Alle aandacht gericht op de Nederlandse grens
De aanwezigheid van de Duitse troepen in Lommel tijdens de Eerste Wereldoorlog richtte zich vooral op de bewaking van de grens met het neutrale Nederland. Immers, via Nederland en van daaruit over zee met een eventuele tussenstop in Engeland kon contact gelegd worden met het laatste stukje onbezet België, achter de IJzer. De grens met Nederland speelde daardoor een zeer belangrijke rol in de smokkel van personen, goederen, brieven en informatie.
Een uitsnede van de kaart 'Grenzzaun van Aachen-Antwerpen', voorstellend het Limburgse grensgebied, waarop het tracé van de dodendraad staat getekend. (Collectie M. Stevens uit Dilsen-Stokkem)
Een elektrische draad
In april 1915 begonnen de Duitsers met de aanleg van een elektrische draadversperring om de grens met Nederland af te grendelen. De grens werd afgesloten met drie draadversperringen die naast elkaar liepen. De twee buitenste, op een afstand van 1 tot 2 meter van de middelste draad gespannen, vormden een bescherming van de middelste draad en een bijkomende hindernis. Alleen de middelste draadversperring was dodelijk geladen met een hoogspanningsdraad van 4.000 tot 8.000 volt. Vanaf 14 augustus 1916 werd de draad geladen. Het 'passeren' van 'den draad' om personen, goederen en inlichtingen te smokkelen werd een stiel voor echte specialisten, 'passeurs' genaamd.
Schema van de elektrische versperring aan de Nederlands-Belgische grens tussen Bergeijk en Lommel (1915-1918). Zie ook: Lombard, L., 'Zone de Mort', Editions Vox Patriae, Stavelot, s.a., p. 28.
Boerderij van de familie Dijkmans. (Collectie Erfgoed Lommel)
Op sommige plaatsen kon je via een poort in de draad de grens oversteken. In Lommel kon dit enkel via een poort op de grensovergang, gelegen op de Gestelsedijk. De Luikersteenweg was volledig versperd. Op deze foto van de boerderij van de familie Dijkmans, aan de grensovergang Lommel-Bergeijk op Lommels grondgebied, is duidelijk de elektrische draadversperring te zien.
Halt ... of ik schiet!
De elektrische draadversperring werd bewaakt door Duitse soldaten. Aanvankelijk werd er door ruiterij-eenheden langsheen de draad gepatrouilleerd. Aan weerszijden van de draadversperring was daartoe een patrouillepad vrijgemaakt. Dag en nacht liepen of reden Duitse bewakers patrouille over dit pad, per fiets, paard en auto. Langs het hele traject stonden telefoonpalen opgesteld met het oog op communicatie en om alarm te kunnen slaan als iemand probeerde de draad te passeren.
Later werden ook wachthuizen ('Blockhaus') opgericht waarin soms veertig reservisten (Landsturm) gelegerd werden, meestal oudere mannen. In deze wachthuizen was een heel systeem van signaallampen aangebracht, dat iedere aanraking met de draad onmiddellijk aangaf. Bij eventuele openingen in de draad ter hoogte van rivieren en spoorwegen, was een permanente bewaking ingericht.