Schouder
Het normale schoudergewricht
De schouder is een complex gewricht dat, van alle gewrichten in het menselijke lichaam, de grootste beweeglijkheid kent. Juist deze complexe anatomie en grote beweeglijkheid geven aanleiding tot bepaalde specifieke problemen. Om de verschillende schouderproblemen en oorzaken van schouderpijn beter te begrijpen, is een toelich
ting van de anatomie en terminologie noodzakelijk.
De schouder bestaat uit verschillende structurele lagen. De diepste laag bestaat uit de beenderige structuren en het gewricht, gevolgd door de ligamenten welke het gewrichtskapsel vormen van de schouder.
De beenderige structuur bestaat uit drie grote botten, zijnde de humerus, de scapula en de clavicula. Deze worden bij elkaar gehouden door verschillende pezen en ligamenten.
Men onderscheidt in de schouder 2 grote gewrichten: gleno-humeraal en acromio-claviculair (AC). Het glenohumerale gewricht vormt eigenlijk het echte schoudergewricht. Dit is afgesloten door een schouderkapsel.
Het AC gewricht wordt gevormd tussen het sleutelbeen (clavicula) en het acromion.
De functionaliteit van de schouder wordt verzekerd door enkele belangrijke spiergroepen:
Rotatorcuff: deze groep van 4 spieren ligt net buiten het gewricht en zorgt voor de uitgesproken mobiliteit van de schouder
Bicepspees: deze spier bestaat uit 2 groepen zoals de naam zelf zegt. De lange kop van de biceps bevindt zich in het schoudergewricht. De biceps is een belangrijke oorsprong van pijn ter hoogte van de schouder
Deltoideus: dit is de grootste en sterkste spier van het schoudergewricht. De deltoideus heeft als functie het optillen van de arm naar voren, zijwaarts en achterwaarts.
Tussen de rotatorcuff en het acromion, de zogenaamde subacromiale ruimte, ligt de bursa subacromialis. Dit is een slijmbeurs tussen 2 wrijvingsoppervlakten: de schouderkop en het acromion. De bursa kan vaak ontsteken indien er te weinig plaats is tussen beide wrijvingsoppervlakken, zogenaamd impingement.