Als oudste voorouders komen we, Peter Dierckz Heuvelmans en Mariken Koster, het eerst tegen (1580) in de Meierij van Den Bosch. De Meierij, oostelijk deel van Brabant, was in de vijftiende eeuw onderverdeeld in vier kwartieren: Oisterwijk, Kempenland, Peelland ,Maasland.
Dit fors bemeten gebied was voor de meiers, (bestuurders) vanuit Den Bosch moeilijk onder controle te houden. Het was een land van kloosters en kastelen, waar geestelijkheid en lokale machthebbers relatief veel macht wisten te behouden. Het land was vnl. agrarisch van aard en diende als achterland (graanschuur) voor het rijke Brugge en Gent.
Wij komen de familie in de 16e, 17e en 18e eeuw voornamelijk tegen in het Kempenland, gelegen in het stroomgebied van de Reusel, Beerze, Dommel en Aa, alwaar zij een aantal van de daar aanwezige molens als pachter beheerden c.q. in eigendom hadden.
Zij woonden o.a. in:
Lommel, Borkel, Schaft, Bergeijk, Dommelen, Riethoven, Eersel, Bladel, Hoogloon, Veldhoven, Zeelst, Oostelbeers, Waalre, Aalst, Geldrop, Valkenswaard, Eindhoven, Breugel, St. Oedenrode, Veghel, Uden, Ham, Oostham en Zeeland
Als bakermat kan Zeelst, Meerveldhoven (Veldhoven)/Riethoven (Riethoven)/Bergeijk /Bladel en Valkenswaard worden aangemerkt. Momenteel (2021) zien we steeds meer de naam Heuvelmans verschijnen in Wuustwezel (B) en Antwerpen (B). Mogelijk dat de familie in de 80 jarige oorlog uit Antwerpen is vertrokken (als zo veel families in die tijd gevlucht zijn voor het oorlogsgeweld) en is uitgeweken naar het Kempenland. Bewijs is hiervoor echter nog niet gevonden.
Noot: HENDRIK CUIJLEN trouwde met Anna Anthonij Hovelmans. Hij was in 1543 pachter van de hoeve ter Coijen te Bladel. welke toebehoorde aan de abdij van Postel. Bron: Brabantse Leeuw Jaargang 43 (1994)
Aan het einde van de 18e eeuw zien wij dat de familie zich verspreid over Nederland en België. Afstammelingen van Christianus Heuvelmans die zich via o.a. Leende, Nederweert vestigen te Weert en daarnaast via Maasbracht in België (Noorbeek en Meerhout).
Vanuit Lommel, Balen komen de afstammelingen van Joannes Baptista Heuvelmans (1734) terecht. In Meerhout (België). Telgen uit deze tak zijn o.a. de Vlaamse schrijver Joannes Theodorus Florimond Heuvelmans (Flor) (1858-1931) en Bernard Joseph Pierre Heuvelmans 1916 - 1998) bekend zoöloog. O.a. bekend van het krantenartikel in 1979, "Belg ontdekt in Amerika onbekende ijsman".
Ook vandaag nog komen we leden van deze familie tegen met het beroep van molenaar. De Genneper molen, o.a. kwam op 22 oktober 1749 in bezit van Maria van Doorn, weduwe van Corstiaen Heuvelmans. Deze molen is een halve eeuw in het bezit geweest van de familie en verkocht op 22 september 1800 aan Theodoor Smis te Mierlo.
In 1922 koopt Louis Heuvelmans, molenaar te Oostham en echtgenoot van Maria Theunis, te Oostham de molen van de familie Duvivier.
H. Jamar heeft de betekenis van de stand de molen wieken opgetekend. Hierbij heeft hij de hulp gehad van Richard Heuvelmans, molenaar te Oostham
Als belangrijkste onderzoekers naar onze families willen we de volgende personen noemen:
Dhr J Swane (publicatie Brabantse Leeuw 1969. Marc Heuvelmans (Brussel) (1966-2000), Marcel Heuvelmans , Henrik de Achtste (pseudoniem) en Sepp Heuvelmans (1967- tot heden)
Alle gegevens zijn door mij samengevoegd tot een overzicht en verder door mij verder aangevuld met eigen onderzoek.
Plaatsen waar de familie zijn sporen heeft achtergelaten. Zeelst als meest aansprekende plaats "Project Een Zeelsterslag" en Wuustwezel als woonplaats in +/- 1500.
De Vorselse molen behoorde vanaf de 13e eeuw eeuwenlang tot de bezittingen van de abdij van Postel. In 1648 werd Postel de molen ontnomen. De kans bestaat dat deze watermolen op Vorsel eerder een paar honderd meter meer stroomopwaarts lag. Indicatie daarvoor is het toponiem Oude Vloed. Ook de vorm van het beekdal is daarvoor indicatief. De reden van verplaatsing zou kunnen zijn het opsplitsen van het voormalig geestelijk goed ergens in 18de eeuw waardoor de molen wordt afgescheiden van het nabijgelegen goed. De Kleine Aa zou een rol gespeeld kunnen hebben i.v.m. de Vorsselse watermolen.
Hendricus hertog van Lotharingen staat, volgens een archiefstuk van 1215, de molen af aan de kerk van Postel voor negen Keulse marken. Jan van Bladel had de molen in leen van de hertog. Dirk, heer van Ghore geeft, tot zaligheid van zijn ziel en van de zielen van zijn voorzaten, volgens een in het Latijn gesteld archiefstuk in 1219 12 Keulse denarien aan het Godshuis van Postel. Zij was hem dit jaarlijks schuldig uit de Vorselse molen. Een in het Latijn gesteld archiefstuk van hertog Jan, gedateerd op Goede Vrijdag 1331, bevestigt het Postels bezit van de (Wolfswinkelse en) Vorselse molen ten zuiden van Bladel aan de Aa of Goorloop. De Vorselse molen werd om het jaar wisselend bemalen door de Vorselse en Terkooijse hoeve.
Bij de Vrede van Munster (1648) wordt Postel de molen ontnomen. Nieuwe eigenaar wordt de Republiek der Verenigde Nederlanden. Administratief valt het beheer en het verpachten daarna onder de zogeheten rentmeester van de geestelijke goederen. Bij herhaling moeten er (steeds hoger uitvallende) reparaties aan de molen verricht worden. Reden om met enige regelmaat het rendement te bekijken ten opzichte van de (vaak dalende) pachtopbrengsten en op tal van momenten molens, huizen, hoeven en landerijen publiek te verkopen.
Zo ook koopt Lambert de Bock uit Den Bosch de Vorsselse hoeve. Groot ongemak heeft hij van het beheer van de waterstanden door de molenaar van de Vorselse molen. Deze molen staat in de annalen overigens ook wel bekend als de molen Ter Coijen. Deze wordt namelijk om de beurt -"alternis vicibus" - bemalen door de hoevenaar van hoeve ter Coijen en die van hoeve Vorssel. Daarmee zijn er dus tenminste drie partijen in het conflict betrokken: de twee hoevenaars en de molenaar. Lambert de Bock reikt de oplossing zelf aan. Hij biedt aan beide Bladelse molens over te nemen. inclusief de hoeven Ter Hofstad en Ter Coijen. Of in erfpacht of in koop. Nadat de erfpacht op instigatie van de thesaurier-generaal bij resolutie van 22 april 1738 op f 120 was vastgesteld, met het recht die te allen tijde voor f 3000 te mogen lossen, is Bock daar ook onmiddellijk toe overgegaan. De molens bevinden zich voor het eerst in particuliere handen.
Pegelstelling van een watermolen is het vaststellen van de maximaal toegestane hoogte van het waterpeil door middel van een vaste markering (pegel) aan of bij de molen. Dit om overlast, vooral bovenstrooms, aan onderlopende landerijen te voorkomen. In 1545, ten tijde van Karel V, gebeurt dat voor vrijwel alle watermolens in Zuidoost-Brabant. Niet met die van Bladel. Beide worden beschouwd als wintermolens, het water loopt door eigen land en niemand heeft enige schade. Wintermolens zijn ze verplicht met half maart de sluizen te trekken en aan de balk te hangen, wat het veroorzaken van wateroverlast in het zomerseizoen vanzelf uitsluit.
Archief van de Raad van State (toegang 1.01.19) Inventarisnummer: 2157
Verbaal van Guilliam van Camphen en Blom, controleur, wegens de inspectie van geestelijke goederen in de Meijerij van 's-Hertogenbosch ingevolge de resolutie van de Raad van State van 6 januari 1662.
Hier wordt een transcriptie van een beschrijving uit 1662 van ’s-Lands hoeven en molens in de Meierij van ’s-Hertogenbosch gepresenteerd. De gegevens zijn tussen 6 januari en 16 mei 1662 verzameld door een notaris en een ingenieur uit Den Bosch en betreffen vooral de toestand van de boerderijgebouwen en van de houtwas op de hoeven.
Noot Sepp Heuvelmans: Anna Anthonij HOVELMANS (HEUVELMANS) trouwde met HENDRIK CUIJLEN . Hij was in 1543 pachter van de hoeve ter Coijen te Bladel. welke toebehoorde aan de abdij van Postel. Bron: Brabantse Leeuw Jaargang 43 (1994)
Bladell
De hoeve genoempt Ter Koijen gecomen vanden voorsz abdije ende lest wederom ingepacht bij Ariaen Spoormans voor 144 gulden jaerlijcx. Ende bestaet in huijs metten koestal annex, schuer, schaepscoij, backhuijs, schop ende verckenscoth, alles seer ontrampeneert in wenden ende dacken. Oijck de schuer aende oistzijde heel out ende vervallen. Oock de schaepscoij versoncken ende de playen vergaen, alle t’welck nootsaeckelijck dient gerepareert ende sulcx metten aldereersten. Alsoo naderhant verstaen is ende bij den hoevenaer gewaerschout dat sijn halve schuer aende voorsz oistsijde voorders met den laetsten grooten wint was ingevallen.Ende was dese hoeve aenveert sonder de halve schaer te weten bloot aenden stoppelen ende thiende vrij Memorie. Volgens de hoevenaers verclaren die expresselijck is aengeseeght metten iersten sulcx aenden rentmeester validelijck te moeten bethoonen in conformiteijt vande verpachtcedulle in fine van dijen sulcx duijdelijck mentionerende.
Plantagie
Om de huijsinge ende schuer stonden 6 boomen, ten minsten dick eenen vadem dick doch rijp ende vergaen. Oock ennige crotten van boomkens met ennige weijnige cleijne eijcxkens Aen d’een sijde vanden acker naest de hoeve genaempt Vorssel staen 5 boomen, oock van een vadem houts, met ennich schaerhout wel 7 jarich met nog 1 boom qualijck van 1 voet houts met noch ennich schaerhout aen de selve sijde tegenwoirdich houdbaer.
Item opden Molenwegh 1 boom van 1 vadem houts Item opden cant vanden Molenwiell 1 schonen molenstander doch boven rijp ende int wassen niet meer avancerende. Item in het busselken ter sijden den molen ende lancxt den ackercant t’samen ontrent 24 eijcke boomen soo van ½ tot schaers 1 voet hout. Oock ennige minder met een partije cleijne opgaende boomen staende alles int voorsz busselken neffens het water aldaer loopende sijnde het schaerhout lancxt den acker houdbaer.Item rontsom den hoff het schaerhout 7 jarich ende opden cant 2 boomen van 1 voet houts. Oijck malen de pachters voorsz met hen eijge steen volgens hen eijge verclaren ende affirmatie vanden provisoir van Postel daerover expresselijcken gehoort, doch staet geweten dat de voorsz pachters opden selven molen soo veel duijm steens in het affscheijden moeten laten als sij daer opcomende hebben gevonden, waervan de voorsz pachters is aengeseijt metter iersten de quantiteijt van dijn aenden rentmeester te moeten schriftelijck ende validelijck overbrengen om in d’affscheijden wedersijts sich daer naer te connen reguleren.
Bladel
Eene hoeve genoempt Vorssel gecomen vande voorsz abdije ende lest wederom ingepacht bij Anchem Sijmens voor 125 gulden jaerlijcx Ende bestaet in woonhuijs metten koestal annex, schuer, schaepscoij, een vervallen verckenscot met noch ennige gebout sonder ennich dack ofte wenden. Ende verclaert den voorsz hoevenaer deselve hoeve aenveert te hebben bloot aen de stoppelen soo hij seijde ende sulcx belast is metten iersten aenden rentmeester validelijck te moeten bethoonen.
Reparatie
Aen dese hoeve was noodich gerepareert aen de schaepsstal een vack muers met noch ennige vervallen steenen hier ende daer weder ingemetst De schuer was met den harden wint d’een sijde ingevallen, liggende den erste worm met de opscheuten onder de voet. Oock ennige onderplatinghe vergaen. Item vereijschten t’verckenscoth gestijft ende de gevallen opscheuten weder opgeleeght ende vastgemackt, alle welcke reparatien oock seer noodich waren
Plantagie
Item rontsom dese hoeve, huisinge ackerlanden als andersints staen in alles 116 eijcke opgaende boomen, ennige van 1 voet houts, sommige minder ende t’meerendeel eenen ½ voet ende ennighe minder. Ende daerenbovens noch ennighe jonge plantagie.Achter t’huijs stond eenen eijcken boom, bequaem tot een as in eenen watermolen. Item bij het wijerken het schaerhout 3 jarich Item voor op de Oude Vloet het schaerhout 2 jarich Item over den dijck ennich schaerhout houdbaar Item lancxt den nieuwen bocht het schaerhout 3 jarich Nota den hoevenaer aengeseeght jaerlijcx te poten 50 heesters hem bij den rentmeester aen te wijsen oock eeckelen te saijen ende geen schaerhout meer te houwen ender voorders alles anders gelijck aende voorgaende hoevenaers is aengeseijt.