Gerardum (Gerrit, Gerryt) Heins (Heims, Heynes, Heyndriks, Hinnes) à Harmania, à Hinnema (Leeuwarden, ca. 1574 - ald., 25 jan. 1639), bouwmeester, vroedschap, guardenier, landvoogd en landeigenaar, zoon van Hendrick Rijcksz. van Vianden, Heer van Minnema, mr. in qualiteit en luitenant, en van Geertruida Bouritius à Bourmania.
Geboren op Minnema state in het centrum van Leeuwarden waar zijn ouders wonen. Zijn vader werd voor zijn geboorte burger van Leeuwarden. Ook Gerard heeft derhalve (aan geboorte) het burgerrecht. Zijn moeder is in zijn woelige jeugd gestorven in Haarlem, mogelijk bij Gemme van Burmania. Zij hadden daar het beleg van Haarlem meegemaakt. Gerrijk groeide op in Minnema state. Die state ligt tijdens de alteratie onder vuur en zijn vader hoort bij de groep edelen die zich verzetten. De stedelijke magistraat dwong zijn vader in 1577 per decreet om Minnema state te verlaten na een publieke verkoop. Met de vrijheerlijke adellijke rechten en de geldsom vestigen zij zich buiten de stadsmuur. Zijn vader hertrouwde met Anna Elant van Jemmingen en zij bewonen huize De Brauw op het Noordvliet. Gerrijt heeft daar een scheepshelling laten bouwen en het pand laten vergroten tot een dubbel woonhuis. Waarschijnlijk was hij in die jaren de bouwmeester in de vroedschap van Leeuwarden. In de omgeving wemelt het van de burgemeesters en edelen die eveneens een pand betrekken. Het betreft veelal speculatieve aankopen die na korte tijd doorverkocht werden. Gerard huwde met Geertijn van Swartzenberg, een vrouw uit zijn milieu die met hem moest trouwen. Samen verkopen zij dit nieuwe pand met de scheepshelling na de dood van vader Hendrick aan stiefbroer Anthony van Waeyen. Zij vestigen zich daarna op Hinnema buiten Leeuwarden bij Catharina van Donia. In 1606 is hij daar opgetekend met 3 schoorstenen in het belastingregister tussen Poppinga en Lettinga. Hij koopt de plantages onder Hinnema (Cornjum), Buygers (Lekkum), Rengers (Oude Meren) en Poppinga (Lange Land). Daarna de Aerntsma sate (Arendstuin) en Heerma (Buiten Hoeksterpoort). Bij al deze aankopen woont hij naast andere edelen, soms de eigen later aangehuwde familie, zoals Thomas van Andreae, Dr. Suffridus van Hania, Jkr. Ruurd van Juckema, Jkr. Watze van Ockinga, Jvr. Catharina van Donia, Jvr. Bjuck van Aebinga, Ariën van Lettinga, Sicco van Camminga, Jkr. Pieter van Heerma, Jan van der Wilde, Dr. Anthonius Kann en Jkr. Adam van Paffenrode. Het onbekende oude beroep van Guardenier is wel uitgelegd als een samenstelling van de Guarde met een Bannier (Banzône). Het beroep regelt eerst de primaire landbehoefte zoals landeigendom, daarna de vitale levensbelangrijke grondstoffen voor apothekers (medicinale kruiden) en dan nog de zaden. Bij vestiging in steden starten medici veelal met deze vrije, afgescheiden en beveiligde Hortus Botanicus. Men heeft er waarschijnlijk het recht om onbevoegden direct te verbannen met de wapenstok. Men ontmoet in deze familie zodoende apothekers, chirurgijns en doctoren. Telkens wanneer hij dit land besluit te doen is er een gang naar het Hof van Friesland om met jonge edelen tot overeenstemming te komen over de rechten en vruchten als landvoogd. Werd zo aan het Provinciaal Gerechtshof meermaals aangesteld en beëdigd tot landvoogd door de president-burgemeester van Leeuwarden. Tegen het einde van zijn leven koopt hij Juwersma. Die state werd voorzien van een gracht en een wal. Daarmee verwerft hij aanvullende adellijke heerlijke rechten, zoals het veerrecht om mensen over te zetten. Zijn zoon legt vervolgens een verharde weg aan. Al met al wordt het zo steeds veiliger en aangenamer bij Leeuwarden. Gerræt en Geertijn kregen drie zoons en een dochter volwassen: Cornelis, Hendrick, Dirck en Berber. Alleen zoon Hendrick van Bijllandt Heinsius bracht de familie voort, zie aldaar. Gerrijt bereikte een hoge leeftijd en maakte het protestantisme van heel dichtbij mee.