Een tiedlang
schaalvergroting
schaalvergroting
In de jaren vijftig en zestig begon de landbouw in ons land in hoog tempo drastisch te veranderen. Alles draaide om schaalvergroting, die moest er komen en die kwam er ook. Een paar cijfers van het CBS over de periode 1950 - 2016:
In 1950 had een doorsnee rundveehouder 13 koeien. In 2016 was dat 160 koeien.
Een gemengd bedrijf had in 1950 zo'n 7 varkens. In 2016 had een bedrijf met vleesvarkens gemiddeld 1.600 varkens.
De oppervlakte van een boerderij bedrijf groeide in die periode van nog geen 6 ha tot meer dan 32 ha.
Daardoor verdwenen de periode 1950 -2016 zes van de zeven landbouwbedrijven.
Al in 2007 signaleerde het Planbureau voor de Leefomgeving dat steeds meer boerderijen aan een tweede leven begonnen als burgerwoning.
Ook deze boerderij op de achtergrond, in Westendorp veranderde in een woonboerderij.
De schaalvergroting in de landbouw had ook grote gevolgen voor de molenaars. De boeren die bleven kwamen niet meer naar de molen. De molenaar moest bezorgen, steeds grotere hoeveelheden op steeds minder boerderijen. Dat vroeg om andere manieren van transport en opslag. Technische ontwikkelingen maakten dat mogelijk. Paarden werden vrachtauto's, meelzakken werden meelsilo's.
Al eerder had menige molenaar ontdekt dat de tijd dat een molenaar alleen maar graan hoefde te malen voorbij was. Een advertentie uit de jaren dertig.
Zo'n 100 jaar geleden had Coops nog drie werkpaarden.
Van de knecht werd destijds vooral verwacht dat hij vooral geschikt was om een paard om te gaan.
Tien jaar later kregen paarden steeds meer concurrentie van vrachtauto's.
En die vrachtauto's moesten steeds groter worden om de groeiende hoeveelheden zakken te kunnen vervoeren.
Zo ging het ook bij de firma Doorspiek.
De meelzakken werden vervangen door silo's en bulkwagens. En ook die bleven groeien.
En ook de silo's bij de klanten werden steeds groter.
De transportmogelijkheden maakten lokale aanwezigheid overbodig. Bovendien werd het benodigde machinepark steeds complexer en duurder. Daarom werd produceren op slechts één plek onvermijdelijk. Zeker ook in verband met de benodigde opslagcapaciteit in grote silo's.
De gevolgen waren enorm. De firma Coops sloot de filialen en concentreerde alles in Halle.
De molenaars in Halle-Nijman en Halle-Heide beëindigden hun bedrijven. En de coöperatie in Zelhem sloot het filiaal (en winkel) in Halle.
Over al die veranderingen en de gevolgen gaat het vooral in deze beide hoofdstukken van het boek.
Ook coor de consumenten veranderde er heel heel veel. Omstreeks 1960 telde het dorp Halle zes kruideniers/bakkers plus nog twee in Halle-Nijman en één in Halle-Heide. Maar toen de mensen mobiel werden veranderde het koopgedrag en het gevolg was dat ze allemaal zijn verdwenen.
In 2022 ging de laatste kruidenierszaak in Halle, Buurt Super Hesselink ook dicht.
Met bovenstaand lijstje beperken we ons tot de kruideniers/bakkers, omdat die verwant zijn aan de molenaars. Maar zij waren niet de enigen. Smederijen, fietsenmakers, schilders, meubelzaken, de Rabobank, het Kruisgebouw en nog meer, ze kwamen maar verdwenen ook weer.
Super Hesselink te koop op de makelaarsite Funda
In 2016 hadden de acht grootste voerleveranciers in Nederland samen een marktaandeel van ongeveer 85%. Waarbij de grootste drie samen al 63% hadden.
In 2016 werd al verwacht dat het daar niet bij zou blijven. Vakblad Boerderij schreef in dat jaar: ‘Spelers in de markt denken niet dat de ‘consolidatieslag’ voorbij is, en enkele recente kleine overnames tonen aan dat niet alle middelgrote en kleine mengvoerbedrijven kunnen standhouden. De graanmarkt is steeds risicovoller, productontwikkeling wordt steeds belangrijker (maar ook duurder) en de grote spelers hebben logistiek een voorsprong.’
Was het voor een relatief klein bedrijf als de firma Coops verantwoord om te proberen zelfstandig te blijven? Ook daar gaat het over in deze beide hoofdstukken van het boek.