De kustnabije zandbanken, die min of meer parallel aan de kustlijn liggen, breken de golven en beschermen het land tegen al te sterke inkomende golven.
De grillige bodem, de sterke getijdenstromen en de grote getijdenamplitude (het verschil tussen hoog- en laagwater) zorgen voor een bijzonder complexe en turbulente waterstroming. Hierdoor voert het water heel wat zwevende deeltjes met zich mee, hoofdzakelijk zand en slib. Het voortdurend heen en weer gaan van getijden en golven leidt tot een onophoudelijk proces van sedimentatie en erosie.
Sterk vereenvoudigd kan men stellen dat de dominante stroming bestaat uit de getijdenstroom die vanuit de Atlantische Oceaan via het Kanaal de Noordzee binnenkomt. De hoofdstroom loopt van zuidwest naar noordoost (bij vloed) en weer terug (bij eb), waarbij de vloedstroom veel krachtiger is dan de ebstroom.
Terwijl de getijdenstroom hoofdzakelijk parallel aan de kust loopt, genereren golven waterbewegingen loodrecht op de kust. Het getij en de golven zijn de drijvende krachten van het zandtransport parallel aan de kust (overwegend noordoostwaarts). Golven en in mindere mate het getij zijn de drijvende krachten van het zandtransport loodrecht op de kust.
De golfwerking reikt slechts tot op een zekere diepte (± 10 meter). Golven transporteren dus slechts zand in minder diepe zones. De kracht van de getijstroom reikt veel dieper. Vanaf een zekere zeediepte wordt het tij dominant in de verplaatsing van zand en is de impact van de golven verwaarloosbaar. In ondiepere wateren, zoals op de kustnabije zandbanken of nabij het strand, hebben de golven wél impact. Dat betekent dat de zandbanken en naastliggende geulen nabij de kust een soort ‘transportpaden’ zijn voor het zand naar of van het strand en de vooroever.
Golven en getij zorgen voor een aan- en afvoer van zand in verschillende richtingen. Metingen van de afgelopen decennia wijzen uit dat er gemiddeld over de hele kuststrook een natuurlijke netto-aanvoer is van zand op onze stranden en vooroevers, vermoedelijk afkomstig van de kustnabije zeebodem.
Terwijl de zeespiegel de voorbije 30 jaar met ongeveer 2 mm per jaar is gestegen, heeft de hoeveelheid natuurlijk aangevoerd zand tot een gemiddelde verhoging van de actieve zone met bijna 10 mm per jaar geleid. Daarbovenop hebben we jaarlijks nog eens gemiddeld 10 mm zand gesuppleerd. Die natuurlijke voeding is niet vanzelfsprekend en op veel plaatsen in de wereld anders. We mogen dus van geluk spreken dat de natuur ons een handje helpt. Of eigenlijk is het andersom: door de zandsuppleties helpen wij de natuur een handje en laten we het groeiproces 2 keer zo snel gebeuren. De nettoaangroei is slechts een gemiddelde. Er zijn grote lokale verschillen. Sommige gebieden groeien aan, andere eroderen.
Zandsuppleties vormen vandaag de belangrijkste vorm van zeewering aan de Vlaamse kust. Onze zandvoorraden zijn echter niet onbeperkt. Hoe groot de voorraden zijn, is moeilijk in te schatten. De zandbanken in onze territoriale wateren variëren van 10 tot 20 meter dikte, met een uitschieter van 45 meter voor de kust van Oostende. Ook de kwaliteit van het zand is verschillend. Afhankelijk van de locatie zien we verschillen in korrelgrootte. Sommige zandbanken bestaan zelfs grotendeels uit grind. Nederland is beter bedeeld en beschikt over een (quasi onuitputtelijke) deklaag zand van 100 tot 500 meter dikte.
De Vlaamse kustlijn is man-made. De voorbije eeuwen heeft de mens de kust gefixeerd tot haar huidige quasi-rechte lijn. Een belangrijk instrument hiertoe waren de strandhoofden, harde structuren die op regelmatige afstand tot diep in de zee reiken. In de volksmond noemen we ze ‘golfbrekers’. Die naam is niet juist. Strandhoofden breken de golven niet (de golven vallen immers loodrecht op de kust in). Het zijn eigenlijk ‘zandvangers’.
Strandhoofden remmen de stroming parallel aan de kust af zodat het zand de kans krijgt te bezinken. Ze voorkomen dat er nabij het strand diepe geulen ontstaan die het zand zouden kunnen wegspoelen. Strandhoofden houden het zand vast, maar zorgen ongewild ook voor erosie. Aan hun westelijke zijde ‘vangen’ ze het zand dat meekomt met de vloedstroom, maar aan hun oostelijke zijde erodeert het zand. Op luchtfoto’s zie je dan ook een typisch zaagtandpatroon van sedimentatie en erosie langs beide zijden van de strandhoofden. Vandaag zijn een deel van de strandhoofden bedolven onder zandsuppleties en hebben ze dus voor een deel hun functie verloren.
De strekdammen van de haven van Zeebrugge zijn ‘golf- en stromingsbrekers’. Ze zorgen ervoor dat schepen ongehinderd door zware golfslag en getijdenstromen de haven kunnen binnenvaren. De westelijke strekdam is echter ongewild ook een ‘zandvanger’. Sinds de bouw van de westelijke strekdam in de jaren 1980 is voor de kust van Zeebrugge een reusachtige zandbuffer ontstaan. Jaarlijks vangt hij 370.000 m3 zand.
In 2011 bouwde Nederland een zandmotor voor de kust van Hoek van Holland. Hier nam de zandmotor de vorm aan van een schiereiland van ongeveer 5 kilometer lang en 1 km breed. Er was maar liefst 20 miljoen m3 zand voor nodig. Onder invloed van getijdenstroming, golven en wind zal het zand zich in de loop der jaren verder verspreiden langs de kust. De zandmotor zorgt ervoor dat er de komende decennia bredere en hogere stranden en duinen ontstaan in een zone van tientallen kilometers tussen Hoek van Holland en Scheveningen. Bijkomende zandsuppleties zouden voortaan overbodig zijn. Verder onderzoek moet uitwijzen of een zandmotor een volwaardig alternatief vormt voor klassieke zandsuppleties.
De zee legt het zand neer op het strand (mariene sedimentatie). Vanaf dan neemt de wind het over (eolisch transport). De wind brengt het zand hogerop, naar het droog strand en vervolgens naar het duin. Aangepaste plantengroei zoals helm, duinzwenkgras, zandzegge en duindoorn houden het duin min of meer op zijn plaats.
Duinen zijn ‘levende duinen’. In een natuurlijke situatie kunnen duinen vanzelf ontstaan, groeien en herstellen. Daarvoor is meer nodig dan wind alleen. Embryonale duinen ontstaan in het vloedmerk van een hoger gelegen storm- of springvloedlijn. In het vloedmerk zet het water allerlei organisch materiaal af zoals afgestorven zeewier, schelpdieren of stukjes hout, die vervolgens bedolven worden onder het opstuivend zand. Het afval is de ideale voedingsbodem voor bijzondere pioniersplantjes zoals zeeraket en biestarwegras. Zeeraket is een eenjarige plant die zich verspreidt door middel van zaden die met het zeewater meegevoerd worden. Het kan ontkiemen en groeien in een zoute omgeving. Met zijn wortels geeft het stabiliteit aan het zand. Het stuivende zand dat zich rond de planten ophoopt, leidt tot de allereerste stadia van duinvorming.
Vervolgens brengt biestarwegras de duinvorming op gang. Biestarwegras kan zich perfect in een zilte omgeving vestigen mits het zoutgehalte enigszins door de neerslag wordt verdund. Eens gevestigd is de soort zeer zouttolerant. Het uitgebreide maar ondiepe wortelstelsel houdt het zand vast dat met de wind komt aanwaaien. Het duintje wordt steeds steviger en groter. Als het duintje hoog genoeg is en niet meer overspoeld wordt door het zeewater, neemt een andere grassoort de rol van ‘zandbinder’ over: helm. Helm is een snelle groeier en een sterke plant die goed bestand is tegen droogte, warmte, harde wind en stuivend zand. Het enige waar helmgras niet tegen kan, is overstroming door zout- water. Helmgras heeft een vertakt en diepgaand stelsel van wortelstokken (rhizoom) waarmee het een zandaanwas van 1 meter per jaar kan bijhouden. Helm is, met andere woorden, goed in staat om mee te groeien met de overstuiving van zand. Hierdoor kan het duin snel groeien.
Duinen zijn actieve systemen. Als er genoeg aanvoer is van zand vanuit de zee, kan het duin en dus ook de kustlijn zich zeewaarts uitbreiden. Dat vraagt natuurlijk dat onze kusten ongemoeid worden gelaten. Embryonale duinvorming is op bepaalde stukken kust moeilijk vanwege de recreatie op het strand en de machinale strandreiniging. Ook op plaatsen waar een dijk of een weg is aangelegd tussen strand en duinen, is de natuurlijke dynamiek verstoord.
Op de meeste toeristische stranden wordt het vloedmerk in de vroege ochtend mechanisch verwijderd met een grote zeef die achter een tractor wordt gesleept. Het vloedmerk bestaat immers voor een groot deel uit plantaardig en dierlijk afval, maar er zit ook veel ander afval tussen. Veel mensen vinden het maar een vuile boel. En als er in het voorjaar al jonge duintjes ontstaan, worden die bij de eerste warme da- gen platgelopen door de badgasten. Zeeraket en biestarwe- gras krijgen nauwelijks nog de kans om te ontkiemen en het zand vast te leggen.
Op sommige plaatsen aan de Vlaamse kust, zoals in Oosten- de (zone tussen Raversijde en Mariakerke), loopt een project om nieuwe duinen te laten ontstaan. Het volstaat om een gedeelte van het strand af te sluiten voor het publiek en het twee jaar lang ongemoeid te laten. Eenmaal planten in het vloedmerk beginnen te kiemen is het systeem vertrokken.
Duinen hebben een belangrijke functie als waterkering. Dat gebeurt niet dagelijks. Enkel bij zware stormvloed bereiken de golven de duinen. Op dat moment kunnen de golven een deel van het duin afslaan. Dat is niet zo heel erg. Het duin zal nadien vanzelf grotendeels weer aangroeien. In de zachtere zomermaanden voert de wind het zand opnieuw tot in het duin, waar helm het zand opnieuw vasthoudt. Waar duinen plaats gemaakt hebben voor dijken of waar een dijk of duinvoet voor de duinen liggen en het contact met de zee is verstoord, werkt de natuurlijke dynamiek van de zachte zeewering niet meer zo goed.
In 2017 teisterde storm Dieter de Vlaamse kust. Nadat de storm was gaan liggen, bleek dat het water grote hoeveelheden van het zand had weggeslagen. Hoog op het strand of in de duinen waren kliffen ontstaan van soms wel 2 meter hoog. Bulldozers moesten uitrukken om het strand te nivelleren om nieuwsgierige bezoekers te behoeden voor instortingsgevaar. De metershoge kliffen voedden de perceptie dat de zandsuppleties een maat voor niets zijn. Het leek wel of het strand verdwenen was. Dat is echter niet noodzakelijk waar. Het zand is weliswaar meegenomen door de zee, maar het is niet weg. Je ziet het niet maar het is er nog. Het ligt uitgesmeerd op de vooroever. Het is niet uit het actieve systeem verdwenen en zal na verloop van tijd door de golven weer op het strand en vervolgens door de wind weer in de duinen gebracht worden. Klifvorming is een deel van de natuurlijke dynamiek van een zachte zeewering die zichzelf ook herstelt.
Bron: Kust en Klimaat. Gids voor een gebiedsgerichte aanpak. van Vlaamse Regering, Departrment Omgeving
Link naar boekje