Muziek tijdens de middeleeuwen
Hildegard von Bingen
“Ongeschoold, componeerde en zong ik muziek ter glorie van God en de heiligen; voorheen had ik nooit onderricht gehad in muzieknotatie en zingen”.
Ze was één van de eerste componisten die bij naam bekend zou worden, en dat is in haar geval zeker terecht: ze liet een kostbaar oeuvre na van zo’n 80 werken, bekend als de Symphonia Harmoniae Caelestium Revelationum. Die staan in twee manuscripten: de zogenaamde Riesencodex, die nu wordt bewaard in de Hessische Landesbibliothek in Wiesbaden, en in de Dendermonde Codex.
Die Dendermonde Codex belandde via een omweg in de Sint-Pieters- en -Paulusabdij. Rond 1174 stuurde von Bingen een kopie van haar Symphonia naar een monnik in de cisterciënzerabdij van Villers, in Brabant. Nadien kwam het handschrift terecht in de abdij van Affligem en ten slotte in Dendermonde. Die abdij besliste om het manuscript in langdurige bruikleen te geven aan de bibliotheek van de Faculteit Theologie en Religiewetenschappen van de KU Leuven.
Nam geen blad voor de mond
Citaat 20
Fragment brief 149R Hildegard aan abt Werner (Kirchheimbolanden); vertaling Hans Wilbrink
Degenen die mij zouden moeten voeden echter, namelijk de priesters, die zodanig zouden moeten handelen dat mijn gezicht de kleur van het morgenrood aanneemt en mijn kleed schittert als de bliksem en mijn mantel flonkert als kostbare stenen en mijn schoenen glanzend blinken, die priesters hebben mijn gezicht met stof vervuild en mijn kleed doen scheuren en mijn mantel smerig en mijn schoenen vuil gemaakt. En zij die mij overal zouden moeten opsmukken, hebben mij ten aanzien van al deze dingen in de steek gelaten. Want mijn gezicht bezoedelen ze daardoor dat zij het lichaam en het bloed van mijn geliefde met grote onreinheid van hun losbandige zeden en met de grote viezigheid van ontucht en overspel en met het verderfelijkste resultaat van de hebzucht bij de verkoop en de koop van allerlei ongepaste zaken, behandelen en ontvangen. En ze wentelen zich rond in zulk een drek als een kind dat in het hok bij de varkens wordt gelegd. Want zoals de mens, toen God hem uit het leem van de aarde vormde en zijn adem hem in het gezicht blies, onmiddellijk vlees en bloed werd, zo verandert dezelfde kracht van God de offergave van het brood, van de wijn en van het water op het altaar in het echte vlees en het echte bloed van Christus, mijn bruidegom, door de woorden van de priester, terwijl hij God aanroept. Dat kan de mens echter wegens de blindheid waarmee hij geslagen werd bij de val van Adam met zijn lichamelijke ogen niet zien.