In de plusgroep wordt samen met kinderen en in samenwerking met de ouders en de eigen leerkracht, gewerkt aan de volgende 9 kerncompetenties:
Bij het ‘leren (voor het) leven’ spelen twee aspecten een rol: de omgang met anderen en inzicht in jezelf. Bij dit laatste is niet alleen de ontwikkeling van een positief zelfbeeld, maar ook de motivatie om te leren en de wil om jezelf verder te ontwikkelen belangrijk. Bij het ontwikkelen van het zelfbeeld is het goed om te weten dat de sociale en emotionele ontwikkeling van een kind wordt gestimuleerd in relatie tot de omgeving. Om te komen tot een reëel en positief zelfbeeld, heeft de (hoog)begaafde leerling daarom behoefte aan het ontmoeten van en samenwerken met ontwikkelingsgelijken (peers). Wanneer een kind niet de mogelijkheid heeft zich te spiegelen aan ontwikkelingsgelijken, loopt hij het risico op het ontwikkelen van een scheef zelfbeeld. Door het contact met peers leert het kind zichzelf beter te begrijpen en te accepteren. Een positief zelfbeeld zal daarnaast gevoed worden door succeservaringen die toegeschreven worden aan eigen inspanning. Hierbij speelt de motivatie om te leren weer een belangrijke rol.
Bij het ‘leren leren’ staan de werkhouding, het werken volgens plan en de manieren van leren centraal. Met dit laatste wordt onder meer het hanteren van leer- en aanpakstrategieën en het doorzetten bedoeld. In de plusgroep hebben we aandacht voor verschillende leerstijlen, we leren grafisch organiseren (o.a. mindmappen), we leren plannen en organiseren, maken de kinderen bewust van hun eigen leerproces, doen onderzoek, maken een werkstuk of presentatie en leren zelfstandig leren.
Bij het ‘leren denken’ staat naast het beroep doen op het analytisch en kritisch denkvermogen ook het stimuleren van het creatief denkvermogen van hoog intelligente en hoogbegaafde kinderen centraal.
Bij opdrachten die een beroep doen op hogere denkvaardigheden wordt het creatief denkvermogen gestimuleerd. Benjamin Bloom verdeelt ‘het denken’ in zes niveaus, waarin hij onderscheidt maakt tussen ‘het lager orde denken’ (onthouden, begrijpen en toepassen) en ‘het hogere orde denken’ (analyseren, evalueren en creëren). De onderwerpen die wij in de plusgroepen aanbieden zijn in eerste instantie ontwikkeld voor de hoogintelligente leerling. Juist deze leerlingen hebben behoefte aan opdrachten waarbij de ‘hogere orde denkvaardigheden’ worden aangesproken.
Niet iedereen heeft dezelfde voorkeur in denken en werken. Dit kan te maken hebben met verschillen in denkvoorkeuren. In de plusgroep gaan we uit van de verschillende denkvaardigheden die professor Robert Sternberg heeft benoemd: analytische, creatieve en praktische denkvaardigheden.
Iedereen heeft al deze denkvaardigheden in zich, maar mogelijk niet allemaal even sterk. Je kunt ze alledrie verder ontwikkelen. Wanneer je ontdekt wat je sterke en minder sterke denkvaardigheden zijn, kun je bewust afstemmen op wat nodig is. Zo leren de leerlingen om succesvol te zijn op een manier die bij hen past en blijven zij zichzelf ontwikkelen!
Het is belangrijk leerlingen inzicht te geven in de verschillende talenten, de verschillende intelligenties, iedereen is ergens goed in. Volgens Gardner zijn er meerdere manieren om intelligent te zijn: de ene mens is verbaal heel sterk en leert gemakkelijk door gebruik te maken van taal. De andere ziet snel verbanden of logische gevolgen, een derde blinkt uit in ruimtelijk inzicht of maakt op een natuurlijke manier gebruik van klanken en ritmes.