Het begin

van Halle en de molen

De Bocholtseweg

Nu een onbeduidende zandweg tussen Halle en Zelhem. Het is nauwelijks voor te stellen dat deze weg ooit onderdeel is geweest van een belangrijke handelsroute vanuit Duitsland, richting het westen van ons land.  Het ontstaan van die weg is te danken aan wat nu de Halse Rug wordt genoemd. We zijn hier in wat al heel lang het lage midden van de Achterhoek wordt genoemd. Een uitgestrekt gebied met hier en daar wat hogere zandruggen en zandbulten. Met daar tussen vooral moerasachtige veengebieden. Die vochtig bleven, door het geringe verval en de ondoorlaatbare ondergrond van leem en oer.  Eigenlijk was er maar één manier om met droge voeten door dat gebied te komen. Een zandrug die later de naam Halse Rug zou krijgen.

Een zandrug van Aalten  via de Vennebulten en de Hallerdijksbulten naar Halle, om vervolgens in de buurt van de Kappenbulten af te buigen richting Hengelo en daar, verderop  op te lossen in het landschap. 

Op de Halse Rug ligt nog wat oorspronkelijke natuur, de Vennebulten, Hallerdijksbulten en de Kappenbulten. Misschien vroeger niet ontgonnen omdat het te bewerkelijk was en te weinig opleverde. En misschien was het behoud van een paar voorraden "bultenzand "ook wel interessant voor onze voorouders. 

Hoe het er zo'n duizend jaar geleden uitzag in Halle weten we niet. Misschien als op oude schoolplaten, zoals deze.

De eerste Hallenaren

Eeuwenlang trokken over de  Halse Rug alleen maar reizigers. Tot een aantal van die reizigers dat de conclusie kwam dat het nergens mooier was dan hier. Ze besloten te blijven en bouwden een (in onze ogen) primitieve nederzetting op de flank van die  zandrug.   

Wanneer onze voorouders zich hier blijvend hebben gevestigd is niet bekend. In elk geval waren ze er al wel omstreeks het jaar 1050. Want toen wordt Halle al genoemd in de boekhouding van het klooster Werden in Duitsland. 

Omstreeks het jaar 1380 komt er duidelijker  bewijs voor het bestaan van een nederzetting genaamd Halle. In de belastinglijsten van klooster Werden komen we boerderijnamen tegen  als Obbekinch, Essekinch, Assinch en Jolinch. Voor wie minder bekend is in Halle, deze boerderijnamen vinden we nog steeds op de flank van wat we in Halle de enk noemen. In de strook tussen de Halseweg en de daaraan parallel lopende Pluimersdijk.


Hier stonden ongeveer duizend jaar geleden de boerderijen die worden genoemd in de belastinglijsten van klooster Werden. Een (ingekleurde)foto uit 1957 van de Nederlandse Heidemaatschappij

Detail uit het boek over een fort in Halle

Fort, tolpost en herberg Landeweer

Ooit zou er een fort zijn geweest in Halle. Maar ondanks veel gewroet in de grond is het bewijs ervoor nooit gevonden.

Wel is zeker dat er een tolpost met bijbehorende herberg is geweest, de Landeweer.

In 1831 woonde op de Landeweer een familie Becking. 

Een pagina uit het boek over de tolpost en herberg De Landeweer

25 augustus 1848

Vele eeuwen zal er in de buurtschap Halle maar weinig zijn veranderd. De boerderijen op de flank, de Hessenweg en de schapen op de heide. Later kwamen er een school en misschien wat nieuwe boerderijen. Maar die bleven allemaal op de flank. Boven op de enk bleef het leeg tot het jaar 1848.  

In dat jaar werden er bij de overheid drie verzoeken ingediend voor een windmolen in Halle . De vergunning ging naar de Jacobus C. Horsting die destijds op de Landeweer woonde. Deze Horsting was afkomstig uit een familie van onder meer molenaars en regenten in Doetinchem en omgeving.  Door zijn huwelijk met de dochter  Hendrika van herbiergier Becking was hij in 1831 op de Landeweerd komen wonen.

Een windmolens bouw je op de plek waar veel wind is,  dus boven op  de enk. Op een akker die toch al eigendom was van de familie Horsting/Becking. Op 25 augustus 1848 mocht Hendrika J. A. Horsting-Becking de eerste steen plaatsen. 





Misschien één van de oudste foto's van de molen. In elk geval gemaakt na 1907, want rechts staat al het omstreeks 1907 gebouwde Mulderhuis.