De Romeinen bedachten hier iets op. Ze lieten water aanvoeren uit gebieden ver bij de stad vandaan. Dit deden ze door middel van aquaducten. Water werd uit bronnen zoals rivieren en beken in kanalen gepompt en op verhogingen naar de stad vervoerd. Vanwege deze verhogingen was er minder kans dat ziektes in het water konden komen door drinkende dieren of modderstromen.
Aquaductus
Deze verhoogde kanalen noemden ze ‘aquaductus’, wat ‘waterleiding’ betekent in het Latijn. De Romeinen legden in totaal zo’n 420 kilometer aquaducten aan. Ze werden gebouwd van steen, baksteen en een cement gemaakt van vulkanische as. De aquaducten bestonden uit een waterkanaal dat werd gebouwd op Romeinse boogconstructies. De combinatie van het gebruikte materiaal en de sterke bogen zorgde voor een stevig bouwwerk. Veel aquaducten uit de Romeinse tijd staan dan ook nog tegenwoordig overeind. In de steden aangekomen loosden de kanalen het water in enorme bassins, waarna het over de stad werd verdeeld.
uit: http://www.isgeschiedenis.nl/nieuws/aquaducten-in-het-oude-rome/