Karel de Grote

Lang geleden begon de tijd van de ridders. Wie goed met een zwaard kon vechten en een paard had, kon ridder worden. De allersterkste en allerrijkste van alle ridders was Karel de Grote. Hij woonde in een kasteel in Aken. Iedereen noemde hem de Grote omdat hij erg groot was. De vader en moeder van koning Karel waren Pepijn de Korte en Bertruda met de Grote Voeten.

'Karel,' zei moeder Bertruda vaak tegen haar zoon, 'jij wordt nog eens de allergrootste koning van alle koningen.' En Bertruda kreeg gelijk: Karel was de grootste en sterkste koning van de Franken. Elk jaar stuurde hij zij ridders en soldaten op pad om nieuwe landen te veroveren. Vaak ging hij op reis om al zijn landen te bezoeken.

Op een dag kreeg Karel de Grote bezoek. Paus Leo stond voor de poort. Leo was de baas van alle predikers, monniken en bisschoppen en woonde in een paleis in Rome.


'Wat kan ik voor je doen?' vroeg koning Karel.

'Je moet me helpen,' smeekte paus Leo hem. 'Er zijn mensen die mij willen wegjagen.'

Koning Karel dacht na. Toen zei hij: 'Ik zal je helpen. Ik breng je veilig terug naar Rome. Mijn ridders zorgen ervoor dat je niets overkomt. Maar dan moet je wel iets voor mij terugdoen.'

'Wat dan?' vroeg paus Leo.

'Dat zul je wel zien.'

De koning en de paus reisden op hun paard naar Rome. Ze kwamen er veilig aan. Het eerste wat koning Karel in Rome deed, was een goudsmid bezoeken. Hij zei tegen de smid: 'Je moet een kroon voor mij maken. Een kroon van zuiver goud met edelstenen.'

De goudsmid deed wat de koning hem vroeg. Toen de kroon klaar was, ging koning Karel naar paus Leo. Hij liet de kroon zien en zei: 'Ik wil dat je me kroont.'

'Maar je bent toch al koning?' riep de paus verbaasd uit.

'Ik wil keizer worden,' zei de koning. 'En ik wil dat jij de kroon op mijn hoofd zet. Dan kan het volk zien dat ik de baas ben van alle koningen.'

Op kerstdag van het jaar 800 werd een groot feest gegeven in de Pieterskerk. Alle bisschoppen, ridders en koningen waren uitgenodigd. Paus Leo zette de gouden kroon op het hoofd van koning Karel. Toen was de koning een keizer geworden.

Keizer Karel de Grote bouwde in al zijn landen kastelen en paleizen. Ook in Nederland had hij een kasteel, het Valkhof in Nijmegen. Het viel niet mee om de baas te zijn in zo veel landen tegelijk. Hij was altijd onderweg en reisde van kasteel naar kasteel en van paleis naar paleis. Dan sliep hij hier, dan sliep hij daar. Wat hij graag wilde, lukte goed. Hij maakte van al die verschillende landen één groot rijk.

Alle ridders die de keizer hadden geholpen, kregen van Karel een stuk land te leen.

'Jullie mogen mijn land lenen,' zei de keizer. 'Maar dan moeten jullie mij wel iets beloven.'

'Wat dan?' wilden de ridders weten.

'Jullie moeten mij beloven dat jullie mij altijd zullen helpen.'

'Dat beloven we,' zeiden de ridders. 'We komen als u ons nodig heeft.'

Vanaf die tijd werden de kastelen van de keizer bewoond door ridders, die zich nu graven noemden: graaf van Gelre, graaf van Holland of graaf van Vlaanderen. Maar ze werden ook wel leenmannen genoemd, omdat ze hun land van de keizer leenden.

Keizer Karel liet ook scholen bouwen. Die waren voor de kinderen van de graven. De kleine graafjes en jonkvrouwtjes leerden lezen en schrijven en rekenen. Dan konden ze later ook graaf of jonkvrouw worden op het kasteel van hun vader en moeder. De keizer zelf kreeg ook kinderen. Natuurlijk kregen die ook bijnamen: Pepijn werd Pepijn met de Bult genoemd. En Lodewijk werd Lodewijk de Vrome. Toen Lodewijk een zoon kreeg, noemde hij hem naar zijn vader: Karel. Die kleinzoon van de keizer werd zelf later ook weer koning.

Ridders, graven, koningen, bisschoppen, paus en keizer, ze werden rijker en rijker. De gewone mensen hadden niets te vertellen. Hun kinderen gingen niet naar school. Ze moesten hard werken en iedereen gehoorzamen: de ridders, de graven, de koningen en de bisschoppen. En natuurlijk paus Leo en keizer Karel de Allergrootste.

En zo.... is het echt gebeurd.

Uit: Lang geleden- Arend van Dam & Alex de Wolf

Kijk naar het filmpje om meer te leren over Karel de Grote:

Aardrijkskunde opdracht bij Karel de Grote.docx