Hein (Henrick) Gerritsz. (Gerryts, Gerards) van der (Byll., Bylt) Byllandt Heinsius (Leeuwarden, 1603 - Harlingen, 30 maart 1660), rentmeester, guardenier, landvoogd, landeigenaar en kastelein, was een zoon van Gerrijt Heinsius, Heer van Hinnema, vrijheer, en van Geertijn van Swartzenberg.
Geboren op Hinnema state buiten Leeuwarden. Werkte als jongeling eerst voor de stad Leeuwarden als rentmeester waarbij hij de infrastructurele werken in zijn jurisdictie verzorgde. Huwde vervolgens viermaal met zeer vooraanstaande vrouwen: Anna van Bottnia, Catrijn van Stinstra, Antje van Dekema en Aleide van Hemert. Uit het 2de huwelijk in Amsterdam drie zonen: Gerard, Jan en Cornelis de Oude; en uit het 4de huwelijk in Harlingen nog een vierde zoon: Cornelis de Jonge. Bij het 1ste huwelijk kocht hij in 1628 het landgoed Doyem state van Dr. Regnerus Bras en Maycke van Jelgerahuijs. Een kleine hoeve met landerijen gelegen buiten de Wirdumerpoort. De state ontleent haar naam aan de eerdere eigenaar, de adelborst Jan Jacobs, uit de compagnie van Focco Ripperda, Jan de Ripper of Jan de Dood. Na het overlijden van zijn ouders, verwerft hij Juwersma state, de firma en de plantages ten noorden van Leeuwarden. Zijn bedrijf bestaat zo uit steeds meer plantages. Bij het 3de huwelijk vestigt hij zich als kastelein met freulein Antje van Dekema in Harlingen op het Blokhuis-stins De Pauw. Antje is de stammoeder van de familie De Conter von Jevere en verkocht haar huis in Leeuwarden, gelegen tussen Wybe Hoptilla en de Heer Gualtheri, aan de pikeur van Zijne Hoogheid. Na de dood van Antje volgt het huwelijk met zijn 4de vrouw Aleide van Hemert. Een jaar later wordt daar zijn vierde zoon geboren. Aleide is een edelvrouwe en met haar hele familie opgenomen in het Stamboek voor den Frieschen Adel. Haar hele stamboom of kwartierstaat heeft vele voorlijnen naar adellijke geslachten zoals: van Hemert, Blaeu, van Feltene, van Landau, van Hoorne, van Ysera, van Heringa, Donia, Auckama, van Harinxma, van Albada, Harinxma Donia, Ungha Unia, Amama, van Martena, Heemstra, van Jelckama, ab Aytta en Helvrada. Een jaar na de geboorte van zijn vierde zoon sterft Hendrick. Aleide voedt hun zoon Cornelis de Jonge noodgedwongen alleen op met haar laatste man: Majoor Jan van Schouwenburg. Hendrick voerde met zijn advocaat Jarichum Vopconis regelmatig een rechtszaak voor het Hof van Friesland. Daarbij ging het om de dood van hovenier Jepma, een ruzie met ruiter Piccaerdt, het overlijden van ritmeester Aylva en allerlei complexe landrechten. Ook is hij weer landvoogd, net als zijn vader. Werd aan het Hof van Friesland aangesteld en beëdigd tot landvoogd door president-burgemeester Hendrick van Marssum wegens het overlijden van schoonzuster Titia van Andreae. Het betrof hier het land van zijn 8-jarige neefje Geert Heinsius, de zoon van zijn overleden broer Dirck, mogelijk de latere grietman Geert Heinsius. Schoonzuster van Andreae was hertrouwd met Andries Petri van Drogenham. Hendrick was derhalve met Dr. Hermanus Petri van Drogenham, predikant te Rijperkerk en Hardegarijp, landvoogd op de plantages van Geert. Op die wijze was het Hof van Friesland betrokken bij de landvoogdij. Na zijn dood verkocht Aleide van Hemert Juwersma state. Dat geschiedde met de volwassen oudste zonen Gerard en Jan, en de doopsgezinde voogd Cornelis Arianus van Stinstra. Zij vestigde zich met Schouwenburg in Franeker op het grote stins De Valck, van Duco Martna van Burmania. Zijn jongste zoon wordt grootgebracht in een rijke, turbulente omgeving (zie inventarisaties; met o.m. Sijne Fürstel. Doorluchtichheijt, 1660, f.179v en Prins Maurits, 1681, f.371v). Zo bracht Hendrick het nageslacht voort in drie staken: Gerard Heinsius (Harlingen), Jan Heinsius (Dokkum) en Cornelis Heinsius (Stavoren). Hendrick overleefde de Tachtigjarige Oorlog en huwde met spannende vrouwen.
Label: Hofadel: Friese Biografie: Ranglijst Stins of state
© 2022 F.N. Heinsius