De behandeling van schoolkinderen met stotterachtige verschijnselen is altijd een zaak van samenwerking tussen logopedist, ouders en leerkrachten. Voor zover het een kind van de basisschool betreft, speelt de schoolarts een belangrijke rol in het eerste onderzoek. Hij verstrekt de logopedist de gegevens die deze voor de diagnosestelling en eventuele behandeling nodig kan hebben.
De ouders en de leerkracht verstrekken gegevens die samen een duidelijk beeld vormen van de krachten die van buitenaf op het kind inwerken en de wijze waarop het daarop reageert. In regelmatig onderling overleg worden, aanvankelijk voor korte perioden, afspraken gemaakt voor de omgang met het kind.
Als de logopedist besluit het kind in behandeling te nemen wordt in overleg met de leerkracht een plan opgesteld om de therapie zo goed mogelijk in het leerprogramma te integreren.
De ouders worden uitgenodigd zo nu en dan een therapiezitting mee te maken om de oefeningen en opdrachten die het kind op school en thuis moet doen, te leren kennen. Zij kunnen dan in de tijd die het kind thuis doorbrengt de juiste stimulans geven zonder teveel te eisen, en thuis nog eens napraten over de therapie. Dat bevordert de openheid.
Nog beter is het als de logopedist nu en dan bij het gezin thuis komt en tijdens informele bezoeken een indruk krijgt van de vooruitgang en de eventueel nog aanwezige knelpunten tussen het kind en één of meer van de andere gezinsleden. Het samenwerken met de ouders is minstens zo belangrijk voor het succes van de behandeling als het werken met het kind zelf, zoals in vorige hoofdstukken ook al duidelijk is gezegd.
Behandeling van primair stotteren
Onder primair stotteren verstaan we stotterachtige verschijnselen als herhalingen en verlengingen, die weliswaar opvallend zijn maar waarvan het kind zich niet of slechts vaag bewust is. Kinderen in de peuter-en in de kleutergroep en in de lagere klassen van de basisschool kunnen deze verschijnselen vertonen.
Het is nodig over dit soort kinderen contact op te nemen met de logopedist. Hij zal, mede op grond van gegevens van de leerkracht over het spreekgedrag van het kind, vaststellen of men te maken heeft met een geval van primair stotteren of niet.
Is dat het geval, dan dienen een aantal maatregelen te worden getroffen, waardoor de oorzaken die bij het kind spanning en onrust teweegbrengen, worden weggenomen of verminderd.
De logopedist neemt contact op met de ouders om met hen te overleggen. In en buiten de klas komt het erop aan erover te waken dat het kind zich geen zorgen gaat maken om zijn manier van spreken en zich niet onzeker gaat voelen.
Intussen kan het kind ook bemoedigd worden door het kleine taken te geven die het kan volbrengen. Alle bezigheden die het kind met succes kan doen en waarvoor het met waardering beloond wordt versterken zijn gevoel van eigenwaarde en zijn zelfvertrouwen. We moeten wel zorgen dat het kind de aandacht die het krijgt niet met zijn stotterachtig spreken gaat verbinden. Het zou dan zijn manier van spreken gaan gebruiken als middel om meer aandacht te krijgen.
De logopedist zal het nodig achten het kind zo nu en dan te zien om de ontwikkeling te volgen en eventueel verdere hulp te kunnen bieden.
Behandeling van secundair stotteren
Secundair stotteren noemen we het stotteren waarvan het kind zich bewust is. Het kind probeert al sprekende de herhalingen, versperringen en pauzes te voorkomen. De moeite die het daarvoor doet wordt zichtbaar in bewegingen en spanningen van het gezicht en het hoofd. Soms ontstaan er bewegingen van armen en benen. Angst en spanning voor bepaalde woorden en situaties zijn opvallend. Alle eerder genoemde verschijnselen kunnen bij secundair stotteren voorkomen. Dit stotteren moet behandeld worden door ook met het kind zelf te werken.
Een intensievere behandeling is in de regel nodig als het kind ertoe neigt spreeksituaties te ontlopen of gevreesde woorden te omzeilen. De tendens om situaties te vermijden of zich aan spreekopdrachten te onttrekken is meestal een duidelijk herkenbaar signaal dat het kind hulp nodig heeft. Wij allen vermijden en ontwijken onplezierige situaties. Wie stottert doet dat ook, vooral als hij weet dat de reacties van luisteraars voor hem onplezierig kunnen zijn. Nu is het helaas zo, dat het ontwijken van situaties en het verbergen van stotteren juist angst voor de situaties en angst voor ontdekking van het stotteren doen toenemen. Wanneer de angst en de spanning toenemen, wordt het stotteren erger. Als we iemand kunnen helpen meer naar buiten te komen met zijn stotteren, zijn we al een heel eind op weg.
In de behandeling wordt geoefend hoe hij zich t.o.v. zijn spreekstoring en de buitenwereld moet opstellen. Hij leert begrijpen dat het geen zin heeft op handige manieren te trachten voor normaal spreker door te gaan. Deze laatste houding levert hem toch alleen maar een schijnsucces op en doet de angst voor mislukking toenemen.
Hij leert begrijpen, dat hij het is die stottert, dat hij het zelf is die de blokkades en herhalingen tot stand brengt. Hij zal leren dat alleen hijzelf daar iets aan kan veranderen. Hij leert dus wat hij kan doen om spanning op tijd los te laten.
Behandelingssystemen zijn opvoedingssystemen, die de mens zover willen brengen dat hijzelf aan de oplossing van zijn problemen kan werken.
Wie stottert kan leren hoe de storing tot stand komt en hoe hij de situatie om kan buigen. Hij leert niet alleen hoe hij zijn stotteren kan voorkomen of een blokkade kan oplossen, hij leert ook dat hij openlijk en vrijuit zijn hulpmiddelen kan en mag gebruiken. Hiervoor is echter een omgeving nodig waarin deze openheid een gunstige reactie krijgt. In de behandelkamer van de logopedist is die open, eerlijke atmosfeer vanzelfsprekend aanwezig, omdat daar het gesprek over het stotteren en de verbeteringsmogelijkheden gaat. We moeten nu zorgen dat de sfeer op school en thuis in openheid en eerlijkheid niet van de behandelingssfeer verschillen.