07 Meer inspanning leidt tot betere prestaties – of juist niet?

< terug

Wij worden opgevoed met de gedachte dat meer inspanning beter resultaat zal geven.

Maar nu is het met dat spreken ineens zo, dat iemand die stottert zich minder moet inspannen; wat zijn spieren betreft juist minder kracht moet zetten. Dat voelt heel onlogisch en ongewoon. En als het dan niet meteen goed lukt, is er haast heldenmoed voor nodig om door te gaan met iets dat zo ongewoon, zo onlogisch voelt.

We moeten niet vergeten dat stotterend spreken voor een stotteraar in zoverre veel eenvoudiger is dan vloeiend spreken, dat hij er niet bij hoeft te denken, hij doet wat hij al jaren gedaan heeft, het gaat vanzelf. Om op een andere manier te praten dan hij gewend is, kost enorme concentratie, kost heel veel moed.

Stotter jij of stotter ik?

Wie een behandeling ernstig opvat en door eigen inzet tot een ander spreekgedrag komt, is een moedig mens. Hij (of zij) heeft de werkelijkheid van het stotteren onder ogen gezien en beseft dat het probleem alleen door hemzelf kan worden opgelost. Hij neemt de verantwoordelijkheid voor zijn stotteren en voor de verandering daarvan, op zich.

De mensen uit zijn omgeving zullen dat in theorie zeer toejuichen. Maar zij moeten goed beseffen, dat het stotteren of het veranderen ervan dan ook niet hun zaak is, maar de zaak van de stotterende persoon alleen. Hij mag het in zijn tempo en op zijn manier aanpakken. Dat tempo kan lager liggen dan u zou wensen. En de manier van toepassen van wat hij geleerd heeft kan u inefficiënt lijken.

Als u echter probeert om uw visie op zijn probleem aan hem op te dringen, dan maakt u van het stotteren uw probleem, dan wordt het stotteren een bron van conflicten tussen u en degene die stottert. De aandacht en energie die aan de oplossing van het stotterprobleem kon worden besteed, wordt nu gestoken in de krachtmeting van het conflict.

Dat kunt u voorkomen. U stottert niet, het is niet uw zaak er wat aan te doen. Het is wèl uw zaak positieve veranderingen op te merken en waar mogelijk er waardering voor te uiten!

Hoe komen we uit de vicieuze cirkel?

Omdat de lichamelijke spanning tastbaarder is dan de geestelijke, kunnen we het eerst met ontspanning van de spieren beginnen. Als iemand die stottert leert, door oefening en ervaring, wat ontspanning betekent, hoe dat voelt vergeleken bij de nodeloze spanning die hij steeds heeft opgebouwd, dan is er al iets veranderd.

Als hij zich heeft ontspannen, voelt hij dat de adem vanzelf komt, dat hij die niet hoeft te ’halen’. Hij hoeft de adem ook niet meer krampachtig vast te zetten, hij kan die gewoon loslaten. Hij kan vol vertrouwen wachten tot de volgende adem komt. Hij voelt dat hij tong, lippen en kaak los en gemakkelijk bewegen kan, als hij er maar geen druk op uitoefent. Dat de woorden op de ademstroom mee glijden. Dat hij op dat rustige ademritme gemakkelijk praten kan. Een ontspannen spreekpatroon in plaats van het stotteren.

Laten we niet te vroeg juichen

Want zelfs als het nieuwe patroon tijdens de behandeling moeiteloos kan worden toegepast, dan is er nog veel concentratie voor nodig om het ook steeds te doen.

En dan is er nog veel meer concentratie voor nodig, en veel meer moed, om met het nieuwe spreekgedrag in de werkelijkheid van alledag te voorschijn te komen. Thuis en op het werk, in de winkels en bij het loket, liggen al de oude angsten nog op de loer.

Wij kunnen al deze situaties zo goed mogelijk met de stotteraar voorbereiden, hem in winkels, bij loketten, tegenover ‘autoriteiten’, zijn nieuwe manier van spreken laten oefenen.

Toch blijkt dat heel vaak niet voldoende te zijn. Op nog andere punten van de cirkel moeten we er doorheen breken. Iemand die stottert moet anders leren denken. Natuurlijk zal hij in de dagelijkse werkelijkheid niet altijd vlekkeloos spreken, de beleving en bevestiging van succes (zie de vicieuze cirkel: beleving en bevestiging van mislukking) is dus zeker geen 100%. Er zal zeker nog vaak gestotterd worden. En als daar de aandacht op gericht blijft, dan zit hij toch al gauw weer in de oude negatieve cirkel; daar kan geen ontspannen of oefenen van nieuw spreekgedrag tegenop.

Als ik een erg geringe dunk van mijzelf heb, dan word ik beheerst door het gevoel dat ik toch niet kan veranderen. En de inzet om aan mezelf te werken zal als ik aan een of andere therapie begin -niet standhouden.

Hoe kan iemand die stottert anders over zichzelf gaan denken?

Vóór de behandeling heeft hij altijd over zijn probleem gezwegen, gedaan of het niet bestond. Hij heeft zich groot gehouden en zich niet laten kennen, hoe erg hij ook vastzat.

Als hij nu plotseling heel anders doet dan hij altijd heeft gedaan, erkent hij in feite dat hij al die tijd komedie heeft gespeeld, dat hij al die tijd het stotteren wel degelijk als een last en ellende heeft ondervonden. Hij is bang voor medelijden, bang voor onbegrip en ongeduld als hij op zijn nieuwe bewuste manier gaat spreken.

Tijdens het gestotter was hij in een soort bewustzijnsvernauwing: hoe lang het duurde wist hij eigenlijk niet. Maar de lossere manier van spreken, die in het begin bewust en langzaam tot stand komt, kost voor zijn gevoel veel méér tijd dan het vertrouwde stotteren. Soms zegt een luisteraar dat het stotteren lastig was, maar dat deze nieuwe spraak ook nog niet alles is. Dat is erg ontmoedigend. Bovendien blijkt dat ook als hij zichzelf voorneemt om aan alles te denken, alles te doen zoals hij het in de therapie heeft geoefend, het soms toch helemaal niet gaat zoals hij het wilde.

Ouder gewoonte heeft hij dan de neiging om te tobben en te piekeren, en om voor de volgende keer weer het ergste te vrezen. Daarom moet het inzicht dagen dat hij alléén vooruit kan gaan als zijn aandacht op de successen wordt gericht, ook al zijn die in het begin klein, ook al komen ze nog niet zo vaak voor. Datgene waar je aandacht aan schenkt, ontwikkelt zich - dat geldt voor het vloeiende spreken net zo goed als voor het stotteren! Het is dus een kwestie van bewust kiezen waar men de aandacht op richten zal.

En dan is die herinnering aan vorige keren en de verwachting voor de volgende ook niet zo nuttig. Veel beter is het in het hier en nu te blijven en de aandacht te richten op een goede houding, zowel lichamelijk als geestelijk. Ontspannen jezelf aanvaarden zoals je bent. Zonder schuld- en schaamtegevoelens. Ik mag zijn zoals ik ben, met mijn fouten en onvolkomenheden. Ik werk aan verbetering maar ik hoef niet volmaakt te wezen!

Met deze instelling zal er een rust en zekerheid in hem komen, die hem in staat stellen tegenover te hoge verwachtingen van luisteraars uit te leggen waarom hij kiest voor een andere manier van praten, ook als dat nog niet helemaal ’gewoon’ gaat. De meer ontspannen spreekwijze leidt op den duur naar steeds meer vloeiendheid, terwijl het oude stotteren naar steeds meer spanning voeren zou.

Het ligt voor de hand, en het blijkt ook elke keer weer, dat een dergelijke uitleg erkenning en medewerking tevoorschijn roept. Men is al gauw erg blij dat het spreken zoveel minder gespannen is, dat het contact zoveel gemakkelijker wordt. Maar dan heeft de stotteraar eens een inzinking. Hij is moe, heeft verdriet, heeft een tegenslag moeten incasseren, heeft een griepje onder de leden, noem maar op. Dan is zijn conditie niet optimaal. De uwe zou dat ook niet zijn. U krijgt dan misschien maagpijn, of hoofdpijn, of rugpijn, of u wordt heel humeurig. Ieder bezwijkt het eerst op zijn zwakke punt. Bij iemand die stottert is dat het spreken. Van de maagpijn of de hoofdpijn van uw gesprekspartner merkt u niet zoveel. U zou in elk geval er niet over denken om te zeggen: ‘Hé, gisteren had je geen maagpijn, waarom gaat het vandaag dan niet goed?’ U reageert niet teleurgesteld, u stelt geen eisen.

Maar als het spreken een tijdlang erg goed is gegaan en er komt een inzinking, dan is het gevaar groot dat de omgeving teleurgesteld reageert. Men gaat onbewust eisen dat iemand die geneigd is te stotteren altijd geconcentreerd is bij het spreken, dat hij altijd toepast wat hij heeft geleerd.

Men reageert teleurgesteld omdat men zich toch (te) nauw bij het probleem betrokken voelt. Met de beste bedoelingen wordt er -door ouders en echtgenoten vooral - hulp geboden. Je moet eerst nadenken en dan praten .... je moet je ontspannen .... vaker de oefeningen doen .... eerder stoppen! We zullen het je allemaal wel helpen onthouden!

Natuurlijk mag u wel eens helpen, maar alleen als de ander er om vraagt. Hulp die niet gewenst wordt werkt averechts, versterkt weer het gevoel te kort te schieten, niet aan de norm te voldoen. Dat betekent dat de goedbedoelde ‘hulp’ ervaren wordt als ‘kritiek’, als pressie om het ‘beter’ te doen. Wie stottert mág van u niet stotteren. En hij denkt: stotter jij of stotter ik?

08 Luister jij of luister ik?