Oefeningen verleden tijd
verleden tijd 1 (alleen sterke werkwoorden)
verleden tijd 2 (alleen sterke werkwoorden)
verleden tijd 3 (alleen -te/-ten achter de stam plakken)
verleden tijd 4 (alleen --de of --den achter de stam plakken)
verleden tijd 5 (alles door elkaar)
verleden tijd 6 (zwakke werkwoorden)
verleden tijd 7 (alles door elkaar)