Jeugdvriendelijke participatie

Met een brede groep betrokkenen aan de slag gaan rond de participatie van kinderen en jongeren, dat vraagt een gedeelde basis van waaruit we vertrekken. Daarom startten we in dit project met een synthese-oefening: welke visies bestaan er op participatie? En welke elementen vinden we doorslaggevend vanuit een kind- en jeugdvriendelijke bril.

Die oefening bracht ons tot een venndiagram met 3 onderdelen, die elk apart bijdragen aan participatie. Samen versterken ze het verhaal van jeugdvriendelijke participatie.

Om het met een metafoor te duiden:

De basisprincipes vormen de poten van de je werktafel. Als alle poten er zijn, kan je stabiel werken. Dat maakt het makkelijker om een goed project af te leveren. De kwaliteitscriteria zijn de materialen waarmee je aan de slag gaat. Met goede werktuigen vergroot je opnieuw de kans op een goed afgewerkt verhaal. Maar een degelijke tafel en de juiste instrumenten zijn niets zonder een goede stielman of -vrouw. En daar komt de grondhouding in beeld.

Anders gezegd: de inzet op elk deeltje is een stap vooruit en draagt bij aan kwalitatieve participatie, met het centrum als ultieme ambitie: jeugdvriendelijke participatie.

Hoe lees je dit kader nu best?

Basisprincipes

We starten vanuit een aantal basisprincipes. Deze voelen enerzijds aan als evidenties, maar blijken anderzijds in de praktijk soms naar de achtergrond de schuiven. Probeer ze steeds goed in beeld te houden. Ze zijn de poten onder je werktafel. Laat er eentje weg en het wordt wiebelen om je plan uitgewerkt te krijgen.

De stem van kinderen en jongeren is een meerwaarde

Kinderen en jongeren kijken vanuit hun eigen ervaring naar de wereld rondom. Ze zijn nog niet gebonden aan referentiekaders en vastgeroeste hokjes in hun denkprocessen. Hierdoor zijn ze empathisch, creatief en zo heerlijk eerlijk. En toch schuiven we hun input vaak opzij, omdat ze die op een andere manier binnenbrengen, omdat er andere belangen op tafel liggen, omdat ze antwoorden op de vraag waarvan we nog niet weten dat we ze hebben.

Hier vind je een reeks argumenten om jezelf en collega's van die meerwaarde te overtuigen.

Participeren is een recht

In een kind- en jeugdvriendelijk perspectief vormen kinderrechten altijd het vertrekpunt. In dit geval vertrekken we dan ook vanuit het recht op participatie. Elk kind en elke jongere heeft het recht om zich te laten horen, om een mening te uiten en om gehoord te worden. Wij hebben dus de plicht om te luisteren naar kinderen en jongeren.

Leg de mening en de belangen van kinderen en jongeren dus mee in de schaal en laat ze minstens even hard doorwegen als de belangen van andere groepen. Zet kinderen en jongeren ook niet op een eilandje - doe dat niet in je ontwerp, maar ook niet in het voorafgaand proces. Verbind de input van kinderen en jongeren met die van de andere groepen, verbind hen met de samenleving - ze zijn hier zelf vragende partij voor.


Participatie is betrokkenheid mogelijk maken

In essentie draait participeren om betrokken zijn. Participatie opzetten is in dezelfde lijn dan betrokkenheid mogelijk maken, anderen betrekken bij je werk. Dit houdt ook in dat mensen die betrokken zijn op een plek of thema niet noodzakelijk de mensen zijn die betrokken worden in een planningsproces. En dat plaatst jou in een soort machtspositie: jij bepaalt immers mee wie wel en wie niet betrokken wordt. Ga hier dus bewust mee om (zie ook bij grondhouding).

Participatie begint en eindigt altijd met informeren en terugkoppelen, ook als je verder geen actieve participatie opzet/verwacht. Verwacht je wel actieve bijdrages van kinderen en jongeren, geef je hen een plek aan de tafel, dan wordt het des te belangrijk om te informeren en terug te koppelen. Deelnemers moeten immers alle nodige informatie krijgen (en dat liefst op maat van hun kunnen en begrijpen) om een eigen mening te vormen.

Daarnaast betekent participeren lang niet alleen 'praten'. Participatie kan gaan van signaleren en consulteren over mee nadenken tot mee beslissen. Ook mee doen, uitvoeren en beheren zijn vormen van participatie, van betrokkenheid.

Naar de mening van kinderen en jongeren vragen, hen mee laten denken of beslissen houdt ook het engagement in om iets met die input te doen. Het getuigt van respect en erkenning voor de waarde van de mening en de persoon om input niet zomaar aan de kant te schuiven. Vormen van schijnparticipatie zijn vanuit diezelfde lijn dan ook not done.


Over het leven van kinderen en jongeren

Wanneer is het nu van belang om kinderen en jongeren actief te betrekken in plannings- en ontwerpprocessen? Het gaat immers vaak om abstracte en conceptuele oefeningen, waarbij het niet altijd evident is om de kern simpel uit te leggen. Ons antwoord is dan stellig: 'bij alles dat impact heeft op het leven en de concrete leefwereld van kinderen en jongeren'. En als je daar op doordenkt, dan besef je al snel dat dat heel vaak het geval is - ook wanneer het over abstracte RUPs gaat.

De impact die je hebt, gaat bovendien ruimer dan de dichte leefwereld van kinderen en jongeren. En net dat maakt het soms moeilijk om die betrokkenheid op een kwalitatieve manier te realiseren. Hoe laat je hen mee nadenken over de planning van een industriegebied waar ze misschien zelf niet vaak zullen komen, ook niet meteen voeling mee hebben, maar dat wel de kwaliteit van hun leefomgeving kan beïnvloeden? Dit kan door te variëren in je aanpak en in de vorm van betrokkenheid waarop je inzet (zie ook hierboven).


Kind- en jeugdvriendelijke ambities voor het ontwerp

Een goed participatietraject opzetten voor een project dat in haar uitwerking niet goed is voor het opgroeien en leven van kinderen en jongeren kan nooit kind- en jeugdvriendelijk zijn. De inhoud en de ambities van plannings- en ontwerpprocessen moeten zelf streven naar rechtvaardigheid en duurzaamheid, voor diverse groepen. Er moet aandacht zijn voor de nodige basisvoorzieningen, voor ontplooiingskansen, voor toegankelijkheid op diverse vlakken. De lat moet inhoudelijk hoog genoeg liggen, om ook in het participatieproces van kind- en jeugdvriendelijkheid te kunnen spreken.
Kortom: ontwerpers en planners mogen zeker met visie en ambitie aan de participatietafel komen zitten.

Benieuwd hoe je de inhoudelijke lat kan bewaken en bijsturen? Lees hier onze tips.

Kwaliteitscriteria

Nu we een stabiele tafel hebben, zorgen we ervoor dat ook we ook het werkblad optimaal kunnen gebruiken. We schuiven een zevental kwaliteitscriteria naar voor. Je zal meteen zien dat het niet om voorbeelden van methodieken of praktijken gaan. Elk participatieverhaal ziet er anders uit en kunnen we dus niet in een vast stramien gieten.

Wel kunnen we zorgen dat je de juiste pennen, latten en benodigdheden hebt om de participatie uit te tekenen.


Transparantie

We hebben het hier dan niet over grote glaspartijen, of doorkijk in een ruimte. Wel gaat het hier over een open communicatie, over het project, over wie betrokken is, over eventuele obstakels in het parcours en over wat er gebeurt met het verzamelde materiaal. Transparant zijn in het proces betekent dus ook aangeven wanneer en waarom er vertraging is, welke keuzes gemaakt zijn en waarom,...

Door van bij aanvang transparant te zijn over de grenzen van een project (geografisch, budgettair, wettelijk,...) maak je het voor participanten duidelijk wat ze mogen verwachten, welke rol ze te spelen hebben in het verhaal en hoe hun inbreng meegenomen zal worden.


Focus op collectieve belangen

Een obstakel waar heel wat professionals op botsen is het samenbrengen van de individuele meningen, wensen en belangen. Dat die van kinderen en jongeren evenveel moeten doorwegen, brachten we eerder al aan. Maar hoe ga je nu aan de slag met al die verschillende, botsende, uiteenlopende en soms compleet tegengestelde ideeën? Dat doe je door te focussen op het collectieve niveau, maar niet vanuit een consensus idee. Het gaat niet om een compromis vinden dat voor iedereen ok is (want bij een compromis is niemand helemaal tevreden), wel om het afwegen van de verschillende belangen die meespelen. Dat collectieve niveau is niet zomaar een verzameling van individuele belangen, maar wel een oefening waarbij keuzes gemaakt worden in functie van (onder andere) rechtvaardigheid en duurzaamheid. De keuze om parkeerplaatsen in een straat te vervangen door een afgescheiden fietspad zal voor een aantal individuele bewoners niet de voorkeur hebben, maar het komt de globale veiligheid en leefbaarheid van die straat wel ten goede. Die afweging mag geen pure rekensom worden tussen het aantal mensen dat ergens voordeel uit haalt. Inzetten op overdekte plekken waar mensen in dak- en thuisloosheid kunnen schuilen, of voldoende bankjes zodat ouderen kunnen uitrusten, zijn maatregelen gericht op een kleine groep, maar die wel vanuit een collectief perspectief zorgen voor een betere samenleving.


Op maat van de groep(en)

'Op maat werken' is ondertussen tot een boutade geworden, iets dat we makkelijk zeggen maar niet altijd doen. Toch is het één van de belangrijkste tools om tot kwalitatieve participatie te komen. Als je kinderen en jongeren wil betrekken, moet je de inhoud en jouw vragen op zo'n manier brengen dat zij er mee aan de slag kunnen, je moet de nodige info aanbrengen in een format dat voor hen vatbaar is. Dit is niet hetzelfde als inhoud versimpelen of verkleuteren. Het gaat wel over het aanbrengen in een vorm die aansluit bij hun kunnen.


Vanuit vrijwillige deelname

Een kwaliteitscriterium dat in de praktijk al eens voor wat uitdagingen zorgt. Wat als je via scholen werkt? Of wat als er niemand afkomt op een participatiemoment? En wat als je een langer traject wil lopen, mag je dan engagement vragen?
Geef kinderen en jongeren altijd de ruimte om te kiezen of ze deelnemen, ook in klascontext. Hun intrinsieke motivatie, dat ze zich betrokken voelen op het thema is een belangrijke sleutel tot succes van een participatietraject. Besef ook dat 'niet willen meedoen' meteen al een vorm van een signaal is. Geef die ruimte en leer hier ook uit.
Vind je het essentieel dat kinderen en jongeren deelnemen, probeer dan die motivatie en die betrokkenheid aan te wakkeren en te stimuleren - laat zien waarom je hun input belangrijk vindt, hoe ze bijdragen aan groter plaatje en hoe jouw werk ingrijpt op hun leven en leefwereld.
Onthoud bovendien dat vrijwilligheid niet hetzelfde is als vrijblijvendheid. Je mag gerust vragen dat deelnemers zich engageren voor een volledige sessie of voor een langer traject. Zolang je hier transparant over communiceert, mag je dat gerust vragen van kinderen en jongeren.


Met aandacht voor wie je wel of niet bereikt

Eerder wezen we er al op dat 'betrokken worden' en 'betrokken zijn' verschillende zaken zijn. Het is in een participatietraject niet altijd gemakkelijk of mogelijk om alle groepen die zich betrokken voelen ook effectief te betrekken, omwille van praktische beperkingen (tijd, budget,...), maar ook omdat we niet altijd zicht hebben op wie zich betrokken voelt op een plek of project.

Bewust de oefening maken wie er wel en niet betrokken wordt, wiens stemmen je daardoor mist, of een extra inspanning wenselijk en haalbaar is,... is in deze het belangrijkste instrument.

Zoek in deze oefening het evenwicht tussen de macht van het getal en het belang van diverse perspectieven. Eerder dan 200 leerlingen van eenzelfde richting of school te bevragen, is het soms zinvoller om 100 kinderen en jongeren te bevragen via scholen, jeugdverenigingen, op pleintjes, aan een bushalte,... om zo meer diverse leefsituaties en dus belevingen en ervaringen te capteren.


Met oog voor veiligheid en ondersteuning

We doelen hier in eerste instantie niet (louter) op fysieke veiligheid, wel op mentale en emotionele omkadering. In een participatietraject vragen we naar hun ervaringen, beleving en naar hun mening. Ze moeten zich op hun gemak kunnen voelen. Voor kinderen en jongeren die in moeilijkere situaties opgroeien, kan dit immers pijnlijke herinneringen naar boven brengen, of kan het zorgen voor een soort bewustwording van hun situatie. Een kwalitatief participatietraject heeft oog voor een goede voorbereiding en een vorm van nazorg van de betrokken deelnemers.

Op vlak van fysieke veiligheid willen we hier vooral een pleidooi houden voor het belang van experiment en het zelf doen en maken. Samen met kinderen en jongeren maquettes maken met cuttermessen, hen zelf banken voor op het pleintje laten maken met schroefmachines,... vragen handelingen die een bepaald risico inhouden. Scherm kinderen en jongeren hier niet volledig van af, maar ondersteun en begeleid hen in die activiteiten. Leer hen bomenklimmen, leer hen hoe ze verantwoord een boormachine kunnen gebruiken, leer hen risico's inschatten in plaats van ze te vermijden.

Grondhouding

Een goede werktafel en kwalitatief materiaal zijn niet voldoende om tot een goed eindproduct te komen. Je hebt iemand nodig die er de juiste dingen mee doet. De grondhouding vormt daarom het derde element in dit kader. Eigen aan een grondhouding is het ethische karakter ervan. Dat betekent tegelijk dat de elementen hieronder ambigu zijn en ruimte laten voor contextgericht handelen. Daarmee vormt dit luik het moeilijkste van de drie om te vertalen in concrete handvatten. We doen hieronder een aanzet, maar neem vooral de tijd en ruimte om die voor je eigen situatie en praktijk te concretiseren.

Respectvol en divers-sensitief

Benader partners, bewoners, deelnemers steeds met het nodige respect. Besef dat je hen nodig hebt om je project te doen slagen. Onthoud tegelijk dat wat 'respectvol' is, verschillend ingevuld wordt, al naargelang eerdere ervaringen, achtergrond en persoonlijkheid. Sta stil bij je eigen referentiekader en durf je op dit vlak ook kwetsbaar op te stellen: het wordt vaker meer geapprecieerd als je aangeeft niet te goed te weten waar gevoeligheden liggen. Geef mensen ruimte om die aan te kaarten en neem dit mee in de verdere aanpak van je project.

Graag wat extra info en materiaal hierrond? Check dan zeker het materiaal dat Agentschap Inburgering en Integratie uitwerkte.

Rekening houden met de stakeholders waarmee je aan de slag gaat, betekent ook je taal aanpassen. 'Taal' zien we heel breed: het gaat ook over vakjargon vermijden, werken met beeld en audio, gedrag en acties... Breng je inhoud over op een manier die begrijpbaar en bevattelijk is voor de aanhoorder. En probeer hun 'taal' ook te begrijpen. Kinderen en jongeren laten door hun acties en gedrag zien hoe ze een ruimte ervaren - 'luister' dus ook naar die signalen.

Anticipeer tot slot op de weerstand die tijdens het project zal bovendrijven. Probeer de weerstand te begrijpen en probeer van daaruit in gesprek te gaan en eventueel zinvolle input mee te nemen.


Beslissingsruimte uit handen geven

Van bij de start van dit project botsten we op de vraag hoe participatie en beslissingsruimte zich tot elkaar verhouden. Vanuit cocreatie-standpunt is gedeelde beslissingsmacht een evidentie, vanuit ons gangbare (representatieve) democratisch bestel kan je dan weer argumenteren dat we onze beslissingsmacht afgeven aan lokale mandatarissen.

'De waarheid' en de realiteit zullen daar ergens in het midden liggen. We verkiezen inderdaad om de zoveel jaar wie ons bestuurt, zowel lokaal als op Vlaams en nationaal niveau. Maar dat wil niet zeggen dat er daarom geen beslissingsruimte kan 'teruggegeven' worden. Er zijn heel wat evoluties, onverwachte elementen en zaken waarover niets in bestuursakkoorden staan, die toch een vorm van interventie - al dan niet aangestuurd vanuit politieke hoek - vereisen. In die situaties is het goed om een deel van de beslissingsruimte ook bij ambtenaren, ontwerpers en burgers te leggen. Voor kinderen en tieners geldt bovendien dat ze nog geen stemrecht hebben en dat dit vaak hun enige vorm van betrokkenheid bij het beleid vormt.

Beslissingsruimte delen of uit handen geven is geen zwart-wit verhaal. Het is zeker mogelijk en wenselijk om rond bepaalde vragen of elementen de beslissing samen te nemen, terwijl andere zaken wel op voorhand of door een beperkte groep actoren worden vastgelegd. Hier helder en transparant over communiceren is dan de boodschap (zie ook bij Kwaliteitscriteria).


Proactief en zoekend naar kansen

We bouwen in dit kader voor een deel ook het ideale scenario op. De realiteit legt onvermijdelijk beperkingen op aan de mogelijkheden voor participatie van kinderen en jongeren. Het kan dan gaan om budgettaire beperkingen, korte tijdsspannes, of beleidskeuzes die hier weinig ruimte voor laten.

Maar dat wil niet zeggen dat er in een moeilijke realiteit niets mogelijk is. Er zijn altijd kansen om participatie op te zetten of te realiseren - hoe klein ook. De kunst zit er in om die kansen te zien en optimaal te benutten.

  • Komt er een collega van de dienst ruimte om stiften op de jeugddienst? Vraag dan wat de plannen zijn, misschien kan je wel aanhaken of hen ondersteunen.

  • Is er geen ruimte voor een groot participatieluik, maar wel voor extra aanbod in de buurt van het nieuwe project? Gebruik het aanbod dan om input te verzamelen - ook informele babbels kunnen heel waardevol zijn.

Soms gaat het ook over overtuigen en over taalgebruik. Zoek naar de argumenten die de actoren aan de knoppen kunnen overtuigen. Werk met cijfers, met verhalen, met ervaringen van experten,... zoek wat nodig is.


Soorten kennis en kapitaal

Richard Sennet schreef in zijn boek 'Stadsleven' (2018) het volgende:

"De stedenbouwkundige moet de stedeling niet dienen, maar met hem samenwerken:
hij mag kritisch zijn op hoe mensen leven, maar moet ook kritisch blijven op wat hij zelf bouwt"


Hiermee wees hij op het belang van aanvullende expertise, naast die van de ontwerper. Een ontwerp dat geen rekening houdt met de eigenheid en de noden van een omgeving, zal zelden tot het voorziene gebruik leiden. Ook in onze gesprekken kwam de zoektocht naar voor: hoe verenig je de ervaringskennis van bewoners met de ontwerp-expertise van planners en ontwerpers?

Het beginpunt is het erkennen van de waarde van beide soorten kennis. Het gaat om verschillende expertises die beide nodig zijn om tot een goed plan te komen. Voeg ook bestuurlijke kennis, kennis over verschillende beleidsthema's en het besef dat kinderen, jongeren, volwassenen en ouderen een hele andere basis aan ervaringskennis opbouwen en dan zie je de rijkdom die zo'n benadering kan opleveren. Tegelijk maakt dat het plannings- en ontwerpproces ook enorm uitdagend: hoe verbind je al die vormen van expertise in één ontwerp? Daarvoor grijpen we terug naar ons kwaliteitscriterium 'zet in op de collectieve belangen' (zie hierboven).

Kennis en expertise vormen zo een extra bron van kapitaal die je kan inzetten in een project. Als je dit principe doortrekt, dan kan je ook aan de slag met lokale ambachtslieden en ondernemers. Een lokale schrijnwerker of tuinaannemer betrekken, zorgt voor draagkracht en voor lokaal eigenaarschap. Je kan zelfs aan de slag met de lokale beroepsgerichte scholen. Waarom geen klas mechanica inschakelen voor een project?


Stel het proces in vraag

Dit is zowat het moeilijkste aan een goede grondhouding, omdat het een continue noodzaak is om kritisch en reflectief naar een project te kijken. Wil je dat goed doen, moet je bij elke stap nadenken of je de goede zaken doet en of je de zaken ook goed doet. Je stelt daarbij zowel jezelf, het proces als het resultaat in vraag.

Zaken in vraag stellen, wil niet zeggen dat je automatisch ook alles overboord moet gooien. Het is wel een manier om te monitoren of je on track zit, of je de nodige groepen mee hebt in je verhaal en of de gemaakte keuzes om de juiste redenen gemaakt werden. Het is met andere woorden een goede reflex om regelmatig een stapje terug te zetten en te kijken naar wat er rondom jou gebeurt.


Wil je graag enkele reflectievragen als leidraad? Check dan zeker Maak Samen Tijd Vrij, waarbij Bataljong 7 handvatten voor ethisch samenwerken - met bijhorende reflectievragen uitwerkte.


Zoekend naar verbindingen en naar samenwerking

Je zal waarschijnlijk al gezien hebben dat we doorheen dit kader heel hard de kaart trekken van samenwerken en evenwaardig partnerschap. Om goed samen te werken, is blijvende inzet nodig en moet je op zoek gaan naar wat jullie verbindt. Het gaat niet enkel over een kosten-batenanalyse, maar wel het besef dat jullie elk vanuit jullie eigen positie en perspectief streven naar hetzelfde doel: een betere omgeving voor iedereen.

Zoek dus actief de verbindingen op, investeer in elkaar en beschouw participatie als een vorm van samenwerking met buurtbewoners, lokale middenveldorganisaties en andere stakeholders.


Coachend regisseren en proces begeleiden

We eindigen deze grondhouding met een aanbeveling over de rol die een lokale ambtenaar in dit proces kan spelen. Je hoeft immers niet alles zelf te doen en op te zetten. Het is wel jouw rol om partners samen te brengen en te verbinden én om de regie over het hele proces te behouden: wie is waar mee bezig en waar moet er bijgestuurd worden? Je neemt vanuit die rol dan vooral de positie van procesbegeleider in - een procesbegeleider mét heel wat kennis van zaken. Gebruik die kennis om het proces aan te sturen en vorm te geven.

Van kader over aanpak naar impact

Een vraag die ongetwijfeld al bij jou is opgepopt, is hoe dit kader nu in de praktijk tot betere participatie leidt. Er staan immers vooral visiematige elementen in, die niet altijd een concrete vertaalslag hebben. We schreven hier ook niets neer over methodieken, werkvormen,... Die keuze maakten we bewust, omdat elk proces en elke context nood heeft aan een aangepast plan en traject. We beseffen tegelijk dat een plannings- en ontwerpproces - zelfs met een kwalitatieve participatie-aanpak - niet zonder slag of stoot gaat. Je wordt geconfronteerd met onvoorziene uitdagingen, maar ook met grotere successen dan je verwacht had.

Dus kijk naar het project dat nu in de steigers staat en zet de drie brillen die we beschreven op:

  • Zijn er basisprincipes waar je geen rekening mee gehouden hebt?

  • Kan je proces de kwaliteitstoets doorstaan?

  • Hoe sta je zelf in het project? Wie neemt welke rol op? Zit je grondhouding goed?

Stuur in het proces bij waar nodig en zorg er zo voor dat je aanpak de impact van je project vergroot. Check zeker ook deze valkuilen en succesfactoren voor je aan de slag gaat.