Neuengamme

W. Dinkgreve;

van 11 oktober 1944 tot 11 januari 1945, Kampnummer 56328


https://monument.vriendenkringneuengamme.nl/person/401053/wilhelmus-theodorus-antonius-dinkgreve

Neuengamme is een concentratiekamp in Noord-Duitsland, vlakbij Hamburg. Er horen een flink aantal zogenaamde buitenkampen bij, werkkampen verspreid over het hele noorden van Duitsland. Daar moeten de gevangenen onder zeer erbarmelijke omstandigheden militaire versterkingen aanleggen of werken in veengebieden of steenfabrieken.

Bijna de volledige administratie van Neuengamme is vernietigd. Omdat een gevangene de boeken uit de ziekenbarakken in de steenfabriek heeft verstopt zijn duizenden namen bewaard gebleven. Verder rest er een door gevangenen bijgehouden dodenboek en zijn er gegevens van het Rode Kruis. Er wordt nog steeds gewerkt aan de reconstructie van de administratie, maar het ziet er niet naar uit dat deze nog volledig te krijgen is.

Kamp Neuengamme

Verslag van overlevende van "Putten" transport: https://www.oktober44.nl


Het concentratiekamp Neuengamme lag op ongeveer twintig kilometer te oosten van Hamburg en was in 1940 gebouwd voor 2.000 gevangenen. Tijdens de oorlog was het kamp steeds verder uitgebreid, zodat er eind maart 1945 ruim 10.000 mensen vertoefden. Het hoofdkamp had vele Unterkommando’s, waarin tegen het eind van de oorlog nog 25.000 gevangenen waren ondergebracht. Hieronder waren 10.000 vrouwen. Ze leefden afgezonderd van de mannen. In totaal werden in kamp Neuengamme tijdens de Tweede Wereldoorlog ruim 83.000 gevangenen geregistreerd. Het kamp deed dienst als voorraadschuur van arbeidskrachten. De gevangenen leefden steeds in angst dat ze op transport zouden worden gesteld naar een werkobject in een Unterkommando.

Toen we het kamp Neuengamme binnenkwamen, sloeg de schrik ons om het hart. We zagen daar levende skeletten in zebrapakken lopen. We werden meteen kaalgeschoren en alles wat waarde had, werd ons afgenomen. Vandaar liepen we spiernaakt naar het badhuis. Mannen smeerden ons in met een stuk surrogaatzeep. Daarna moest je op een soort slagersblok gaan liggen. Een ‘kapper’ krabde je ruw schoon. Het bloed vloeide rijkelijk. We stonden een paar minuten onder water en moesten zonder afdrogen verder.

Het was net lopende-bandwerk. In het volgende hok werd wat ondergoed toegeworpen en ook een bovenbroek en een jasje. Een eindje verder waren er een smerige oude hoed of muts en een paar schoenen of houten kleppers. Er was niets op maat en alles was even smerig. Met 100 man kwamen in een barak terecht. Die was uitgerust met vele kribben, eenpersoonskribben, ze waren driehoog. In de krib lag je met z’n tweeën dicht naast elkaar onder één dunne katoenen deken. Je moest die goed vasthouden, anders werd hij ’s nachts gestolen. ’s Morgens kreeg je een homp brood. Verder was er ’s avonds nog wat te eten. In tonnen stond er dan een soort aardappelsoep. Boven in de ton dreef het water, onderin lagen enkele aardappels. Per twee personen kregen we één schaal. De eerste keer moest ik de schaal delen met een Rus, die reeds kampervaring had. De Rus liet de schaal vullen en rende daarna snel weg. Toen ik hem terugvond, had hij de schaal al leeg. Dat overkwam me geen tweede keer. Je had altijd honger. Het belangrijkste was: eten. Iedereen was gespitst op het onderste in de ton, want dan had je kans een paar aardappelen in je schaal aan te treffen. Werd het echter dringen bij de ton, dan sloegen de bewakers er flink op los.’

Het was vroeg opstaan in het kap. Met brullen en dreunen tegen de kribben maakten de bewakers duidelijk dat de dag was begonnen. Wie niet vlug genoeg was, werd van de krib afgeslagen. We behoorden snel de krib op te maken. Daarna konden we naar buiten om er een stuk brood in ontvangst te nemen. Van ’s morgens half zes tot het donker werd, mocht men de barak niet meer in. Het was buiten ijsberen achter het prikkeldraad. Vrijwel alle nationaliteiten van Europa waren in het kamp vertegenwoordigd. De meesten dachten er niet meer aan zich schoon te houden. Vervuild liep men rond met wonden aan handen, mond en voeten.

Elke barak had haar Stubedienst die uit een blokoudste en ongeveer vijf ondergeschikten bestond. Meestal waren het Duitse politieke gevangenen om Polen. Zij verzorgden de verdeling van het eten. Vaak aten ze eerst zichzelf dik, voordat ze de andere kampbewoners wat gaven. Bij de geringste aanleiding ranselden ze de gevangenen af. Het waren deze ‘kleine’ beulen die verantwoordelijk waren voor de dood van duizenden gevangenen. Alle moraal raakte weg, het was vechten om te overleven.

In Neuengamme werden de overlevenden met zwerende en kapotte voeten in de ziekenbarak ondergebracht. Deze barak was overvol en medicijnen waren niet aanwezig zodat velen bezweken. In de Schonungsblocks hadden de zieken het wat beter. Er was geen verwarming, maar wel kregen de gevangenen bovenop het voedselrantsoen twee sneetjes brood met worst. Toch was de situatie vreselijk. Om de drie weken keurde een SS-arts alle zieken. Voor velen betekende deze keuring de dood, omdat de zieken urenlang naakt opgesteld stonden in een tochtend waslokaal. Wie goedgekeurd werd, vertrok naar een volgend werkkamp.

26-07-2021: Nieuwe informatie en documenten ontvangen van de Arolsen Archives:

Betreft: transport op 11 januari 1945 van Neuengamme naar Buchenwald. Het lijkt erop dat hij de enige Nederlander van dit transport is.

Naslagwerk: "NEDERLANDERS IN NEUENGAMME"

Blz 186: Reconstructie van transporten met behulp van het Totenbuch Neuengamme en van archiefgegevens over transport waarvandaan en datum aankomst te Neuengamme en van kampnummers.

Transport vanuit Aankomst Aantal Nederlanders volgens Totenbuch van nr tot nr

Amersfoort 1944-10-44 1424 Nederlanders van nr 56080 tot nr 57520 ( W. Dinkgreve nr. 56328)

Blz. 366: DATABASE VAN NEDERLANDSE GEVANGENENEN IN NEUENGAMME