Woordenlijst Engels - Nederlands

Een vertaling en eventueel verklaring van een aantal Engelse woorden zoals die voorkomen in boeken en tijdschriften over kano’s, maar vaak niet als dusdanig door gangbare woordenboeken behandeld worden.

aiming off

misrichten

arched

gerond

back stroke

achterwaartse slag

back face

achtervlak (van peddelblad)

back ferry

achteruitvarend traverseren

back paddling

achteruitpeddelen

bailer

hoosvat

bang plate

stevenbeschermende metalen plaat, zie ook ‘stem-band’

bead & cove

hol en bol profiel

beam

(grootste) breedte

bent-shaft paddle

knikpeddel: peddel waarbij het blad met een hoek ten opzichte van de steel staat

bilge keels

kimkielen

bilge

kim: gedeelte van de romp tussen zijde en bodem,

soft/slack bilge = weke kim;

hard bilge = harde kim;

zie ook ‘chine’

blind drop

stroomversnelling waarvan het einde vanaf het begin niet te zien is

body lean

lichaamsleun

boil

paddenstoel: sterke opwaartse stroming in het water

bow

boeg

bow-heavy

boeglast of koplast, zie ook ‘trim’

brace

steun: peddelslag om je stabiliteit te versterken of herstellen

bridle

breidel: manier om touw aan de kano vast te maken bij het ‘lijnen’ of ‘trekken’

broaching

dwarsvallen: dwarsscheeps in de golven en/of stroming komen te liggen

bucket-seat

kuipzitje

bulkhead

schot

buoyancy

drijfvermogen, opwaarts-vermogen

C

afkorting van Canoe als aanduiding voor een kano in de wedstrijdsport

Canadian stroke

Canadese slag: benaming in met name de Verenigde Staten voor de ‘snijdende J-slag’, zie ook ‘knifing J-stroke

Canadian Style paddling

Canadese stijl peddelen: siervaren met extreem gehelde tandem toerkano’s door solovaarders

cane seat

rieten zitje: met gevlochten riet bespannen houten frame

canoe

kano

capsize

omslaan, kenteren

carry

overdraging, zie ‘portage’

catch

grip of aanzet bij insteek van (voorwaartse) peddelslag

center-rib

kolsum, middenrib, binnen- of tegenkiel, zie ook ‘stringer’

changing hands

overpakken: handpositie aan peddel verwisselen na ‘oversteken’, zie ‘crossover’

channel

doorvaart: bevaarbare route tussen obstakels

chine

knik: langgerekte sterke kromming van de kim, zie ook ‘bilge’

choke up

vernauwen: afstand tussen de handen aan de peddelsteel kleiner maken

choppy

woelig; korte golfslag

chute

smaller wordend en daardoor sneller stromend stuk water

coaming

kuiprand, luikrand

compound backstroke

samengestelde achterwaartse slag

covered

overdekt: open kano met spatzeil

cranky

wiebelig: weinig aanvangsstabiel

crest

(schuim)kop van een golf

cross-draw

kruistrekslag

cross-stroke

kruisslag

crosswind ferry

zijwind-traverseren: het compenseren van drift door schuin tegen de wind in te varen 

crossover

oversteken: peddel naar de andere kant van je boot overbrengen (zonder de handpositie aan je peddel te verwisselen) teneinde daar een ‘kruisslag’ te maken

cruiser

snelle toerkano

cutwater

gedeelte van de steven dat het water doorsnijdt

dead-rise

dwarsscheepse tilling of kimtilling: stijging van de romp in de breedte

deadman

vastzittende boomstam in rivier

deadwood

slemphout: gedeelte van de romp tussen kiel en steven

deck-beam

dekbalk

decked canoe

gesloten kano: met een vast dek permanent, geheel van boven afgesloten kano

directional stability

koersvastheid

double-blade paddle

dubbelbladige peddel

draft (draught)

diepgang

drag

stuurlast, vaste doorlopende scheg(vorm) in achterschip

draw stroke

trekslag

drift

drift, wraak: afdrijven

dugout canoe

uitgeholde-boomstamkano

eddy

keerwater

edging

kanten: Brits-Engelse term voor het hellen van een kano zonder buitenboord te hangen

end cap

beschermkap op de bovenpunt van de boordlijst-uiteinden

even keel

gelijklast

feather

peddelblad met de scherpe kant naar voren gericht door de lucht terughalen voor de volgende voorwaartse slag

feathered

bladen van een dubbelbladige peddel die met een bepaalde hoek ten opzichte van elkaar gedraaid zijn

ferry (ook wel ‘ferry gliding’ in Brits-Engels)

traverseren: het compenseren van verzet op stromend water door schuin tegen de stroming in te varen 

fetch

strijklengte

Fibre-reinforced Plastic (FRP)

Vezelversterkte kunststof (VVK)

final stability

eindstabiliteit

fish-form

vis-vorm: grootste breedte van de romp bevindt zich voor het midden

flare

uitwaaiering: buitenwaartse buiging van de zijden

flat-water

vlakwater: water zonder golven of stroming van betekenis

floatation

drijfvermogen

following sea

achteropkomende golven

foot-brace

voetensteun

forefoot

voorvoet: voorste ondergedeelte van de voorsteven

forward stem

voorwaartse of hellende steven: steven met overhang, zie ook ‘rake’

forward stroke

voorwaartse slag

freeboard

vrijboord: afstand tussen water en rand van de kano

FreeStyle

siervaren met open kano’s op vlakwater

garboard strake

zandstrookgang, kielgang

glide

kanoterm voor loop, vrijloop, uitloop

grab handle

grijpstang: kleine dwarsstang in de punt van een kano

grab line

grijplijn, zie ook ‘painter’

grab loop

grijplus

grip

greep: handgreep van peddel

gunwale (gunnel)

dolboord of boordlijst: structurele bovenrand van de zijden

half-ribs

halfribben: verstevigingslatjes tussen de spanten

hatch

luik(gat)

haystack

staande golf ontstaan doordat stromend water tegen stilstaand water botst

heave

dompen: op en neergaande beweging van een boot

heavy water

water dat door stroming of wind zeer hevig in beweging is

heel

(dwarsscheepse) helling of hellen: dwarsligging van de kano in het water wijzigen

high brace

hoge steun, hangsteun

hit and switch

peddeltechniek waarbij de koers van de kano vooral bepaald wordt door het wisselen van peddelzijde

hog

kano ligt van voren (veel) dieper in het water dan van achteren

hogged

opgebogen: binnenwaartse kromming van de kiellijn, zie ook ‘rocker’

hole

zie ‘souse hole’

hull

romp

in-wale

binnenlijst: binnenrand van dolboord

indian stroke

jachtslag

initial stability

aanvangsstabiliteit

J-stroke

J-slag

K

aanduiding voor een kajak in de wedstrijdsport

kayak

kajak

keel

kiel

keelson

kolsum, zaathout: binnen- of tegenkiel, zie ook ‘stringer’

kneeling thwart

knieldoft

knifing J-stroke

snijdende J-slag (in de Verenigde Staten ook wel Canadese slag genoemd)

lapstrake

overnaads

lash

vastleggen, vastknopen, sjorren

lateral plane

zij-oppervlak: zijdelingse oppervlak

lean

leunen: manier om een kano te hellen

ledge

richel, rand, dam, zie ook ‘weir’

lee helm

lijgierig, afvallen

lee

lij

leeway

drift: verlijeren van de kano veroorzaakt door wind

lifejacket

zwem- of reddingsvest

lining

lijnen: met touwen een kano stroomAFwaarts leiden, zie ook ‘tracking’

low brace

lage steun, vlakke steun

North-Woods style

benaming voor traditionele wijze van kanovaren met langbladige peddels

OC

afkorting voor Open Canoe als aanduiding voor een open kano in de wildwater-wedstrijdsport

off-set grip

asymmetrisch gevormde handgreep van peddel

offside

afzijde: de kant waaraan je in de normale positie geen peddelslag maakt, zie ook ‘onside’

oilcan

inbuigende beweging van de kanobodem tijdens het varen

onside

aanzijde: de kant waaraan je in de normale positie een peddeslag maakt. De andere kant is dan je afzijde, waar je met een enkelbladige peddel alleen kunt peddelen door oversteken en een kruisslag toe te passen. Wanneer je van peddelzijde wisselt, wordt wat eerst je aanzijde was namelijk je afzijde! Bij de beschrijving van manoeuvres door tandemvaarders wordt er bij de termen aanzijde en afzijde in principe uitgegaan van de peddelzijde van de boegvaarder omdat deze in principe de gangbare kruisslagen maakt.

optimum load range

optimaal beladingsbereik

out-wale

buitenlijst: buitenrand van dolboord

padding

polstering: zacht en verend materiaal

paddle

peddel, steekpeddel

paddling side

peddelzijde

paddling sides

zijden varen: tandemvaarders die beiden aan dezelfde kant van de kano peddelen

painter

lijn bevestigt aan boeg en hek

palm grip

zie ‘pear grip’

palm roll

palmrol: in je hand omdraaien van peddel waardoor het ‘achtervlak’ van het peddelblad het ‘werkvlak’ wordt

pear grip

peergreep: geronde handgreep op peddel

pearling

onder water duiken van de steven van de kano bij achteropkomenden golven

performance capacity

prestatie-capaciteit: hoeveelheid gewicht waarmee een kano optimaal presteert bij het beoogde gebruiksdoel

PFD, Personal Floatation Device

zwem- of reddingsvest

pitch

langsscheepse helling van de kano in het water bij FreeStyle waarbij de boeg of hek geheel uit het water komt

pitch stroke

draaislag

pitching

stampen

play-boating

spelevaren (op wildwater)

plumb stem

steilsteven: (lood)recht staande steven

pole

boom, vaarboom, bomen

porpoising

oprijzen uit het water van voorschip

portage (in de Verenigde Staten wel ‘carry’ genoemd)

overdraging

post

staak: stationaire trekslag

power stroke

werkslag

power-face

werkvlak van peddelblad

pry stroke

drukslag: duwslag waarbij de rand van de kano als drukpunt word gebruikt

push stroke

duwslag

quartering

opkruisen: schuin in de golven varen om het binnenkomen van golven tegen te gaan

rake

valling: schuinte, helling

raked stem

hellende steven, voorwaartse steven

rapids

stroomversnellingen

recovery

terughaal: gedeelte van een peddelslag waarbij het peddelblad weer wordt teruggehaald om de volgende peddelslag te kunnen maken

recurved stem

teruggebogen steven, terugvallende steven

reverse stroke

achterwaartse slag

rib

spant: dwarsscheepse verstijving van de romp

riffle

lichte, vrij ondiepe stroomversnelling

ripple

zie ‘oilcan’

rock garden

door vele rotsen nauwelijks bevaarbaar stuk rivier

rocker

langsscheepse tilling of stapeling: buiging van de kiellijn, bij kajakvaren ook wel  ‘bodemzeeggenoemd

roll

eskimoteren

rounded

gerond

rub-rail

schuurlijst

rudder

roer

ruddering

peddel als roer gebruiken

run

sluiting: vorm van het achterschip (voornamelijk onderwater)

sagging

doorbuigen van de romp in lengterichting, zie ook ‘hogged’

scout

verkennen (van stroomversnellingen)

scroll grip

zie off-set grip

scull

wrikken

sculling draw stroke

wrikkende trekslag

scupper

spuigat, zie ‘slotted inwales’

sea-kindly

gemakkelijk en voorspelbaar bewegen in golven

setting

de kano op stromend water op dezelfde plek houden

shaft

steel

shallow arch

lichte ronding

shallow draft

geringe diepgang, ondiep stekend

shallow

ondiep, ondiepte

sheer

zeeg

shoal

ondiepte, zandbank

shoe-keel

ondiep stekende kiel, ook wel ‘river-keel’ genoemd

shoot

een stroomversnelling doorvaren

shuttle

pendel

sideslip

zijdelings verplaatsing

sit and switch

zie ‘hit and switch’

skeg

scheg

skid-plate

stevenbeschermer van slijtvaste kunststof

sleeper

nauwelijks waarneembare, net onder water liggende steen

sliding seat

verschuifbaar zitje

slots

sleuven, zie ook ‘scupper’

slotted inwales

gesleufde binnenlijsten

solo canoe

solo kano: kano bedoeld om door een persoon te worden gevaren

souse hole

wals

spacer (block)

afstandblokje waarmee de zitjes aan de boordlijsten hangen

sponson

stabiliteitsstomp: extra volume aan de zijkant van een kano

spray-deck

spatdek, spatzeil

spray-skirt

spatschort

square (ended) stern

spiegelhek (platgat)

squat

inzinken: zakken van het achterschip bij snelheid

squeegee

strijkspatel, plamuur-rubber

StandUp Paddleboarding (SUP) 

staande plankpeddelen

stationary stroke

stationaire slag

stem-band

stevenbeschermende metalen strip

stem

steven

stern

hek

stern pry

roerslag of duwslag waarbij de rand van de kano als drukpunt gebruikt wordt

stern-heavy

heklast of stuurlast, zie ‘trim’

stern

hek, achtersteven, achterschip

stiff

wreed: slecht golfgedrag door teveel stabiliteit

straight-shaft paddle

peddel met blad en steel in een rechte lijn

strainer

zever: waterdoorlatende versperring in een rivier in de vorm van bijvoorbeeld omgevallen boom, zie ook ‘sweeper’

stringer

stringer: langsscheepse verstijving van de romp, zie ook rib

stripper

kano gemaakt van lange, aan elkaar gelijmde latjes hout

stroke

slag

swamp

volslaan, vollopen met water

swede-form

zweedse-vorm: grootste breedte van de kano(bodem) bevindt zich achter het midden, zie ook ‘fish-form’

sweep canoe

bezemkano

sweep stroke

boogslag

sweeper

veger: vlak boven stromend water hangende versperring, meestal een boom, die vaarders en/of kano’s vast kan houden, zie ook ‘strainer’

switching

wisselen (van peddelzijde)

T-grip

T-greep: T-vormige handgreep van steekpeddel

tandem canoe

tandem kano: kano bedoeld voor twee peddelende personen

thigh straps

dijbeenbanden

throat

hals: overgang van peddelsteel naar peddelblad

thwart

dwarsstang (doft): structurele dwarsverbinding tussen de boordlijsten

tip

toe-blocks

teenblokjes

toggle

tokkel, draagklos: handgreepje aan draaglus

topside

bovenzij: gedeelte zijde boven waterlijn

touring

toervaren

track

koers houden, op koers blijven

tracking

trekken (jagen): met touwen een kano stroomOPwaarts trekken

transom stern

plaathek

trim

tripper

trektochtkano

tripping

trekken, maken van een trektocht

trough

(golf)dal

tumblehome

invalling (spanteninval): binnenwaartse buiging van de zijden

tumpline

hoofddraagband

uplift

tilling van de kiellijn aan de uiteinden, ook wel ‘getilde stevens’ genoemd, zie ook ‘rocker’

wake

zog

walking-ribs

zie half-ribs

Wanigan

Indiaanse benaming voor een soort kist waarin tijdens een kanotocht voorraden en uitrusting wordt meegenomen

wash

golfslag veroorzaakt door schip

weather helm, ook wel ‘weathercock’ dan wel  ‘weathervane genoemd

oploeven

webbed seat

gesingeld zitje: met gevlochten banden bespannen frame

wedge

wig: stationaire duw- of drukslag

weir

waterkering, stuw(dam)

white water

wildwater: turbulent stromend water met vaak veel lucht erin waardoor het minder opwaarts vermogen heeft

wilderness tripping

wildernis-trektocht maken

wildwater

engelse benaming voor wildwater-afvaart wedstrijdvaren

wind-bound

verwaaid liggen: door de (te harde) wind gedwongen aan de wal verblijven

Wood & Canvas canoe

Hout & Canvas kano: houten kano met canvas huid

yaw

gieren: uit koers lopen

yoke

juk: speciaal gevormde dwarsstang in het midden van de kano