Complicaties

Diepe veneuze thrombose (DVT)

Tengevolge van manipulatie en immobilisatie van de onderste ledematen kunnen er zich klonters vormen t.h.v. de aders (venen). Deze kunnen zo groot worden dat ze een grote ader verstoppen. Een DVT is vooral pijnlijk en dwingt de patiënt tot rust. Deze klonter kan ook migreren en terecht komen in de longen wat een longembool kan veroorzaken. Dit kan levensbedreigend zijn.

Als preventie worden door uw arts heparine derivaten voorgeschreven onder vorm van dagelijkse injecties. Eveneens dient u na een totale heupprothese steunkousen (TED) te dragen en dit gedurende 6 weken.

Luxatie of ontwrichting van de heupprothese

Bij een luxatie schiet de kop uit de pan van de prothese. Dit gaat gepaard met pijn, verkorting en abnormale stand van het lidmaat. De diagnose wordt gesteld via een Röntgenopname. Een korte narcose is noodzakelijk om de prothese terug te reduceren.

Het gevaar op luxatie is het grootst gedurende de eerste 6 weken na de operatie omdat de weke delen zich nog moeten herstellen na de ingreep.

De gemiddelde kans op een luxatie is ongeveer 1%.

De kans op een luxatie na een resurfacing is kleiner. Na een heuprevisie kan dit percentage oplopen.

Door grotere heupkoppen te gebruiken, maat 32-26mm, reduceren we de kans op een luxatie.

Infectie

Hoewel alle orthopedische ingrepen onder strikt steriele omstandigheden plaatsvinden, is het toch nog mogelijk dat een kiem in de wonde terechtkomt. Dit gaat gepaard met pijn, roodheid, zwelling en vaak koorts.

Er kan ook infectie van de prothese optreden slechts jaren nadien wanneer een kiem vanuit een andere infectiehaard (vb tandabces) zich via de bloedbaan verspreid.

Er bestaan verschillende behandelingsstrategieën voor infecties ifv klinische toestand, type prothese, oorzakelijke kiem, leeftijd… Het globale risico voor infectie bedraagt in de meeste centra momenteel 1%.

Bloedverlies

Het plaatsen van een totale heupprothese is een bloedige ingreep. Het bloedverlies wordt van dichtbij gevolgd en zo nodig wordt een transfusie toegediend tijdens of na de ingreep. Door nieuwe technieken wordt het bloedverlies tot een absoluut minimum herleid.

 

 

Peri-articulaire calcificaties

Door het trauma van de chirurgie kunnen de spieren en de structuren rondom de heup gaan verkalken. Dit wordt vermeden door het geven van ontstekingsremmers. Indien deze niet verdragen worden kan een korte bestraling preoperatief toegediend, het riscico op kalkvormingen reduceren. Deze verkalkingen hebben als grootste nadeel dat ze de mobiliteit van de nieuwe heup gaan hinderen. 

Grote verkalkingen kunnen eventueel verwijderd worden zo ze te hinderlijk zijn. Let wel: dit is een nieuw trauma met nieuwe kalkvormingen als risico !

 

 

Zenuwletsel

De voornaaste zenuw die in de buurt van het heupgewricht komt is de n. ischiadicus. Deze loopt langs de achterzijde van de heup. Bij een routine ingreep raakt deze normaliter niet betrokken in het operatieveld en is er een gering gevaar voor uitval van deze zenuw. De patiënt klaagt van tintelingen (paresthesieën) en van verminderde kracht in de voetheffers met een zogenaamde dropvoet tot gevolg.

De kans op een zenuwletsel is groter indien het een revisie of multipele revisie ingreep betreft gezien de klassieke anatomie moeilijker te herkennen is en de zenuw vaak ingegroeid zit in de spierweefsels.

 

 

Fractuur dijbeen

Een dijbeenfractuur kan optreden bij het plaatsen van een heupprothese indien de kwaliteit van het bot zeer slecht is. Dit wordt normaliter tijdens de operatie vlot vastgesteld en hiervoor wordt er dan een kabeltje rondom het been gelegd om de fractuur te stabiliseren. Dit heeft soms tot gevolg dat volledige steunname iets later dient plaats te vinden.

 

 

Beenlengteverschil

Tijdens het plaatsen van een heupprothese wordt steeds rekening gehouden met de optimale lengte van het lidmaat en de voorafbestaande lengte. Door arthrose kan het lidmaat wat korter worden daar er minder gewrichtsruimte overblijft. Door het plaatsen van een nieuwe heup wordt de oorspronkelijke lengte hersteld wat de indruk kan geven dat het been te lang is. 

Tijdens de operatie wordt steeds een exacte maatname uitgevoerd van de lengte van de heup t.o.v. de bekkenkam evenals van de afstand tussen buiten- en binnenzijde van de heup (offset). 

Het belangrijkste voor een heupprothese is stabiliteit. Indien deze slechts gegarandeerd kan worden door het lidmaat wat langer te maken dan moet daarvoor gekozen worden. 

Een klein lengteverschil kan vlot worden opgelost door een hakophoging.

 

 

Metallose

Metallose is een abnormale afzetting van metaalpartikels in het slijmvlies van de heup na het plaatsen van een prothese. Dit gebeurt frequenter bij protheses met een metaal-op-metaal wrijvingskoppel. Door klassieke slijtage komen er kleine metaalpartikels vrij in het slijmvlies. Het lichaam gaat deze in principe gaan absorberen en "opeten" (fagocyteren). Indien er teveel partikels vrijkomen of indien de patiënt "allergisch" reageert op deze partikels treedt een forse ontstekingsreactie op met als gevolg een pijnlijke heup met vroegtijdige loslating.

Helaas kan men zich (nog) niet laten testen of men al dan niet gevoelig is aan deze metaal partikels.

 

Deze laattijdige allergische reactie treedt evenwel frequenter op bij vrouwen. Aldus wordt bij jonge vrouwen nu minder frequent een metaal-op-metaal prothese geplaatst.