Gedachten

Wist je dat (faal)angst ontstaat door gedachten die we hebben over iets wat er gebeurt of nog gaat gebeuren? Deze gedachten zijn grotendeels negatief omdat de leerlingen denken dat ze iets niet gaan kunnen. Bovendien hebben deze gedachten dan ook invloed op hoe de leerlingen zich gaan voelen. 

Wij als leerkracht kunnen hier samen met de leerlingen aan werken om de negatieve gedachten om te zetten in helpende gedachten. Aan de hand van de 4 G methode kunnen we de manier van denken veranderen, waardoor de leerlingen minder last zullen hebben van de angst om te falen en waardoor de situaties ook leuker worden voor de leerlingen. De 4 G's staan voor: Gebeurtenis, Gedachte, Gevoel en Gedrag. 

Gebeurtenis: Beschrijf de situatie. Wat gebeurt er?

Gedachte: Wat denk je bij deze situatie?

Gevoel: Wat voel je? Welke emotie voel je?

Gedrag: Wat doe je? 

Hieronder vindt u een document waarmee u aan de slag kan gaan in de klas met de leerlingen met faalangst. In het document staat het 4 G's schema. Laat het door de leerling invullen. Stel daarna volgende vragen aan de leerling: Is de gedachte die je hebt helemaal waar? Helpt deze gedachte mij om beter te presteren? Als de leerling op deze vragen 'NEE' heeft geantwoord, is de gedachte niet positief. Probeer vervolgens samen met de leerling de negatieve gedachte om te zetten naar een helpende gedachte bij dezelfde gebeurtenis. Je zal zien dat de gedachte invloed heeft op het gevoel en het gedrag. Probeer dit dagelijks met de leerlingen te doen, zo gaan de negatieve gedachten het snelst verdwijnen. Dit omdat de leerlingen hun helpende gedachten ook meer gaat geloven.