Verhalen

Kom vanavond met verhalen

hoe de oorlog is verdwenen,

en herhaal ze honderd malen:

alle malen zal ik wenen.


fragment uit gedicht 'Vrede" van Leo Vroman

Verhalen en dagboekfragmenten van zijn kinderen en kleinkinderen:

v.l.n.r.:

  • Nel (1929-1999) getrouwd met Cor Williams, NZ. Kinderen: Miriam, Patricia, Robert, Michael, Monique

  • Lucy (1936-2005) getrouwd met Gerard Blom, NZ. Kinderen: Angelique, Anthony, Michelle

  • Wim (1932-2021), getrouwd met Hetty van Galen. NZ en AUS, Kinderen: Eric, Lillian, Harry, Nigel, Roslyn

  • Mia (1927), getrouwd met Piet Corbeek, Kinderen: Hans, Marianne, Angel

  • Emmy(1934-2020), getrouwd met Bert Williams. Kinderen; Casper, René, Cecile, Veronique

Mia: (dochter)

In de concentratiekampen was mijn vader erg actief met toneel en zingen. Hij hield de mensen in het kamp bezig. Zolang hij in Velsen was ingesloten, mocht mijn moeder hem bezoeken. Zolang hij in Nederland was, mochten we hem pakjes en schoon wasgoed toesturen. In de band van zijn pyjamabroek naaiden we stiekem briefjes voor hem.


Toen de Engelsen via de kust ons land bevrijden, moesten we evacueren naar Amsterdam. We woonden bij Miep Truyens, een nicht van mijn moeder. Wij kwamen met twee handkarren van Santpoort naar Amsterdam lopen. De jongere kinderen werden via de kerk naar de boeren gestuurd. Daar was ik te oud voor. Mijn moeder is een paar keer naar Drenthe geweest op de fiets om eten te halen. Ik moest dan op de 4 kinderen passen. Ik was ziek als ze weer thuis kwam. Ik stond in de rij bij de gaarkeuken en in Santpoort was er wel eens niet genoeg en dan werd ik eruit geroepen en kreeg eten want mijn vader had de kok sigaren gegeven. Niet eerlijk maar wel fijn voor ons.


Verdriet zie je niet,

Je bent 't

Soms went 't

Meestal niet

Interview met dochter Lucy, opgeschreven door Marianne in augustus 2001 (NZ)

Op 4 mei leefde mijn vader nog, volgens een van de medegevangenen die ons na de oorlog bezocht.

Hij werd goed verzorgd want de Duitsers waardeerden zijn muzikale talent. Hij hield ze altijd bezig met voordrachten. Hij was uitgekozen om voedsel te verdelen aan de medegevangenen en de Heilige Communie uit te delen.

Vlak voor de bevrijding werd Buchenwald verdeeld in 3 groepen: een groep werd weggevoerd op een boot op de Rijn en werd getorpedeerd door de Amerikanen die dachten dat het een Duitse boot met soldaten was. Een groep werd op de beruchte dodenmars weggevoerd. De mensen die neervielen werden meteen neergeschoten. En een groep werd bevrijd door het Russische leger en vervoerd naar Siberië waar de zogenaamd “bevrijde” gevangenen werden gedwongen in de mijnen te werken. Het Rode Kruis gaf na 1 jaar een onofficieel doodsbewijs.

Marianne: (kleindochter)


Na de oorlog emigreerden Nel, Lucy en Wim met hun partners naar Nieuw Zeeland. Zij konden in Nederland moeilijk aan werk komen. Mijn oma reisde daar vaak naar toe, in het begin met een grote cruiseboot. Op oudere leeftijd emigreerde zij zelf ook naar Nieuw Zeeland en ging bij Nel inwonen. Alle originele brieven en gedichten gingen met oma mee naar NZ. Ik heb wel 2 originele brieven maar de rest zijn kopieën. Alle kleinkinderen in NZ werden Engelstalig opgevoed. Ik heb met hen een goed contact en ben er zelf al 3x geweest! Ook komt de familie regelmatig naar Nederland. Wij bezoeken dan altijd even de Dinkgrevelaan in Santpoort.

Monique: (kleindochter)


Mum always said this photo was taken to send to Opa in jail and they didn't have enough fabric for the dresses thats why they had different fabric on the shoulders. Oma looks so thin, worried and hungry.

Van Emmy Williams-Dinkgreve:

https://kindermonument.org/herdenking-markt-voor-joden-2005/

Veel aanwezigen hebben een binding met Vught, vaak omdat een familielid daar gevangen heeft gezeten; bittere herinneringen. Emmy Dinkgreve gaf ons het gedicht "Verlangen" dat haar vader Wim Dinkgreve in Vught maakte.

Geloof een kind

De schuur

Ik mocht niets zeggen omdat het oorlog was. De schuur was verboden terrein, mijn vader was daar met uitvindingen bezig. Op een dag vroeg ik hem of ik zijn uitvinding mocht zien. Hij nam me mee de schuur in en bleef voor een potkachel staan. Er stond een pannetje op te pruttelen. In het pannetje zaten kleine boontjes, zag ik. Ik kon ze niet goed thuis brengen. Ik zei: “dat is geen uitvinding dat is eten”.

Vader pakte een schep en begon kolen weg te scheppen. Er ging een luik open en er kwamen twee hoofden van jongens uit het gat. Ze praatten wat met me en vroegen of ik rond wou draaien. Dat deed ik. Ze leefden onder de schuur in onze tuin. Ik had wel eens gezien dat mijn vader hout in de schuur bracht, een paar dagen later was het weg. Ik denk dat ze het daarmee een beetje bewoonbaar hebben gemaakt.

Dit alles bracht bij mij het besef hoe erg oorlog is. Ik was toen 9 jaar.

Ik heb nog heel veel andere dingen meegemaakt. Toen ik na de oorlog alles aan mijn familie vertelde, geloofden zij mij niet. Omdat ik nog een kind was. Dat vond ik heel erg.

Mijn vader Willem Dinkgreve

Mijn vader had in de schuur van onze tuin Joden laten onderduiken. Wij woonden in Santpoort en hij werkte op het gemeentehuis in Haarlem. In Santpoort is later een laan naar mijn vader genoemd de Dinkgrevelaan, achter de kerk – de stopnaald.

Omdat mijn vader verzetswerk deed is hij een paar keer gearresteerd. Er werd bij ons huiszoeking gedaan, alles werd overhoop gehaald. Mijn vader wist wel een paar keer te ontsnappen, maar uiteindelijk is hij toch naar een concentratiekamp gebracht (Buchenwald), daar is hij overleden.

Toen mij vader gevangen was genomen, maakte ik me zorgen om de Joodse familie die in de schuur ondergedoken zat. Ik vroeg mijn moeder of ze een pannetje met eten in de schuur wilde zetten voor mijn vader, als die ontsnapte. Eerst zei ze nee, maar later deed ze het toch.

De volgende dag was het pannetje leeg en mijn moeder liep gillend door de schuur om mijn vader te roepen. Ik was op het luik gaan staan. Ik was heel bang dat mijn moeder dat zou openmaken. De Joodse familie heeft er nog een week gezeten, zonder eten. En toen zijn ze door verzetsmensen naar een ander adres gebracht.

Kamertje onder de grond

Toen kwam er iemand naar mijn moeder toe en vroeg of ze een gat in de tuin mochten graven. Dan kon mijn vader daar in vluchten als hij zou ontsnappen.

Ik voelde meteen dat het van de Duitsers kwam, maar mijn moeder vond het toch goed.

Toen ik met mijn zusje uitschool kwam liepen er allemaal Duitsers in onze tuin. We waren zo bang dat ik met mijn zusje bij de buren naar binnen ging. De volgende dag waren de Duitsers nog aan het graven.

Een paar dagen later werd mijn moeder in de tuin gevraagd, ze lieten haar een klein luikje zien waar mijn vader zich door zou kunnen laten zakken naar een kamertje onder de grond. Ze vroegen ook een krukje en wat tekeningen van ons om aan de muur te hangen. De volgende dag ging ik op onderzoek uit. Het kamertje was onder de seringenboom en was heel klein twee bij twee meter.

Toen kwamen er een Duitser en een Nederlander binnen met een fototoestel. Ze wilden me fotograferen. Wat ik uit hun gesprek kon halen was dat zij die foto aan mijn vader zouden laten zien. Ze zouden dan tegen hem zeggen: let er wel op, als je weer ontsnapt, dan hebben we je dochter. Ik was doodsbang

Sprokkelhout

Een paar jaar terug heb ik een stevige schutting van mijn buurvrouw tot sprokkelhout vertrapt. Op dat moment wist ik niet wat ik deed en ook niet waarom. Later besefte ik dat het me deed denken aan het kamertje in onze tuin waar ik zo doodsbang ben geweest.

Emmy (dochter) met Mientje ten Dam-Pooters (verzetsstrijdster) bij de herdenking