John Donne, van liefdesdichter en paria tot vroom predikant

John Donne (1572-1631) staat bekend als een van de bijzonderste liefdesdichters in de Engelse taal. Men deelt hem nu in bij de school van de 'metaphysical poets' waar hij de leidende figuur van was. Zijn leven verliep bijzonder tumultueus. Als rooms-katholiek liep hij in het protestantse Engeland voortdurend het gevaar om te worden gearresteerd wegens zijn geloof. Als jongeman studeerde hij voor advocaat en verkeerde hij in voorname kringen die hem in zijn carrière zouden kunnen voorthelpen. Maar het liep allemaal anders dan verwacht. Donnes liefdespoëzie werd vier eeuwen geleden geschreven. Toch krijgt de moderne lezer nog steeds het gevoel alsof John Donne op zijn indringende manier rechtstreeks met hem of haar praat. De onderwerpen van zijn gedichten blijven tijdeloos: liefde, seks, het veroveren of verliezen van de geliefde, het verdriet van een scheiding, leven en dood.

De Londenaar John Donne werd in 1572 geboren in een katholiek gezin tijdens een sterke anti-katholiek gezinde periode in het protestantse Engeland. Donnes vader, eveneens John genaamd, was een welvarend Londens handelaar. Zijn moeder, Elizabeth Heywood, was de achternicht van de katholieke martelaar Thomas More. Religie zou een ingrijpende rol blijven spelen in John Donnes leven.

Vroege jeugd

Donnes vader overleed vier jaar na zijn geboorte, en zijn moeder hertrouwde met een rijke weduwnaar. Op elfjarige leeftijd werd de jonge Donne ingeschreven aan de universiteit van Oxford, en aansluitend ging hij naar de Universiteit van Cambridge. Hij behaalde echter nooit een academische graad. Vanwege zijn katholieke achtergrond zou hij namelijk geweigerd hebben om trouw te zweren aan de vorstin als opperste hoofd van de Kerk van Engeland. Een gevaarlijke beslissing, want rooms-katholieken die weigerden de Oath of Supremacy af te leggen, konden worden aangeklaagd voor verraad. Zijn familielid Thomas More was er in 1535 zelfs voor onthoofd op bevel van de toenmalige koning, Henry VIII. Zover kwam het niet, maar Donne bracht met deze weigering wel zijn beoogde politieke carrière in gevaar. Op twintigjarige leeftijd begon Donne rechten te studeren aan Lincoln's Inn en leek voorbestemd te zijn tot een juridische of diplomatieke loopbaan.

Vrouwen, erotische gedichten, boeken en reizen

Het geld dat hij van zijn vader had geërfd, spendeerde hij in de jaren 1590 voor een groot deel aan vrouwen, boeken en reizen naar Spanje en Italië. In deze periode schreef hij ook de meeste van zijn erotisch getinte liefdesgedichten. Zijn eerste gedichtenbundels, 'Satires' en 'Songs and Sonnets', liet hij circuleren onder zijn vrienden en bewonderaars van zijn poëzie. In The Flea (de vlo), een van die gedichten uit Songs and Sonnets, lijkt hij jaloers te zijn op de vlo die het bloed van zijn beminde mag opzuigen terwijl hemzelf alle vleselijke geneugten worden onthouden. De dichter gebruikt het als argument om haar te over­re­den met hem naar bed te gaan:

"It suck'd me first, and now sucks thee,

And in this flea our two bloods mingled be".

(Zij zoog eerst uit mij, en nu uit jou, en in deze vlo vermengt zich nu ons bloed)

Bekering tot het anglicanisme

In 1593 werd John Donnes broer Henry veroordeeld voor zijn katholieke sympathieën en stierf kort daarna in de gevangenis. Deze gebeurtenis leidde ertoe dat John zijn eigen katholieke geloof in twijfel begon te trekken. Het inspireerde hem tot het schrijven van enkele van zijn beste werken over religie. Op de leeftijd van vijfentwintig werd Donne benoemd tot privésecretaris van Sir Thomas Egerton, Lord Keeper van 'Het Grote Zegel van Engeland'. Hij oefende dit ambt bij Egerton voor meerdere jaren uit en het is waarschijnlijk dat hij zich rond deze periode bekeerde tot het anglicanisme, de gods­dienst van de En­gel­se staats­kerk.

Huwelijk met Anne More

Donne leek op weg te zijn naar een veelbelovende carrière, Hij werd lid van het Parlement in 1601. In datzelfde jaar trouwde hij echter zonder toestemming te vragen met de 16-jarige Anne More, de nicht van Sir Egertons tweede echtgenote. Lord Egerton en Annes vader, George More, waren woedend. More weigerde zijn dochter een bruidsschat mee te geven, en liet John Donne zelfs voor korte tijd opsluiten. Van de ene op de andere dag was de beloftevolle jonge advocaat en dichter een sociale paria geworden. Na zijn vrijlating moest Donne genoegen nemen met een teruggetrokken plattelandsleven in een klein huis in Pyrford, waar ze van Annes neef mochten wonen. Donne en zijn jonge bruid wachtten acht armoedige jaren, tot Annes vader haar uiteindelijk haar bruidsschat schonk.

Toetreding tot de Anglicaanse Kerk en faam als predikant

In 1610 publiceerde John Donne zijn anti-katholieke polemiek Pseudo-Martyr (pseudo-martelaar), waarin hij publiekelijk afstand deed van zijn geloof. Hij argumenteerde daar ook in dat rooms-katholieken de Engelse koning James I best konden ondersteunen, zonder afbreuk te doen aan hun religieuze trouw aan de paus. Dit leverde hem de gunst en bescherming op van de koning en van de leden van het House of Lords (Hogerhuis van het parlement). In 1611 en 1612 liet hij zijn vrouw thuis achter en reisde door Frankrijk en de Lage Landen met zijn nieuwe beschermheer, Sir Robert Drury. Na zijn laatste poging in 1614 om een ambt aan het koninklijk hof te krijgen, zag John Donne in dat hij beter een kerkelijke loopbaan kon nastreven. In 1615 trad hij toe tot de Anglicaanse Kerk, en snel daarna volgde zijn benoeming tot koninklijk kapelaan. Zijn faam als bevlogen spreker op de preekstoel breidde zich al snel uit. Met zijn flair en zin voor drama, en de metaforen en symboliek waarvan hij in zijn toespraken gebruikmaakte, trok hij in zijn tijd elke keer een massa volk. Die preken bereidde hij zorgvuldig voor en hij schreef ze ook op, zodat we ze nu nog kunnen lezen. Zijn zoon publiceerde er 156 van in drie grote folio-uitgaven (1640, 1649 en 1661).

Deken van St. Paul's Cathedral

In 1617 overleed John Donnes vrouw op 33-jarige leeftijd kort na de geboorte van hun twaalfde kind. Hij stopte met het schrijven van liefdesgedichten en richtte zijn energie als dichter en spreker nu op meer religieuze onderwerpen. In 1621 werd hij deken van St. Paul's Cathedral. Gedurende een periode van ernstige ziekte schreef hij Devotions upon Emergent Occasions, dat werd gepubliceerd in 1624. Dood, wedergeboorte en ziekte stelt hij erin voor als goddelijke straf voor de staat van zonde waarin de mens leeft. Dit prozawerk bevat de onsterfelijke regels "Geen mens is een eiland" en "Vraag nooit voor wie de klok luidt; zij luidt voor jou" (“No man is an island”, en “never send to know for whom the bell tolls; it tolls for thee").

"No Man is an Island, entire of it self; every man is a piece of the Continent, a part of the main"

Hiermee bedoelt hij dat de Kerk universeel is en dat alles wat zij doet iedereen ten goede komt. De mens is slechts een deel van het grotere geheel.

"Any Man’s death diminishes me, because I am involved in Mankind; And therefore never send to know for whom the bell tolls; It tolls for thee".

Ook hier stelt hij de individuele mens voor als deel uitmakend van een groter geheel, de mensheid. Het kan dus ook niet anders dan dat het hem treft ("vermindert") wanneer een ander mens sterft.

Eveneens in 1624 verkreeg Donne zijn benoeming tot rector in de kerk St. Dunstan's-in-the-West, waar hij zijn welsprekendheid verder tentoon kon spreiden.

Levenseinde

Naarmate zijn gezondheid slechter werd, begon John Donne geobsedeerd te raken door de dood. Kort voor hij stierf, schreef hij zijn eigen begrafenisrede: Death's Duel, duel met de dood, die meteen ook zijn laatste preek was. Hij zegt hierin dat het leven een langzame afdaling is in ziekte en dood, met niettemin de hoop op verlossing, redding en wederopstanding. John Donne werd begraven in de St Paul's Cathedral. Daar werd een gedenkteken voor hem opgericht: een beeldhouwwerk dat Donne in zijn doodskleed voorstelt, op basis van een tekening die hij had laten maken tijdens zijn ziekte.

Invloed van John Donne

Tot zo'n 30 jaar na zijn dood hielden opeenvolgende edities van zijn gedichten zijn herinnering levend. Tijdens de restauratie (herstel van de Engelse monarchie vanaf 1660) ging zijn manier van schrijven uit de mode en dat bleef zo voor meerdere eeuwen. Gedurende de 18e eeuw en een groot deel van de 19e eeuw werd hij weinig gelezen en nauwelijks gewaardeerd. Pas in de 20e eeuw werd de belangstelling voor zijn werk nieuw leven ingeblazen door bekende bewonderaars als de dichters T.S. Eliot (1888-1965) en William Butler Yeats (1865-1939). In Donnes poëzie vonden ze de bijzondere combinatie van intellect en passie die ook zij nastreefden in hun eigen kunst.

Metaphysical poets

De benaming van de school dichters waartoe hij behoorde, de Metaphysical poets (metafysische dichters), werd pas achteraf gegeven. Onder meer de criticus Samuel Johnson (1709-1784) vond dat de poëzie van John Donne en een aantal van zijn collega-dichters uit de zeventiende eeuw op een aantal punten afweek van wat in die tijd gangbaar of traditioneel was bij de dichtkunst. Zo maakten zij gebruik van vreemde metaforen ('conceits') en filosofische of religieuze denkbeelden en theorieën. Bij een conceit gaat het om het geforceerd samenbrengen van ideeën en dingen in het gedicht die de lezer eerst choqueren, maar vervolgens doen nadenken over het argument dat de dichter hem of haar voorlegt. Een van Donnes bekendste en vreemdste conceits komt voor in zijn 'ondeugend' gedicht To His Mistress Going to Bed. Hij vergelijkt daarin het te exploreren lichaam van zijn geliefde met een kaart van het opwindend nieuwe Amerika:

"License my roving hands, and let them go

Before, behind, between, above, below

O my America! my new-found-land!"

(Laat mijn zwervende handen begaan / Voor, achter, tussen, boven, onder / O mijn Amerika, mijn nieuw ontdekte land!)

John Donne voor de moderne lezer

Het lezen van gedichten van John Donne kan een intense ervaring zijn vanwege de sterke beelden die hij oproept. Lezers laten zich vooral meeslepen door zijn passie en levendige geest, alsook door de bijzondere keuze van zijn onderwerpen. Het vergt echter wel wat inspanning om zijn gedichten echt te begrijpen. Ze zien er op het eerste gezicht vaak bedrieglijk eenvoudig uit, met korte zinnen en handelend over alledaagse onderwerpen. Maar in werkelijkheid zijn ze heel erudiet en complex. Weinig dichters wagen zich dan ook aan een vertaling van Donnes poëzie. Oude vertalingen van Constantijn Huygens (1596-1687) zijn in publiek domein online beschikbaar.

Literatuurlijst

Poëzie

    • Poems (1633)
    • Poems on Several Occasions (2001)
    • Love Poems (1905)
    • John Donne: Divine Poems, Sermons, Devotions and Prayers (1990)
    • The Complete English Poems (1991)
    • John Donne's Poetry (1991)
    • John Donne: The Major Works (2000)
    • The Complete Poetry and Selected Prose of John Donne (2001)

Proza

    • Pseudo-Martyr (1610)
    • Six Sermons (1634)
    • Biathanatos (1647)
    • Fifty Sermons (1649)
    • Paradoxes, Problemes, Essayes, Characters (1652)
    • Essayes in Divinity (1651)
    • Sermons Never Before Published (1661)
    • John Donne's 1622 Gunpowder Plot Sermon (1996)
    • Devotions Upon Emergent Occasions and Death's Duel (1999; eerste publicatie 1624)

Geraadpleegde literatuur

    • Achsah Guibbory (editor, 2006), The Cambridge Companion to John Donne, Cambridge University Press. ISBN=978-0-521-54003-2
    • Donald R. Dickson (editor, 2007), John Donne's Poetry, A Norton Critical Edition, Uitgeverij W.W. Norton. ISBN=978-0-393-92648-4
    • Thomas N. Corns (editor, 1993), The Cambridge Companion to English Poetry - Donne to Marvell, Cambridge University Press. ISBN=0-521-42309-0
    • John Donne in Nederlandse vertaling http://fmlekens.home.xs4all.nl/donne/vertalingen.htm bezocht op 29 november 2016

Auteursrecht: Jules Grandgagnage